Jongeren die de toekomst in handen nemen, ze zijn met meer dan u denkt. Neem nu Warda El-Kaddouri, onderzoekster literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Gent. Ze is ook jongerenvertegenwoordigster van de Vlaamse Jeugdraad bij de Verenigde Naties. Tijdens haar mandaat wil ze werk maken van een regionale vertaling van de Sustainable Development Goals, de 17 doelstellingen die de eerdere millenniumdoelen vervangen.
De SDG’s of duurzame ontwikkelingsdoeleinden die de 193 VN-lidstaten eind 2015 goedkeurden vormen een ambitieuze set van 17 universele doelen die tegen 2030 moeten worden gehaald. Op 17 april sprak Warda El-Kaddouri daarover op de denkdag Ecopolis, en had ze het eveneens over de rol van jongeren, over het Europese project en over de transitie naar een meer duurzame toekomst.
Vertel eens iets over die Sustainable Development Goals. Hoe wil je deze naar regionaal niveau vertalen?
“We merken dat we op regionaal vlak indicatoren nodig hebben om te kijken en te meten hoe we erop vooruit gaan qua duurzaamheid. Momenteel ontbreekt het nog aan heel concrete doelstellingen. Hier zou het kader van de SDG’s een oplossing kunnen bieden. Want in tegenstelling tot de millenniumdoelstellingen, die enkel gericht zijn naar het zuiden, hebben de duurzaamheidsdoelstellingen ook betrekking op het noorden. Ze zijn zo ontworpen dat nagenoeg iedereen er heel concreet mee aan de slag kan. In dat proces willen we ook zoveel mogelijk jongeren betrekken. Niet alleen bij het opstellen van die indicatoren en het implementeren van de doelstellingen, maar ook wat het evalueren betreft.”
Je spreekt over een kader. De SDG’s maken dan ook geen deel uit van een bindend juridisch contract. Waarom deze beslissing? Er komt soms kritiek op de beperkte draagkracht van niet-bindende akkoorden.
“De kritiek om te kiezen voor niet-juridisch bindende documenten vind ik deels terecht. Verdragen die enkele decennia geleden werden afgesloten waren haast altijd bindend, maar vandaag zie je toch een iets conservatievere houding en terughoudendheid. Je mag echter niet vergeten dat die duurzame ontwikkelingsdoelstellingen zijn opgesteld en goedgekeurd door nagenoeg alle landen over heel de wereld. Met de millenniumdoelstellingen was dat helemaal anders. Wat dit betreft is het dus al een mooie stap in de goede richting. Maar aan de andere kant is het inderdaad jammer dat er geen juridisch bindende documenten worden opgemaakt. Deze overeenkomst toont een soort van politieke wil, zeg maar. Omdat het moet en omdat het zo hoort. Het is een politiek document dat getuigt van een soort engagement Maar wat er concreet uit voortkomt, zal nog moeten blijken.”
We merken vandaag dat steden wendbaarder zijn dan natiestaten. Er is meer ruimte voor creativiteit en try-outs. Is het een bewuste keuze geweest om steden aan te spreken over de implementatie van de doelstellingen?
“Inderdaad. Het succes van de nieuwe klimaatdoelstellingen zal liggen bij de flexibiliteit en de concrete toepasbaarheid ervan. Verschillende steden hebben verschillende prioriteiten. Ik kan me voorstellen dat een bepaalde stad sterker zal willen inzetten op klimaatsverandering, en andere steden eerder op gendergelijkheid of onderwijs. Het zal een soort van experiment zijn om te kijken of zulk een iets vrijer akkoord kan leiden tot meer actie. Het is wel een heel ambitieuze agenda, volgens sommigen is het niet haalbaar. Je kan inderdaad alle 17 doelstellingen niet even succesvol behalen. Maar het geeft toch een bepaalde richting aan, en dat is hoopgevend. Want het zal echt van onderuit moeten gebeuren, bij de mensen zelf. Er is tevens meer en meer sprake van een enorm uitdijende urbanisatie. We evolueren richting megasteden. Niet alleen in het westen of noorden, maar wereldwijd.”
Dagen Zonder Vlees kan elk jaar op meer deelnemers rekenen, ook carsharing en FabLabs worden populairder. Hoe significant zijn dergelijke burgerinitiatieven voor jou?
“Die initiatieven zijn zeer belangrijk. Ik denk zelfs dat burgerparticipatie de belangrijkste factor zal zijn naar duurzaamheid toe. Men zal zelf van onderuit moeten eisen om een overgang te maken, want die zal wellicht van bovenaf worden ingevoerd, maar niet uitgevoerd, dat geloof ik niet. De initiatieven zijn voorlopig misschien kleinschalig, maar ze tonen wel een transitie aan. En ze wijzen er ook op dat de burger zich op politiek vlak tekort gedaan voelt, en dat hij dat zelf opvangt.”
Het Europese project staat vandaag onder druk. Hoe kijk jij naar de recente ontwikkelingen?
