Wat sommigen ‘klimaatgezeur’ noemen, is vooral nuchter gezond verstand

Afbeelding van Kevin Snyman via Pixabay

Je hoort ze wel eens deze dagen, die mensen die vinden dat al dat gedoe met het klimaatbeleid vervelend gezeur is waar we hen niet mee mogen lastigvallen. Waarna ze overgaan tot een eindeloos gezaag over het natte weer dat maar niet wil veranderen. We willen het denken over de klimaatcrisis niet al te zeer toelaten tot de maalstroom in ons hoofd, maar de kwakkelende straalstroom (als gevolg van de klimaatverandering) maakt dat we er niet echt onderuit kunnen. Je kunt kiezen wat je doet met die vaststelling.

Tijdens de recente betogingen van boze boeren hoorde je een vertegenwoordiger van een landbouworganisatie iets zeggen als: “Als we te veel rekening moeten houden met de natuur, kunnen we geen voedsel produceren.” Deze dagen hoor je in het journaal heel wat stilaan wanhopige boeren die met vertwijfeling in hun ogen moeten zeggen dat ze geen voedsel kunnen produceren omdat ze gewoon verplicht zijn rekening te houden met het kletsnatte weer, dus met de natuurlijke systemen die ernstig verstoord zijn door de klimaatcrisis.

Het is allemaal zo evident dat het fascinerend is om te zien met welke cynische retoriek een aantal politici het gevoel wil creëren en versterken dat we nu al wel genoeg aandacht hebben besteed aan de klimaatuitdaging en dat het nu enkel nog over migratie en koopkracht moet gaan. Alsof er ook maar één overtuigende aanwijzing zou zijn dat de klimaatcrisis nu wel onder controle is of dat het allemaal niet zo erg was als we dachten. Meer zelfs, wie zich zorgen maakt over op termijn mogelijk moeilijk hanteerbare migratiestromen of over de welvaartscreatie en –verdeling, zou net de meest overtuigde pleitbezorger moeten zijn van een heel ambitieus klimaat- en grondstoffenbeleid.

In de kranten kun je grote interviews lezen met slimme professoren die aandacht vragen voor de onderschatte kost van de vergrijzing. Ze zeggen dat ze zich genoodzaakt voelen om in te gaan tegen een enkele heilige huisjes omdat onze huidige maatschappelijke regelingen onvoldoende inschatten hoe hoog de toekomstige kost van die vergrijzing zal zijn. Ze zeggen dat we nu leven alsof die toekomst niet bestaat, alsof we gewoon verder kunnen bouwen op recepten uit het verleden. Of je het nu wel of niet eens bent met de keuzes die de professoren voorstellen, het is lovenswaardig en nodig dat we manieren zoeken om niet langer te leven in Zukunftsvergessenheit, doen alsof de toekomst niet bestaat. Tegelijk valt het op dat in de discussie over de betaalbaarheid van de pensioenen of de gezondheidszorg het op geen enkele manier gaat over de ecologische crisis. Alsof we die twee discussies los van elkaar kunnen voeren.

Wie zich zorgen maakt over op termijn mogelijk moeilijk hanteerbare migratiestromen of over de welvaartscreatie en –verdeling, zou net de meest overtuigde pleitbezorger moeten zijn van een heel ambitieus klimaat- en grondstoffenbeleid.

Het voor sommigen stilaan klassieke antwoord op de vraag hoe we met die vergrijzing moeten omgaan is: meer economische groei, hogere productiviteit, afbouw van verondersteld ‘hinderende’ sociale bescherming, meer creatieve destructie, … Maar wat als het economisch model waarop je dit alles steunt net zorgt voor versnelde natuurvernietiging, toename of onvoldoende snelle vermindering van emissies, gulzig grondstoffengebruik, toenemende gezondheidsproblemen, toenemende ongelijkheid, …? Dan lijkt het er steeds meer op dat je probeert het droog te krijgen door het vooral zo hard mogelijk te laten regenen. Je ondergraaft door niet-duurzame keuzes de basis waarop je je sociale bescherming moet organiseren en zorgt er tegelijk voor dat nog meer mensen sociale bescherming tegen een escalerend klimaat nodig zullen hebben. Kortzichtig denken, zo kunnen we dat noemen.

