Hoe extreemrechts de term democratie kaapte en herdefinieerde

De democratie lijkt meer en meer op het spel te staan in tal van landen, extreem-rechts scoort er hoge toppen. Hun succes bestaat erin, zo schrijft cultuurwetenschapper Ico Maly in zijn laatste boek De herschepping van de democratie, dat zij de term democratie succesvol hebben gekaapt en uitgehold. Als antwoord daarop moeten we terug aan machtsopbouw doen, met onder meer eigen media-omgevingen. Zo kunnen we terug strijden voor democratische idealen als gelijkheid. Elze Vermaas van Oikos gaat met hem hierover in gesprek.

In jouw boek stel je dat we zelden nog praten over ideologie en dat ideologie haast iets uit het verleden lijkt. Maar je laat zien dat wat we als normaal beschouwen wel degelijk ideologisch is. Zou je daar iets meer over willen vertellen?

In het publieke debat gaat ideologie vaak over iemand die heel duidelijk herkenbaar is als ideologisch. Aan de ene kant heb je dan bijvoorbeeld ‘de nazi’, met de symbolen en een specifiek soort discours, en aan de andere kant heb je de communist en de anarchist, maar het lijkt alsof het midden ideologisch leeg is. In de journalistiek zien we bijvoorbeeld dat er over dat midden nog weinig wordt gepraat in termen van ideologie. De PvdA is té ideologisch, en het Vlaams Belang ook, maar het midden is blijkbaar enkel maar bezig met deugdzaam beleid voeren. Dat is natuurlijk, in termen van analyse, een fundamenteel probleem.

Cultuurwetenschapper Ico Maly (foto van Docwerkers)

Ik ben zeker niet de eerste die dat opmerkt. Een van mijn favoriete auteurs Roland Barthes merkte in de jaren ’50 al op dat het centrum puur feitelijk werd gepresenteerd. Hij stelde ook dat de politieke strijd eigenlijk gaat om het creëren van die normaliteit en die feitelijkheid.
En als we met die blik kijken naar de huidige politiek dan is die door en door ideologisch natuurlijk. Wat het centrum en het normale is vandaag de dag, was in de jaren ’70 een zeer radicale positie. Zoals de afbraak van de welvaartsstaat en het centraal zetten van een puur neoliberaal economisch beleid dat in alle hoeken van de samenleving doordringt. Deze dingen worden gepresenteerd door te zeggen: ‘Ja maar, we moeten realistisch zijn, de wereld is nu eenmaal zoals die is.’ Dat is natuurlijk pure ideologie. Het laat ook zien dat die ideologie op dit moment heel machtig is en dus behoorlijk wijdverspreid is in de verschillende politieke partijen, maar ook onder een groot deel van de intellectuelen — in brede zin — in de samenleving.

Je schrijft dat het concept ‘populisme’ zoals het gebruikt wordt in het publieke debat vandaag de analytische scherpte van een bot mes heeft. Te vaak wordt het simpelweg gebruikt als vervanging van ‘extreemrechts’. In je boek definieer je populisme heel specifiek als een gemediatiseerde communicatieve relatie.

Voor mij is populisme een soort frame. Het is een manier om de wereld te vertalen en om naar die wereld te gaan kijken. Heel centraal zit daarin de idee dat men weet wat de mensen willen. Die mensen worden vrij homogeen neergezet. En als ik kijk naar ons huidig medialandschap — zowel de mainstream media, maar ook de digitale media — dan zie je dat de idee van ‘wat de mensen willen’ leidend is in de vraagstelling van de journalist. En datgene wat veel likes and shares heeft gekregen op sociale media wordt gezien als datgene wat er leeft. Je krijgt dan in de journalistiek de logica van populariteit: dit is wat mensen willen, en wat mensen willen is dan ook hetgeen wij moeten gaan brengen. Dat is natuurlijk een heel andere logica dan een journalist die zichzelf ziet als de vierde macht in de democratie. Dan gaat het niet om populariteit, maar om berichten over wat de macht aan het doen is en welk effect dat heeft op de mensen.