“Europa heeft het zeker niet makkelijk vandaag. Economisch gaat het nog altijd moeilijk en dan zijn er uiteraard de uitdagingen rond migratie. In zulke context is het een menselijke, instinctieve reactie om terug in de eigen schulp te kruipen en zich te beroepen op de nationale soevereiniteit. Het gevaar is echter dat het Europese project daardoor afbrokkelt. Europa vraagt voor een deel het opgeven van die soevereiniteit in ruil voor iets anders. Als we teruggaan naar het nationale, en we zien dat gebeuren sinds 2008, vind ik dat een gevaarlijke trend. Ik geloof echter dat Europa sterk genoeg is om dat te overleven. Want het alternatief is niet wenselijk.”
Wat kan er gebeuren tegen dat groeiende nationalisme?
“Van onderuit alvast niet veel, vrees ik. Mensen gaan zich identificeren met hun natiestaten, terwijl Europa een verhaal vertelt waarmee de mensen niet vertrouwd zijn. De instituties worden bekeken als een soort elite-club waarmee men geen voeling heeft. Sommige berichtgeving werkt dit ook in de hand. Europa zou moeten proberen om dichter bij de mensen te komen, om het Europese verhaal op nationaal niveau te vertalen. Het is verder ook zo dat positieve evoluties vaak als nationale successen worden beschouwd, terwijl minder positieve maatregelen zogezegd door Europa worden opgelegd. De manier waarop we over Europa praten, als een bureaucratisch gestel met enkel negatieve implicaties, moet anders. Daarnaast zou Europa ook een leidersrol moeten opnemen in de overgang naar duurzame ontwikkelingen.”
Je haalde daarstraks al even aan dat je jongeren meer wil betrekken. Daar ben je ook actief mee bezig bij de Vlaamse Jeugdraad. Hoe reageer je op sommige criticasters die jongeren vandaag afschilderen als passief of fatalistisch?
“Ik vind jongeren helemaal niet passief. Ik denk dat ze heel sterk met de huidige problematieken inzitten en bezig zijn. Jongeren zijn nog nooit zo aan het multitasken geweest, ze zijn hoogopgeleid, ze reizen veel en doen vrijwilligerswerk. Het is een heel boeiende generatie. Maar de uitdagingen die we deze eeuw kennen, worden te snel in hun schoenen geschoven. Men zegt heel snel ‘jongeren zijn de toekomst, zij gaan het moeten doen’, maar ik vind dat niet echt getuigen van intergenerationele solidariteit. De huidige problemen zijn de vorige decennia ontstaan, dan vind ik het al te makkelijk om te zeggen dat wij ze mogen oplossen. De uitdagingen waarmee we vandaag worden geconfronteerd, zijn redelijk serieus. Maar toch zie ik bij mijn leeftijdsgenoten een enorme wil om problemen te bestrijden. Er heerst misschien wat fatalisme, maar dat doet je net nadenken over alternatieve oplossingen. Dat is niet per se een negatieve zaak.”
Dat fatalisme komt wel ergens vandaan natuurlijk. Het politieke deeldomein lijkt soms zeer onmachtig te staan tegenover druk vanuit de economische markt.
“De neoliberale druk op de politiek is heel verontrustend. We praten steeds over beleid in economische termen. We hebben het dan over de opbrengst, de kosten en baten, de efficiëntie, het rendement, de productiviteit… Dat is door en door economisch jargon, en we zien dat al lang doorsijpelen in alle beleidsdomeinen. Volgens mij is die politieke onmacht tegenover de markt een van de grootste bedreigingen voor duurzaamheid. Het recente debat rond Essers is het beste voorbeeld van hoe een project dat allesbehalve duurzaam is, toch wordt goedgepraat met het argument dat het X aantal jobs zal creëren. Vooruitgang in duurzame termen is simpelweg niet mogelijk als je dit enkel economisch benadert. Er is ook nood aan een sociaal en een ecologisch luik. Pas als je in die drie dimensies vooruitgang boekt, creëer je duurzame vooruitgang.”
Wat hoop jij in die context nog bij te dragen?
“Hopelijk heel wat. Eerst en vooral wil ik jongeren inspireren om meer participatie op te eisen, zij het in de vorm van deelname aan raden en werkgroepen om beleidsadviezen neer te schrijven, of in andere, meer lokale, vormen van engagement. Anderzijds zijn er een aantal concrete plannen binnen de Vlaamse jeugdraad die ik graag binnen mijn mandaat zou willen afronden. Zo zijn we aan het lobbyen voor praktijktesten op de arbeidsmarkt en gaan we een project organiseren rond de meerwaarde van diversiteit op de werkvloer. Daarnaast wil ik ook zo snel mogelijk positieve evoluties forceren wat de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen betreft. We trachten dit te doen door allerlei organisaties, leerkrachten en jongeren zelf te benaderen met een soort van toolkit. Concreet willen we hiermee zo helder mogelijk over de doelstellingen communiceren, want dat VN-jargon is niet altijd even duidelijk voor iedereen. Het is echt belangrijk dat jongeren hiervan goed op de hoogte zijn en dat ze het belang van de evolutie naar meer duurzaamheid inzien.”