Wanneer burgers de democratie overnemen

Dirk Holemans merkt dat burgers steeds meer voor het algemeen belang strijden. Ze wachten niet langer tot de overheid kerncentrales sluit, ze bouwen zelf windmolens.

Het is de ideale illustratie van een ­samenleving in beweging. Overheden in Nederland willen het publieke energiebedrijf Eneco verkopen aan de privésector (DS 24 augustus) . Burgers in heel Europa komen daartegen in opstand: ze vinden de privatisering ongewenst en onderzoeken of ze het bedrijf zelf kunnen overnemen met hun energiecoöperaties. Centraal in hun strijd: de transitie naar een duurzaam energiesysteem, een noodzakelijke voorwaarde om onze planeet leefbaar te houden in het kader van klimaatverandering. Zo toont zich een stevige paradox: burgers die tegen overheden in het voortouw nemen voor het algemeen belang. Is dit niet normaal de taak van onze politieke verkozenen? Een mogelijke tegenwerping is dat ook privébedrijven een sturende rol kunnen opnemen in de transitie. Trouwens, die burgerbewegingen, die zijn toch veel te klein om een serieuze rol te spelen?

Kerncentrales op de zeedijk

Een korte blik op de geschiedenis leert dat deze tegenwerping geen hout snijdt. In de naoorlogse samenleving stond de overheid dertig jaar aan het roer van de samenleving. Dat gold ook in de energiesector, met publieke nutsbedrijven en afspraken achter gesloten deuren. Van duurzaamheid was geen sprake. Het waren burgerbewegingen die konden voorkomen dat heel Europa werd volgebouwd met kerncentrales. Alleen al in België waren er twintig gepland, ook op de zeedijk in Zeebrugge. Zonnebaden op het strand zou er heel anders hebben uitgezien.

Dit model kraakte in de jaren 70 door de economische crisis. De opvatting dat de markt het beste organisatiemodel was, kreeg de overhand. Europa verplichtte in de jaren 90 de liberalisering van nationale energiesectoren, met een dubbele belofte. De factuur voor de consument zou dalen – dat dit mislukt is, ondervinden we elke maand – en de sector zou zich sneller aanpassen aan de uitdagingen van de toekomst. De grote energiebedrijven deden net het omgekeerde. In de woorden van de toenmalige Nederlandse topambtenaar voor energiebeleid: ‘Na de liberalisering was het eerste waar ze aan dachten, concurreren en concurreren, ze hebben toen de lang termijn verwaarloosd.’

Er is in Denemarken een groot draagvlak voor hernieuwbare energie, omdat gewone mensen de voordelen genieten

Als reactie hierop nemen burgers nu zelf het initiatief in handen en richten zelf energiecoöperaties op. Hetzelfde zien we op andere terreinen, zoals stadslandbouw. Zo zitten we in een derde grote periode, die symbolisch startte met een financiële crisis. In de perceptie speelt nog altijd het beeld dat burgerinitiatieven zich in de marge bevinden. Dit klopt niet, zeker niet in de energiesector. In de landen die voorop lopen, spelen burgers een bepalende rol. Dat is het geval in Duitsland met zijn Energiewende. Burgers en hun coöperaties hebben er de helft van alle hernieuwbare energie-installaties in handen. Hetzelfde geldt voor Denemarken, dat goed op weg is om tegen 2020 70 procent van zijn stroom uit hernieuwbare energie te halen.

De verklaring voor deze succesverhalen is dat deze overheden niet volledig zijn meegestapt in de neoliberale illusie dat de marktwerking voor onze toekomst zal zorgen. In plaats van voor de bekende publiek-private samenwerking, hebben ze gekozen voor publiek-civiele samenwerking. Overheden die als een partnerstaat burgerinitiatieven op doordachte wijze ondersteunen. In Duitsland gebeurde dat onder de vorm van een federale energiewet die leidde tot stabiele prijzen voor hernieuwbare energie. In het Deense geval slaat de hernieuwbare motor aan omdat burgers zelf aandeelhouder worden van windmolenparken en er ook financieel voordeel uithalen. Van de twintig reusachtige windmolens voor de kust van Kopenhagen zijn er tien eigendom van een coöperatie, met als aandeelhouders duizenden gezinnen uit de regio. Er is in Denemarken een groot draagvlak voor hernieuwbare energie, omdat gewone mensen de voordelen genieten.

Radicale vernieuwers

De transitie naar een duurzaam energiesysteem vergt massieve inspanningen. In plaats van meewarig te kijken naar energiecoöperaties, moeten we beseffen dat hier een enorme kans ligt. Het kan een voorbeelddossier zijn om het vertrouwen in de politiek te herstellen. Dat vergt wel een totale mindshift bij de beleidsverantwoordelijken. Ze moeten durven inzien dat misschien wel de belangrijkste politieke innovatie zich buiten de nationale politiek voltrekt: de ontelbare initiatieven van burgers. Zij wachten niet tot regeringen die kerncentrales sluiten, ze bouwen zelf windmolens. Hetzelfde geldt voor progressieve steden. Als ministers nog steeds naar de pijpen van multinationals dansen, installeren burgemeesters zoals die van Barcelona civiele microfabrieken in elke wijk voor lokale productie.

Het zijn deze radicale vernieuwers die de transitie naar een ecologische samenleving vormgeven. Een slimme (eerste) minister speelt geen keizer-koster, maar ondersteunt de netwerken die zich overal ontwikkelen tussen burgers, middenveld, sociale ondernemers en lokale besturen. Nationale politici met toekomstvisie kunnen hierbij kaderwetten maken die toelaten dat de samenleving weer ambitieuze doelstellingen kan realiseren, juist door samenwerking met actieve burgers.

Het werpt ook een ander licht op het debat in ons land over intercommunales. Vergoedingen mogen nooit overdreven zijn en er mogen niet te veel bestuurders zijn. Maar is dat pas het beginpunt van echte democratische vernieuwing? Heeft Eandis de moed om zich open te stellen voor echte burgerparticipatie?

Dit opiniestuk verscheen in De Standaard op 25/08/2017.

 

Auteur(s)

×
×

Winkelmand