Dat is de grote overwinning geweest van de rechterzijde, en vooral van extreemrechts. Die er in geslaagd is om de hegemonie te verwerven over het begrip democratie


Wat ik exemplarisch vind aan de populistische logica, zeker in het nieuwsveld, is natuurlijk het idee van het debat. Dat debat komt altijd met allerhande associaties van democratie, van diepgang, van kwaliteit, van journalistiek — maar wat we in wezen zien is een grote voorkeur voor zwart-wit debatten waarbij bepaalde mensen worden geselecteerd.

Ik kan een heel concreet voorbeeld geven. Op een dag werd ik uitgenodigd door De Afspraak, waarbij ze me samen wilden uitnodigen met Jean-Marie Dedecker. Ik gaf aan dat ik best op televisie wil komen om over mijn onderzoek te praten, maar dat dat moeilijk is als mijn onderzoeksobjecten ook in de studio zitten. Als puntje bij paaltje komt, blijkt dat Dedecker er toch zat, ook al had men gezegd dat hij er niet zou zijn. En je krijgt dan dus een debat waarbij Dedecker objectief gezien aan al die voorwaarden voldoet om gelabeld te worden als populist, maar waarbij Dedecker vanuit zijn eigen positie daar tegenin gaat en ook kwaad wordt en begint te roepen. En dan zegt de journalist achteraf, dit was nou echt een tof debat. Maar dan creëer je een bokswedstrijd, een spektakel, waarbij het gaat over ‘wie troeft wie af’. Niet een debat dat over intellectuele posities gaat, dat mensen informeert. En ook al had ik dan misschien gewonnen, ik geloof dat het dan beter is om een stuk te schrijven, of een YouTube-filmpje op te nemen, dan op deze wijze een debat te voeren. De suggestie van zo’n debat is in het beste geval dat ‘de waarheid in het midden zal liggen’. In het slechtste geval weet men enkel dat je boos was.

We zien natuurlijk ook dat in de media de ecologische crisis vaak zo wordt besproken. Met de conclusies van een IPCC-rapport dat is gebaseerd op het werk van duizenden wetenschappers, maar dat dan in de media tegenover één klimaatsceptische wetenschapper wordt gezet, die vaak ook nog wordt betaald vanuit de fossiele industrie.

Je ziet meteen hoe dat een beeld schept over wat het debat is. Maar dat is niet het échte debat. Je toont iemand uit de wetenschappelijke marge, die eigenlijk niemand vertegenwoordigt. Maar die door de media wordt neergezet als iemand die zogenaamd een substantieel onderdeel is van het debat.

Het debat dat ik me als laatste herinner, is een debat waarbij Valerie Trouet zit, die kennis van zaken heeft, en daarnaast zit een muzikant en die zegt: ‘Ik merk dat ik dat toch een beetje overdreven vind.’ Dan krijg je dus wetenschappelijke kennis die tegenover emotie wordt gezet. En dan wordt de consensus: het ligt wel ergens in het midden, maar néé, het ligt niet in het midden. De planeet wordt om zeep geholpen.

Ofwel, omdat we spektakelmedia hebben, is het moeilijk om een beschouwend, genuanceerd en informatief verhaal te brengen. Je noemt AOC (Alexandria Ocasio-Cortez) en Bernie Sanders als goede voorbeelden van hoe mensen de beperkte dynamiek van social media optimaal benutten. Wat doen zij zo goed?

Alle media sturen aan op het gebruik van die media in bepaalde richtingen. Maar de gebruiker heeft nog altijd een kleine ruimte om het systeem ofwel te manipuleren of anders te gaan gebruiken. Bernie Sanders kan bijvoorbeeld op instagram een slideshow met tekst zetten die ook inhoudelijk is in plaats van dat hij laat zien dat hij met z’n gezin een lekkere caffe latte aan het drinken is, waar iemand anders uit de huidige politiek met gelijkaardige labels dat wel zou doen. En AOC heeft op een bepaald moment een kookshow. Dat is heel hip en past dus helemaal binnen het model, maar die kookshow is puur politiek. Ze heeft een analyse van hoe de samenleving in elkaar zit, ze crowdfundt erop, ze leidt mensen op en steekt mensen aan om deel te worden van een beweging.

