Rijkdom en ecologische crisis

Afbeelding van Peter H via Pixabay

Over het algemeen vindt onze samenleving armoede een probleem. We definiëren dan ook zoiets als een ‘armoedegrens’ om het sociaal beleid te kunnen oriënteren. Daar horen wel allerlei discussies bij over wat een voldoende voorziening voor levensbehoeften is, maar het staat in ieder geval op de maatschappelijke agenda. Iets als het bepalen van een ‘rijkdomsgrens’ met alle bijhorende vragen lijkt echter geen aandacht van onderzoek en beleid te krijgen. Dat stelt ook econoom en filosoof Ingrid Robeyns vast als uitgangspunt van haar essay Rijkdom. Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord?. Kunnen we een scheidslijn bepalen ‘tussen een goed en welvarend leven leiden enerzijds, en anderzijds zoveel hebben dat bijkomend inkomen geen verschil meer maakt voor je menselijke welzijn, ontplooiing en floreren?’ (p. 17). De aandacht voor grote rijkdom is daarbij meer dan louter afgunst op wat al te gemakkelijk als de eigen ‘verdienste’ van de betrokkenen wordt beschouwd. Er zijn wel degelijk maatschappelijk-ethische redenen om ons te bekommeren over grote rijkdom. De veronachtzaming daarvan wordt echter versterkt door een al enkele decennia dominant economisch paradigma dat – in tegenstelling tot de traditie – ethiek buiten de economie plaatst. Robeyns stelt daartegenover ‘dat rijkdom helemaal niet beperkt kan worden tot een persoonlijke kwestie, maar dat die door en door moreel en politiek is’ (p. 32).

We gaan hier niet in op alle argumenten die zij daarover ontwikkeld, maar vooraleer te focussen op de ecologische redenen vermelden we er twee, waar ook heel wat andere auteurs de laatste jaren op wijzen. Om te beginnen is er de mogelijkheid van het grote geld om de politiek te beïnvloeden en mogelijk te corrumperen, wat de democratie ondermijnt. Verder is er het probleem van de maatschappelijke ongelijkheid, terwijl aangetoond is dat een gelijkere verdeling van dezelfde rijkdom meer welzijn oplevert. Net het protest van de gele hesjes laat zien dat dit laatste argument pregnanter wordt in de context van een almaar groeiende ecologische schaarste.

Daarmee komen we bij het punt dat grote rijkdom niet verenigbaar is met onze ecologische plichten. Het gaat om de vraag in welke mate we de natuurlijke hulpbronnen van de aarde mogen gebruiken. Dat is geen punt dat pas door de recente ecologische beweging naar voor gebracht wordt. Ook John Locke, een van de vaders van het liberalisme, stelde in de 17de eeuw al dat we bij dat gebruik altijd genoeg moeten laten voor anderen, en wel van dezelfde kwaliteit. We moeten erkennen dat er vandaag niets minder waar is. Earth Overshoot Day, de symbolische datum waarop de mensheid alle natuurlijke hulpbronnen die de aarde in een jaar duurzaam kan produceren heeft opgebruikt, drukt ons daarbij nog eens met de neus op de feiten. Die dag viel dit jaar al op 28 juli, wat betekent dat we sinds vorige week op een vorm van ecologisch ‘krediet’ leven. Op jaarbasis gebruiken we 1,7 maal de mogelijkheden die de aarde biedt.

Spreken over ‘we’ of ‘de mensheid’ is hier echter misleidend omdat deze ecologische voetafdruk op een gemiddeld gebruik slaat, wat de grote verschillen tussen mensen verdoezelt. Om te beginnen viel Earth Overshoot Day voor België al op 26 maart, wat wil zeggen, dat als iedereen zou leven zoals wij Belgen, er maar liefst 4,1 aardes nodig zouden zijn om onze levenswijze aan te houden. Dat herinnert ons eraan dat de gemiddelde levenswijze in een ‘rijk’ land als België onhoudbaar is. Maar ook hier gaat het om een gemiddelde. We weten dat mensen die zich onder de armoedegrens bevinden niet aan dat gemiddelde participeren. Daartegenover consumeren rijke mensen meer, waardoor rijkdom een probleem vormt voor de ecologische gezondheid van de planeet. De grootte van de gemiddelde voetafdruk bij ons duidt echter aan dat niet enkel de extreem rijken hier een verantwoordelijkheid hebben. Ook de (hogere) middenklasse is betrokken partij (ook volgens Robeyns). Daarbij stelt zich het probleem dat leden uit de middenklasse zichzelf niet als rijk zien, wat hen zou ontlasten van bijzondere ecologische verantwoordelijkheden, hoewel ze die wel degelijk hebben.

Dit probleem van rijkdom wordt wetenschappelijk ondersteund door een recent overzichtsartikel over de invloed van rijkdom op de toestand van het milieu: ‘De welvarende burgers van de wereld zijn verantwoordelijk voor de meeste milieueffecten en staan centraal in elk toekomstig vooruitzicht op een terugkeer naar veiliger milieuomstandigheden. (…) Een overgang naar duurzaamheid kan alleen doeltreffend zijn als de technologische vooruitgang wordt aangevuld met ingrijpende veranderingen in de levensstijl.’ Daarbij kan men wel niet voorbij gaan aan de structurele context die de overconsumptie aandrijft. De superrijken komen dan wel bijzonder in het vizier omdat zij zowel bepalend zijn in het aansturen op verdergaande economische groei als in het opdrijven van de consumptienormen.

Dat economische groei nodig is om maatschappelijke behoeften te dekken, zowel op vlak van herverdeling als van milieu-investeringen, is vooralsnog een dominante opvatting. Het zijn echter vooral de rijken die daarvan profiteren, wat toch vraagt om een bijgesteld perspectief. Dat wordt bijvoorbeeld geboden door recent onderzoek naar de relatie tussen behoeftebevrediging met laag energiegebruik en een hele reeks sociaaleconomische factoren. Het onderzoek concludeert dat net overmatige winning van grondstoffen (extractivisme) en economische groei boven gematigde welvaartsniveaus samen gaan met een lagere behoeftebevrediging en een grotere energievraag. Dat economische groei gunstig is voor het menselijk welzijn wordt dus empirisch weerlegd. Daartegenover vinden de onderzoekers ‘dat factoren zoals de kwaliteit van openbare voorzieningen, inkomensgelijkheid, democratie en toegang tot elektriciteit samengaan met een hogere behoeftebevrediging en lagere energiebehoeften’. Deze bevindingen geven onmiddellijk indicaties over welk soort beleid ecologische en sociale kwesties tegelijk kan aanpakken.

Om beleid te kunnen voeren heeft de overheid inkomsten nodig, wat vaak als probleem wordt aangehaald. Maar als rijkdom vandaag de ecologische crisis verder aandrijft, wat zou er dan mis zijn met een grotere progressiviteit in ons belastingstelsel? En is het dan ook niet evident om de vermogens meer aan te spreken?

×
×

Winkelmand