Boekrecensie: Spektakeldemocratie, Thomas Decreus

Boekrecensie: Thomas Decreus, Spektakeldemocratie (Berchem: EPO, 2020, 120 p.)

Door Dany Neudt   

Met ‘Spektakeldemocratie’ levert Thomas Decreus, politiek filosoof en journalist bij Dewereldmorgen.be, een sterk boek af. Het is eerder een essay van 97 pagina’s in A5-formaat met genummerde alinea’s. Dit zorgt voor een logische opbouw. De erg toegankelijke schrijfstijl versterkt de leesbaarheid nog meer. Al is het zeker geen gemakkelijk boek. In het bijzonder het laatste hoofdstuk vergt intense leesconcentratie. Eerder verschenen van de auteur al ‘Een paradijs waait uit de storm’ (2013)[1] en ‘Dit is morgen’ (2015).

Het centrale uitgangspunt in ‘Spektakeldemocratie’ is dat de verkiezing van Donald Trump geen afwijking is, maar een logisch voortvloeisel uit de huidige werking van de democratie. De triomf van het ‘trumpisme’ is het voorlopig hoogtepunt van een langere evolutie. Thomas Decreus omschrijft het trumpisme, dat vanaf 2014 zichtbaar wordt, als een politieke stroming sui generis. Het is geen coherente ideologie, maar eerder een politiek genre dat flexibel plukt uit het conservatieve en extreemrechtse gedachtegoed. Het bouwt verder op de erfenis en de lessen van het vroeg-trumpisme van het Vlaams Blok, het Franse Front National, het Oostenrijkse FPÖ, …

Om het trumpisme te kaderen gaat Decreus terug in de tijd. Hij start bij de zogenaamde bourgeoisdemocratie uit de 19de eeuw. Enkel een kleine, elitaire groep had in de bourgeoisdemocratie iets in de pap te brokken. De arbeidersbeweging kwam hiertegen in het verweer en voerde een lange strijd om de democratie te verbreden. Uit die strijd kwam in de eerste helft van de 20ste eeuw de massademocratie voort. Deze massademocratie kenmerkte zich door een grote stabiliteit, maar had nog steeds een groot democratisch deficit. De antidemocratische tendensen uit de bourgeoisdemocratie waren grotendeels overeind gebleven: voor wie niet wit, bemiddeld of mannelijk was, bleef de deur gesloten. Daartegen ontketende zich in de jaren ’60 een revolte, wat resulteerde in situaties van onregeerbaarheid en een dreigende revolutie. Bij de heersende klassen ontstond op dat moment een consensus dat er een exces aan democratie was. Ze zetten een tegenoffensief in onder de vorm van de neoliberale globalisering. “De dominantie van deze transnationale, economisch-gouvernementele orde zorgde ervoor dat de democratie voortaan een spectaculaire vorm moest aannemen. Democratie verwerd tot een leeg en geruststellend ritueel dat de indruk van een massa met politieke macht simuleert.” (blz. 25). De massademocratie vervelde tot de spektakeldemocratie.

In de spektakeldemocratie is er sprake van een media-politiek complex. Het politieke conflict wordt een commercieel product dat de politiek permanent in campagne brengt. Informatieverstrekking wordt sensationeel infotainment. Politieke populariteit is enkel mogelijk via de toegang tot commerciële mediaplatformen. De politicus is niet langer een staatsman maar een personage dat het publiek behaagt en entertaint. In de spektakeldemocratie draait alles om het innemen van een positie – een podium – om de populariteit in stand te houden. Het publiek is er gedepolitiseerd en passief.

Het trumpisme speelt hier naadloos op in. De instrumentalisering van de provocatie is de werkwijze bij uitstek van de trumpisten. Steeds opnieuw wordt geaasd op een schokeffect, op een golf van verontwaardiging die mediadominantie garandeert. Op die manier beheersen de trumpisten het media-politieke complex.

Volgens Decreus proberen andere partijen weliswaar hun eigen politieke personages te creëren, maar die kunnen enkel het gevoel van verandering incarneren. Op het moment dat ze echte verandering tot stand willen brengen, worden ze door de eerdergenoemde economisch-gouvernementele orde verpletterd. Hij verwoordt het als volgt: ‘De partij die verandering beloofde te brengen treedt af of wordt meegezogen in een bloedig conflict waarvan zij sowieso de historische schuld zal krijgen. Een autoritaire marionettenregering installeert zich, alle hoop vervliegt, angst en cynisme regeren voortaan met ijzeren vuist.’ (blz. 63).