Kortom, ze gebruiken de elementen die de sociale media opdringen, zoals korte boodschappen, live interactie, authenticiteit en zo verder, maar die worden puur politiek gebruikt om mensen op te leiden. Dat wil niet zeggen dat ze alle twee perfect zijn of dat andere media misschien niet nog beter zouden zijn om diepgang te brengen, maar je moet spelen met wat je hebt. Ik ben er helemaal voor dat de linkerzijde haar eigen media bouwt, waar ook meer ruimte kan zijn voor diepgang, maar dat wil volgens mij niet zeggen dat je de dominante media links moet laten liggen.

Bij Oikos zijn we veel bezig met het belang van verbeelding. Op ons Fair(er) Futures Festival Ecopolis proberen we ook toekomstnarratieven te laten zien.
Maar heeft links het ook moeilijker omdat zij een complexere boodschap hebben én een minder helder toekomstnarratief? En dat die boodschap minder goed past binnen de medialogica van social media? Daarentegen kan extreemrechts simpelweg de ecologische crisis ontkennen en zeggen terug te willen naar ‘vroeger toen het beter was’.

Een deel van die analyse klopt, maar het is ook complexer. De linkerzijde is altijd gebaseerd geweest op rationeel denken en dat betekent dat mensen opgeleid moeten worden. Hoe meer ons onderwijs in het teken staat van het afleveren van arbeidskrachten en er dus minder ruimte is voor kritisch denken, hoe meer je ziet dat we in een soort samenleving zitten waarin we allemaal vakidiootjes worden en we ’s avonds enkel nog gewoon emotioneel zijn online.
Tezelfdertijd is de linkerzijde, als je kijkt naar de geschiedenis, altijd heel sterk geweest in het verbeelden van die betere wereld waar we naartoe kunnen. Maar ik denk dat die linkerzijde sinds de jaren ’70 in het defensief zit. Migratie wordt ingezet tegen de linkerzijde en dus is verdediging de dominante logica. Men valt aan op de welvaartsstaat of het klimaat, die moet verdedigd worden. Links zit al heel lang in het defensief, waardoor het dus altijd in de agenda speelt van iemand anders.
Ik denk dat het van belang is om een soort nieuwe utopische beeldtaal te hebben van ‘dit kunnen we bouwen’. We hoeven helemaal niet met z’n allen 55 uur per week snoeihard te gaan werken en daarbij onze kinderen of familie te missen. Maar in die verbeelding van een wereld is het probleem dat de consensus in de media nog altijd tegenwerkt. Dat drukt voor mij nog altijd op het belang van het hebben van eigen media.

Hoe meer ons onderwijs in het teken staat van het afleveren van arbeidskrachten en er dus minder ruimte is voor kritisch denken, hoe meer je ziet dat we in een soort samenleving zitten waarin we allemaal vakidiootjes worden en we ’s avonds enkel nog gewoon emotioneel zijn online


De afgelopen weken heb ik twee extreemrechtse media-alternatieven geanalyseerd: Truth Social en Rumble. Als ik kijk naar die platformen, dan kan je veel zeggen, maar niet dat dat kort en krachtig is. Op Rumble staan er podcasts van twee of drie uur, en die worden gekeken. Je vindt er een homogene informatieomgeving. En je vindt er zowel besprekingen van games en politiek als sport. Er is een mate van diversiteit qua visies en formats, maar ze delen allemaal hetzelfde onderliggende wereldbeeld. De linkerzijde heeft dit niet. Dat blijft een fundamenteel probleem, omdat je dan ook geen debat kan hebben tussen verschillende mensen aan de linkerzijde die wel willen bouwen aan een diepe democratie, aan een betere planeet en een betere werk-privé-omgeving. Een debat dat plaatsvindt binnen de linkerzijde.

Naast populisme, bespreek je ook de effecten van de dominantie van het neoliberale economische systeem op de democratie. Je noemt gelijkheid een essentiële voorwaarde voor democratie. Dat heb ik vaker gehoord, maar ik ben benieuwd wat jouw precieze uitleg daarvan is.