Dezelfde redenering die we maken voor de vergrijzing zouden we heel dringend moeten maken voor de impact van de klimaatcrisis. De maatschappelijke kost, die zich steeds duidelijker zal vertalen naar reële uitgaven in de begroting (onder meer voor infrastructuur, voor gezondheid, voor de financiële instellingen, …) zal zo groot worden dat wat we als economische ‘meerwaarde’ beschouwen steeds vaker zal worden overvleugeld door de minwaarde die we veroorzaken. Ja, er moet meer aandacht zijn voor de begroting, maar kijk dan ook naar de reële wereld, niet naar een oogkleppenillusie.

Als je echt wilt opkomen voor ‘onze’ welvaart – en ik hoop nog altijd dat we daarmee de mondiale welvaart bedoelen – zou je net vooruit moeten denken en door een stevig klimaatbeleid zoveel mogelijk klimaatchaos proberen te vermijden, nu het nog enigszins kan.

Regelmatig verschijnen er ondertussen studies die erop wijzen dat we de maatschappelijke kost van de klimaatcrisis systematisch onderschatten (zie bv. dit recente artikel). In een onlangs verschenen rapport wees het Europees Milieuagentschap erop dat we de omvang van de klimaatrisico’s die op ons afkomen volstrekt onderschatten. Zo zullen er bv. steeds acutere problemen komen van niet-verzekerbaarheid. Verzekeringsfirma’s zullen veel dingen niet meer willen verzekeren, wegens een te groot (financieel) risico. Voor wie leeft van een laag inkomen, en vaak verplicht is te wonen op die plekken waar men het meest kwetsbaar is voor de gevolgen van de klimaatcrisis, zal een polis steeds duurder of volstrekt onbetaalbaar worden. Die politici die een stevig klimaatbeleid maar ‘gezeur’ vinden, zijn om een of andere reden ook diezelfde die net bij de groep van de meest kwetsbaren de duimschroeven verder willen aanschroeven. En dat in volle bewustzijn, want die mensen “zullen het moeten uitzweten”.

Als je echt wilt opkomen voor ‘onze’ welvaart – en ik hoop nog altijd dat we daarmee de mondiale welvaart bedoelen – zou je net vooruit moeten denken en door een stevig klimaatbeleid zoveel mogelijk klimaatchaos proberen te vermijden, nu het nog enigszins kan. Een ambitieus klimaatbeleid is zo gezien een vorm van ‘veiligheidsbeleid’. Het wordt verder tijd dat we in de discussies over koopkracht of inflatie ook eindelijk eens doen alsof de reële wereld, een wereld met een klimaatcrisis, echt bestaat. Zou het kunnen dat, als de boeren nog lang moeten wachten met zaaien, het voedsel duurder zal worden? Ah zo? Tiens? Zou het dus kunnen dat het niet-klimaatbeleid net het koopkrachtprobleem zal verergeren? Of vinden we het niet erg dat alleen de rijksten nog min of meer rustig kunnen leven, terwijl zij de grootste verantwoordelijkheid dragen voor het rechtvaardigheidsprobleem dat de klimaatcrisis is? En als je echt ‘grip’ wilt krijgen op de toekomstige mondiale migratiestromen zou het heel erg helpen als we de klimaatverandering snel op het pad krijgen dat het klimaatakkoord van Parijs uitzet. Dat vergroot de kans dat minder mensen in de nabije toekomst zullen verplicht worden om te migreren.