Decreus pleit daarom voor een demos zonder personages. ‘Een demos treedt in de plaats van een publiek en manifesteert zich als handelende kracht in plaats van passieve, regeerbare materie.’ (blz. 68). Het voorbije decennium zagen we tal van dergelijke leiderloze protesten en organisatievormen ontstaan op het Tahrirplein (Arabische Lente, 2011), op de Puerta del Sol (Indignados, 2011), bij de opstand van de gele hesjes (2018), het studentenprotest in Hong Kong (2019), … Daar werden situaties van onregeerbaarheid gecreëerd waardoor men bevrijd werd van de economisch-gouvernementele orde en het media-politieke complex. Decreus noemt deze onregeerbaarheid an-archisch, als zijnde zonder archè, zonder beginsel of fundament. ‘Het richt zich niet zozeer tegen ‘de autoriteit’, maar bevraagt en ontmaskert de fundamenten waaraan iedere autoriteit haar autoriteit en legitimiteit ontleent.’ (blz. 74). Met deze voorstellen toont Decreus – zoals hij zelf ook aangeeft – zich een overtuigde opvolger van het gedachtegoed van de Franse filosoof Guy Debord en de Situationisten. Ook zij streefden naar een permanente revolte.      

Hierboven probeerde ik om in enkele alinea’s de uitgangspunten van ‘Spektakeldemocratie’ te omschrijven. Ik doe daarmee zonder enige twijfel afbreuk aan de rijkdom van het boek. Ik ben onder de indruk van de diepgang die Decreus in het dunne boekje weet te steken. Zijn analyse van het media-politieke complex en het trumpisme slaat nagels met koppen. Met hem geloof ik dat politieke partijen minder op het media-politieke complex moeten focussen en opnieuw meer de klemtoon op de demos dienen te leggen. Ik ben het absoluut met hem eens dat de vermarkting in onze samenleving te ver is doorgedrongen en zelfs doorgeslagen.

Grondig oneens ben ik het met de stelling van Decreus dat alle macht vandaag bij transnationale economisch-gouvernementele instanties ligt. Waardoor de politiek tot een leeg en machteloos ritueel is gereduceerd. Hieruit volgt logischerwijze dat elke pragmatische poging om op het politieke terrein een alternatief in te voeren voor hem noodgedwongen tot een mislukking leidt. ‘Ware democratie, en dus ware bevrijding, zal enkel mogelijk zijn buiten het spektakel’ (blz. 67).

De ‘verticale en horizontale verhuizing’ van Luc Huyse[2] benadert mijns inziens veel meer de politieke realiteit. Huyse stelt dat de Belgische politieke besluitvorming in de voorbije decennia zowel naar boven (Europese instellingen, IMF, Internationaal Strafhof, …) als naar beneden (regio’s, grote en middelgrote steden, …) is verhuisd. Vooral het federale politieke niveau boette aan belang in. Maar Luc Huyse ziet ook een horizontale verhuis van de besluitvorming naar het middenveld en allerhande al dan niet verzelfstandige agentschappen (VDAB, Kind en Gezin, …). Ik ontken niet dat de internationale instituties een aanzienlijke impact hebben, maar het is niet zo dat ze alle touwtjes in handen hebben. Dat is een essentieel punt, want het bepaalt mee de richting van de oplossingen en dus het toekomstperspectief. Ik geloof dat het wel anders kàn (en moet). Het versterken van de participatiedemocratie is een van de belangrijke uitwegen uit de huidige impasse. Ik sluit me met dit pleidooi graag aan bij auteurs als Manu Claeys, Luc Huyse, Joke Hermsen, Filip De Rynck, Pierre Rosanvallon, George Monbiot en vele anderen.

Onze samenleving snakt naar politieke vernieuwing. Een aantal van de bestaande politieke instellingen zijn aan een grondige update toe. Burgers moeten meer inspraak krijgen en in de besluitvorming betrokken worden. Het moet op veel vlakken anders, democratischer, slimmer en efficiënter. Maar het positieve is dat er al heel wat hoopvolle experimenten bezig zijn. Zo keurde het Brussels parlement afgelopen december een wereldprimeur voor burgerparticipatie goed. 100 Brusselaars die samen 1.000 handtekeningen verzamelen, kunnen een burgerinitiatief nemen. In een overlegcommissie zetelen 45 gelote burgers (vanaf 16 jaar!) en 15 parlementsleden. Voor de uitwerking van hun voorstel is er praktische, methodologische en inhoudelijke ondersteuning van een begeleidingscommissie. Het is dit soort klein verzet (Tine Hens) en kleine revoluties (Rik Pinxten) die elke dag opnieuw het verschil kunnen maken, en op grote schaal uitgerold kunnen worden. Ik eindig graag met een citaat van Hannah Arendt uit ‘Over revolutie’: ‘Het was niets anders dan de polis, de ruimte voor vrije daden en de levende woorden van mensen, die het leven glans kon geven’[3].

 

 

[1] Zie Oikos nr. 68 (2014/1) voor een uitgebreide recensie van Jef Peeters.

[2] Luc Huyse, De democratie voorbij. Leuven: Van Halewyck, 2014, blz. 18. 

[3] Hannah Arendt, Over revolutie. Antwerpen: Atlas, 2004, blz. 329.

×
×

Winkelmand