In de laatste dertig jaar lijkt democratie gelijk te staan met de vrije markt. Dat is de grote overwinning van de val van de Berlijnse muur waarbij democratie gezien wordt als ons — het Westen. Wij hebben de vrije markt. En we hebben verkiezingen en dat is de democratie.

Maar dat is eigenlijk een van de fundamentele aanvallen op de notie van democratie zoals die is geformuleerd door de radicale Verlichtingsdenkers in de 18de eeuw. Volgens hen is democratie namelijk in eerste instantie een grote ideologie die ervan uitgaat dat alle mensen gelijk zijn, en dus ook gelijke rechten hebben. Niet omdat ze lid zijn van een bepaalde staat, maar omdat ze mens zijn. Voor mij is dat een van de grootste fundamenten van de democratie. Dat betekent natuurlijk dat democratie een heel radicaal perspectief is en altijd een universele assumptie heeft. Democratie wordt van meet af aan gedacht als het systeem dat de wereld zou veranderen, niet louter Frankrijk of de Verenigde Staten.

In de 18de en 19de eeuw waarschuwden de verlichtingsdenkers al dat als de ongelijkheid tussen mensen te groot wordt, het de goede samenleving zal ondermijnen. Want een samenleving waarin die ene heel veel heeft maar de ander in pure armoede leeft, is een samenleving waarin er geweld en conflicten zullen optreden. De verlichtingsdenkers gaven aan dat we die ongelijkheid dus moeten zien te beperken.

Wat we snel vergeten is dat democratie een ideologie is die ervan uitgaat dat we een goede wereld moeten creëren. Dus gelijkheid is een fundamenteel gegeven van de democratie. Ik ben oud genoeg om mee te hebben gemaakt dat we spraken van de democratie als een werkwoord: de democratisering van bijvoorbeeld het onderwijs of de cultuursector. Oftewel, het toewerken naar een samenleving waarin iedereen een betere positie in de samenleving heeft, zowel qua culturele ontwikkeling maar ook qua loon. Vandaag zijn we dat kwijt. Democratie betekent enkel nog wat de mensen hebben gestemd op die ene verkiezingsdag en dan houden ze hun mond voor de volgende vijf jaar.

We denken sinds de val van de Berlijnse muur dat democratie en kapitalisme samen gaan, terwijl ze natuurlijk eigenlijk op gespannen voet staan.

Dat is nu het dominante narratief. Wij zijn kapitalisten, dus we zijn voor de vrije markt, en dus zijn we democraten. Terwijl we natuurlijk zien dat de democratie altijd gewonnen is óp de vrije markt, óp het kapitalisme. We hebben strijd moeten voeren voor het stemrecht, voor de achturige werkdag, en zo verder. Dus die twee zijden sluiten elkaar voor een groot stuk uit. En dat wist vroeger iedereen, ook de rechterzijde. De rechterzijde was bang voor democratie.

En omdat rechts bang was voor de democratie, is het eigenlijk heel slim geweest van rechts om de democratie te gaan herdefiniëren?

Dat is de grote overwinning geweest van de rechterzijde, en vooral van extreemrechts. Die er in geslaagd is om de hegemonie te verwerven over het begrip democratie. ‘Wij zeggen wat de mensen willen, en de mensen hebben op ons gestemd, dus ergo wij zijn grote democraten’ — terwijl het programma vol staat met aanvallen op de democratie. We zien dat nu heel rijkelijk geïllustreerd in de Verenigde Staten. 

Je noemt in je boek Mitterand in de jaren ’80 en, recenter, de Griekse partij Syriza om aan te tonen hoe democratische leiders die beleid wilden voeren dat tegen de verankerde normen ingaat, met name tegen de neoliberale orde, uiteindelijk daarop vastlopen en hun beleid niet kunnen uitvoeren. Denk je dat dat ook een reden is waardoor ambitieus klimaatbeleid niet van de grond komt?

Voor een deel wel. Je ziet op een globale schaal een neoliberaal economisch systeem opereren dat met allerhande culturele elementen gepaard gaat, waarbij die macht heel duidelijk globaal en lokaal verankerd zit. En landen, maar ook grote regio’s, kunnen dan heel snel tegen elkaar worden uitgespeeld. En dan is het argument: ‘We moeten dit doen, want anders zijn we niet competitief meer.’