Verder hoor je van de ‘klimaatvertragende’ politici dat de transitie gewoon te duur zou zijn. Laten we dat eerst even in perspectief zetten. Decennia lang hebben we gedacht dat we ons niets moesten aantrekken van de planetaire grenzen. We dachten dat we rustig ons afval konden blijven dumpen in de bodem, in het water, in de lucht. We schoven zo de kost door naar de toekomstige generaties, naar ooit. Welnu, nu is het ooit. Wat we dachten buiten de boekhouding te kunnen houden, dringt zich nu in harde cijfers in onze begroting binnen. Ja, het was relatief ‘gemakkelijk’ en het leek weinig te kosten om olie op te pompen, te verbranden en achter te laten in de lucht. Al die zogenaamd goedkope oplossingen zijn eigenlijk al opgebruikt, maar de erfenis daarvan laat zich nu voelen, in de vorm van groeiende onrechtvaardigheid en ontwrichting.

We dachten dat we rustig ons afval konden blijven dumpen in de bodem, in het water, in de lucht. We schoven zo de kost door naar de toekomstige generaties, naar ooit. Welnu, nu is het ooit.

Laten we dus de moed hebben om nu de beste oplossingen te kiezen die voor een echte en rechtvaardige verbetering kunnen zorgen tegen 2030, in lijn met het Parijsakkoord (en niet vrijblijvend blijven luchtfietsen over wat er op geheel magische wijze allemaal mogelijk zou zijn in 2050). En zo is kiezen voor het hernieuwbare spoor de beste keuze, zoals recent ook nog eens werd herhaald door het IEA en het IMF. De cruciale vraag is of we die transitie rechtvaardig willen organiseren. De meest kwetsbare groepen dragen de grootste gevolgen en zijn het minst verantwoordelijk voor het probleem, terwijl de rijkeren meer middelen hebben om zich te beschermen en ook nog eens genieten van een beleid dat vaak vooral op hun noden is afgestemd. Radicaal kiezen voor een rechtvaardig klimaatbeleid dat de meest kwetsbaren het meest ondersteunt en anderzijds de ecologisch gulzigen het meest aanspreekt op hun verantwoordelijkheid is geen kost, maar een investering in maatschappelijke stabiliteit. Voor die politici die zich (terecht) zorgen maken over grote groepen burgers die afhaken, zou de keuze voor een rechtvaardig klimaatbeleid de meest evidente moeten zijn. Een beleid versterken dat die afhakers nog meer in de marge duwt, is op zijn zachtst gezegd contraproductief voor wie gelooft in een democratische uitweg uit de klimaatcrisis.

Wat we niet moeten doen ten slotte is het probleem proberen op te lossen met die logica die het heeft veroorzaakt. Als we bv. niet bereid zijn fundamenteel na te denken over ons industrieel landbouwmodel en uit paniek dan maar toestaan dat boeren nog meer mest mogen dumpen en nog meer grondwater mogen oppompen dan geeft dat misschien op korte termijn enige financiële verlichting voor hen, maar op iets langere termijn vergroten we de crisis alleen maar. Een gezonde landbouw heeft nu nood aan een rechtvaardig inkomensbeleid, niet aan minder natuur en milieu. Het domste wat een zichzelf ‘realistisch’ noemende politicus nu kan doen, is de natuur- en milieubescherming afbouwen. De draagkracht van je bodem herstellen en versterken, is het echte realisme. Het gaat erom dat we onze maatschappij en economie weer leren denken binnen de planetaire grenzen, anders zullen de conflicten alleen maar toenemen. In een artikel (01/06/24) in de ondertussen al indrukwekkende reeks stukken in De Standaard over de waterproblemen vat een boer het zo samen: “Het is alsof de natuur ons dwingt om in te binden. Ze zegt stop. Genoeg.”

Misschien moeten we vanaf nu de term ‘klimaatgezeur’ enkel nog definiëren als de houding van die cynische politici en maatschappelijke groepen die doelbewust de ernst van de klimaatcrisis niet willen zien en de burgers willen overleveren aan oplossingen die de crisis enkel maar erger zullen maken. Die politici die nog wél de moed hebben om te pleiten voor een ambitieus rechtvaardig klimaatbeleid zijn diegenen die het meest blijk geven van gezond nuchter verstand en van een oprechte zorg over de toekomst van onze kleinkinderen.

Auteur(s)

×
×

Winkelmand