Wat we snel vergeten is dat democratie een ideologie is die ervan uitgaat dat we een goede wereld moeten creëren. Dus gelijkheid is een fundamenteel gegeven van de democratie


Dus ik denk dat dit wijst op het belang van schaal. Aan de ecologische en sociaaldemocratische linkerzijde heeft men lang gedacht dat we terug moeten naar het lokale. Dat we daarin de alternatieven voor de betere wereld kunnen vinden. En dat klopt ook, maar je zal in het lokale altijd botsen op de macht die ingebed zit in die hogere schalen. Daarom kan de strijd op het lokale niveau niet los gedacht worden van de strijd op een hogere schaal.

Een alternatief zal moeten worden gebouwd op Europees niveau. De dominantie van het neoliberalisme zit diep ingebakken in de Europese Unie, maar het is belangrijk om op die schaal de strijd te voeren en bijvoorbeeld in te zetten op sociale zekerheid.

In je boek haal je ook het laatste boek van Naomi Klein aan. Zij stelt dat extreemrechts inspeelt op terechte zorgen van mensen, over bijvoorbeeld doorgeslagen individualisme, privacy en globalisme, ook al komen hun ‘oplossingen’ niet per se tegemoet aan die zorgen. Ben je het daarmee eens?

Ja. Veel mensen hebben het gevoel van ‘neergang’. De volgende generatie heeft het niet vanzelfsprekend beter dan de vorige generatie. Centraal in dat verhaal is natuurlijk een sociaal-economische neergang. De pensioenen zien er niet meer zeker uit en we moeten harder werken voor minder geld. Maar het wordt verkocht door extreemrechts in een verhaal van culturele neergang. We kunnen het oplossen door als natie samen te komen, en terug de bijkomende waarden te omarmen. Het geeft het idee van ‘jij kan een deel zijn van de oplossing’. Zelfs als je degene bent die nu het meest verlies ervaart in de samenleving. Je krijgt een nieuwe identiteit die je kan gaan vieren, in verbinding met anderen. Maar je wordt ingezet in een verhaal dat vooral probeert om je cultureel mee te sleuren, in een soort nationalisme. Terwijl heel veel van de problemen ontstaan doordat we in een neoliberale samenleving zitten. Dat is de sterkte van extreemrechts — in het begin van de 20ste eeuw was dit natuurlijk ook al zo. Het narratief maakt een verbinding mogelijk tussen verschillende klassen, ook vandaag. Je hebt enerzijds de filthy rich, die de planeet om zeep helpen en mensen uitbuiten, en aan de andere kant de mensen die worden uitgebuit. Die paradox staat centraal in heel de beweging. Heel de tech-elite staat achter Donald Trump, en tegelijkertijd denken de gewone mensen dat het goed is voor hen. Maar dat is niet zo.

Je beschrijft hoe culturele homogeniteit belangrijk is voor het nationalisme van extreemrechts. Waarom is dat zo belangrijk? Waarom willen ze diversiteit in de samenleving uitbannen?

Als we het echt over extreemrechts hebben, dan moeten we begrijpen dat in hun denken de natie of de organische groep centraal staat. Voor hen bestaat de wereld uit verschillende etnische groepen en die groepen moeten tot grootsheid gebracht worden. Wij zijn lid van ‘de Vlaming’, ‘de Fransman’, enzoverder. Om die groep goed te houden, moet die homogeen zijn. Maar hij moet ook gestoeld zijn op inherente ongelijkheid. De groep bestaat als een soort lichaam, de elite en de sterke leiders zijn daarin het hoofd, de werkmensen moeten niet te veel nadenken, maar zij zijn de handen. Ze moeten hun positie in de samenleving kennen.

En dan zegt de journalist achteraf, dit was nou echt een tof debat. Maar dan creëer je een bokswedstrijd, een spektakel, waarbij het gaat over ‘wie troeft wie af’


Dat betekent ook dat zodra er immigratie binnenkomt, dat het lichaam ‘verzwakt’ wordt, omdat diversiteit binnen komt. Het fundament van die natie is het nucleaire gezin. En zoals je van topintellectuelen van extreemrechts vaak hoort: we hebben op zich geen probleem met homoseksualiteit, maar daarmee bedoelen ze dat het niet gepromoot mag worden, terwijl de elite dat wel mag beleven. Maar de gewone mens moet, voor de mythe van de samenleving, zijn plaats kennen. Zij zorgen met het nucleaire gezin voor reproductie, voor het vervolg van de natie. Je krijgt een soort verbeelding van een heel strak organisme dat onderhouden moet worden. Daarvoor moeten tradities en normaliteit binnen die natie bewerkstelligd worden.

Wendy Brown liet ook in haar boek In the Ruins of Neoliberalism zien dat traditionele en conservatieve waarden vanaf het begin al deel uitmaakten van het neoliberale gedachtegoed, zodat bijvoorbeeld alle zorg door het gezin zou worden opgevangen, en niet door de staat zou worden georganiseerd. In welke mate gaat dit samen met het nationalisme dat je beschrijft?

Dat is altijd een heel moeilijk evenwicht. Je hebt namelijk ook een stroming van nieuwrechtse denkers die zeer anti-neoliberaal waren, omdat ze neoliberalisme zien als een aanval op de cultuur van de natie. La nouvelle droite zag het neoliberalisme als een amerikanisering die de Franse cultuur zou vernietigen. Maar je ziet over de laatste jaren een soort rare synchronisatiestrijd van verschillende ideologische elementen die samenkomen. Wat ze allemaal gemeen hebben, is een aanval op de democratie. Daarin vinden ze elkaar.

Wat je in je boek heel mooi laat zien, is dat het concept van de natie als een lichaam — dat inherent ondemocratisch is, want iedereen die niet het hoofd representeert heeft eigenlijk bijna geen stem daarin — daarmee ook haaks staat op de rechtsstaat en zijn onderliggende ideeën.

Onderliggend aan de democratie is er een mensbeeld en een waardenbeeld. Dat gaat zowel over de organisatie van de samenleving, maar vertrekt ook vanuit de bepaalde positie van de mens. En dat clasht met het wereldbeeld van extreemrechts. Voor extreemrechts is de natie het organiserende principe, dus zou de wet moeten voortkomen uit de natie en het voortbestaan van de natie dienen. Terwijl er binnen een democratie uit wordt gegaan van gelijke rechten van ieder mens. Die logica is fundamenteel verschillend.

Die clash zien we vandaag de dag zowel hier, maar uiteraard ook in de Verenigde Staten in volle glorie. De rechtsstaat is goed zolang ze Trump volgt, en zoniet dan gaan we tegengas geven, dan gaan we niet uitvoeren enzoverder. Maar helaas zien we dat dus ook hier, vooral op gebied van migratie. We worden veroordeeld als staat, maar we zeggen: we gaan het lekker niet doen.

Denk je dat links ook een verhaal van gemeenschap kan bieden dat niet per se die culturele homogeniteit nastreeft?

Vanuit de geschiedenis zijn we dat altijd geweest. De gemeenschap van socialisten. De ideologie is die van een gemeenschap. Het toont dus ook het belang opnieuw van ideologisch werk aan de linkerzijde. Links moet er in slagen om de grote traktaten te gaan verbinden met mythes, narratieven, kleine verhalen, posts enzoverder. De productie van wij als groep is ‘dit’. De linkerzijde had veel helden: theatermakers, muzikanten, intellectuelen. Ik denk dat dat ten dele weg is. Ik denk dat de meerderheid links in het beste geval ziet als zeurpieten en ik denk dat dat een probleem is.

Je kan maar zo’n beweging creëren door een aantal dingen te gaan combineren. Je moet een ideologie hebben, je moet een beeld hebben van naar waar we gaan, en waarom het noemenswaardig is om daar te geraken. En we moeten dag in dag uit kunnen tonen waarom dit een coole positie is om in te zitten — om het even in de huidige tijdsgeest te framen. In die combinatie van dingen, daar ligt voor mij als cultuurwetenschapper in grote mate de sleutel. Dat betekent dat er op een heel andere manier te werk moet worden gegaan dan in de jaren ‘50 of ’60, net omdat de samenleving cultureel gezien veel meer gefragmenteerd is.

Want extreemrechts slaagt in het integreren in heel kleine niches en die te verbinden met het grotere narratief, en met die grotere beweging. Van de boze boeren, naar de bodybuilders, naar de vrouwen die liever thuis zitten en taarten bakken, naar autoliefhebbers — en die worden gesmeed tot een massa. Diezelfde oefening moet eigenlijk gebeuren aan de linkerzijde. Links moet de boeren mee hebben. Het moet boeren kunnen tonen dat het linkse verhaal hen een beter leven zal geven. Het zal aangenamer zijn in uw klimaat, in uw werkomstandigheden en productie enzoverder. En hetzelfde moet je kunnen doen in al die hele kleine niches en dat verbinden met het grote narratief van hoe die samenleving eruit zal zien. Als mensen mogen dromen, willen ze dan echt met z’n allen 70 uurwerken voor een mager loon, of zouden ze liever 40, 35 of 30 uur werken aan een goed loon? Waarbij onze kinderen naar de universiteit kunnen, zonder dat er daarvoor te veel moet worden betaald. In plaats van het model waarbij iedereen elkaar kapot beconcurreert.

Je schrijft in je boek: ‘Zelfverklaarde democraten vinden het lastig antidemocratische narratieven te herkennen, laat staan bestrijden.’ Wat zou een eerste stap zijn om dit te kenteren?

Het begint altijd bij hetzelfde. Mensen moeten opgeleid worden tot democraten. En we moeten dus eigenlijk constant met onze vinger wijzen ‘ja maar, díe logica vernietigt de democratie’. De basispremisse is die van Nelson Mandela: iedereen die iets weet, moet iemand anders opleiden. Als we dat niet gaan doen, als die taak wordt verzaakt, dan gaan we wakker worden in een antidemocratische samenleving. En dat is geen dankbare taak, want niemand zit er echt op te wachten. Het geloof in politiek is eigenlijk verdwenen. Ik denk dat dat een van de grote problemen is van de linkerzijde. Het geloof in democratische politiek is aan het verdwijnen. Daarom stemt men op diegene die al die dingen zegt waarvan dat men denkt: ‘o ja, dit zal de boel doorheen schudden’. Je wil niet weten hoeveel mensen tegen mij dat zinnetje gebruikt hebben in de laatste maanden. Maar het moet toch een keer anders, niet? Moet er niet iemand alles een keer dooreenschudden?

En dat verwachten ze dan meer van rechts, of van extreemrechts, dan van links?

Maar dat is normaal, want we zijn allemaal opgeleid als neoliberale subjecten. Dus iedereen zit met het water aan de lippen. En iedereen zegt: het moet anders. De staat moet van mijn geld blijven, want ik werk al zo hard en mij wordt steeds maar meer afgepakt. En ik moet steeds maar meer werken. Iedereen begint tegen iedereen te vechten, in plaats van dat we zien dat het systeem anders moet worden ingericht. Maar dat systeemdenken wordt constant afgedaan als irrealistisch. En dus zit je altijd vast. We moeten media bouwen, en hele media-omgevingen bouwen met daarrond een hele reeks influencers, socialemediapagina’s, YouTube-pagina’s, we moeten nieuwe, eigen kranten hebben — en op al die media actief zijn.

Dat klinkt een beetje alsof we een zuil moeten bouwen. Maar moeten we niet ook in dialoog blijven met mensen die anders denken?

Ik denk dat politiek in eerste instantie gaat over de organisatie van de samenleving. Voor mij zijn de mensenrechten en de democratie de systemen die ervoor zorgen dat iedereen zijn zegje kan doen. Maar het compromis, de dialoog komt gedurende de politieke opbouw. Je moet eerst politieke machtsopbouw doen, voordat je die dialoog op het niveau van de samenleving kan voeren. Dialoog heb je op het niveau van de wijk, van de straat enzoverder — maar als we praten over de herorganisatie van een samenleving, van een regio enzoverder, dan moet je in eerste instantie aan machtsopbouw doen. Je moet eerst proberen mensen mee te krijgen in de opbouw van de macht binnen onze eigen organisaties.

Auteur(s)

×
×

Winkelwagen