Van doemdenken naar nieuwe hoop

Bespreking David Wallace-Wells, De Onbewoonbare Aarde (De Bezige Bij, 2019, 363 pag.) & Bruno Latour, Waar kunnen we landen? Politieke Oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (Octavo, 2019, 131 pag).

Johan Malcrops brengt in een heldere analyse van beide boeken de parallellen, maar vooral ook de tegenstellingen, naar voor van beide auteurs. Waar David Wallace-Wells eerder vertrekt vanuit een doemscenario dat enkel kan beantwoord worden via technologie, vertrekt Bruno Latour vanuit een veel bredere visie op de klimaatcrisis. Migraties, de explosieve toename van ongelijkheden en het Nieuwe Klimaatregime : het is dezelfde dreiging.

 

De film ‘An Inconvenient Truth’ (2006) van Davis Guggenheim en gepresenteerd door Al Gore, zette ooit de trend. Een hele rist van boeken en films verscheen sindsdien met waarschuwingen over de opwarming van de aarde en de klimaatcatastrofen die voor de deur staan. Recent nog de nieuwe reeks Planet Earth en de documentaire ‘Climate Change : the facts’ van David Attenborough .

Ook de wetenschappelijke rapporten van het IPCC brengen steeds meer feitenmateriaal aan : de klimaatverandering is veroorzaakt door de mens, is volop bezig en binnen enkele jaren wordt ze onomkeerbaar, onbeheersbaar. Volgens datzelfde IPCC hebben we nog 12 jaar om het tij te keren .

Het boek ‘De Onbewoonbare Aarde ‘ van David Wallace-Wells biedt een lange opsomming van voorspellingen van de rampspoed die op ons afkomt, als de mensheid niet dringend het roer omgooit.

Hij beschrijft de gevolgen van het absolute doemscenario (5 graden opwarming en meer), maar ook van meer realistische scenario’s (2 tot 3 graden opwarming). 

Van hittesterfte tot klimaatmigraties

Het boek begint met een beschrijving van de gevolgen van extreme hitte voor de mens. En hij doet er geen doekjes om : bij 5 graden opwarming, zouden grote delen van de aarde ongeschikt worden voor menselijk leven. Grote delen van de aarde worden onbewoonbaar. En dan heeft hij het over de directe effecten van hittestress. Maar zelfs bij het huidige tempo van opwarming, zijn de gevolgen al dramatisch. Hij verwijst naar de recordzomer van 2018 met temperaturen boven de 42 graden in Los Angeles, 50 graden in Pakistan en 51 graden in Algerije. En deze zomer hebben we opnieuw prijs, ook in Europa. Meer hitte betekent ook een veel slechtere luchtkwaliteit. Nu al sterven duizenden mensen wereldwijd (bijv. In Azië) door de toename van zomersmog. 

Door de hoge temperaturen krijgen we ook af te rekenen met meer orkanen en tropische stormen, met ‘regenbommen’ en massale overstromingen. En in andere delen van de wereld met verzengende droogte en verwoestende natuur- en bosbranden. De oceanen sterven af, nieuwe plagen en ziekten verspreiden zich.

Wallace-Wells besteedt veel aandacht aan de effecten van de klimaatverandering op de landbouw en de economie. Grote delen van de wereld zullen te lijden hebben van falende oogsten en getroffen worden door hongersnood. Daarnaast voorspelt hij een economische ineenstorting. Het wereld-BNP dreigt te kelderen. Er is meer dan 51% kans dat mondiale productie tegen 2100 met 20% zal zijn teruggevallen, 12% kans dat de productie zal halveren. Waarbij de economische crash van de jaren dertig van de vorige eeuw zou verbleken. Ook in economisch opzicht voorspelt hij het ‘Grote Sterven’. Het kapitalisme is door het klimaat ten dode opgeschreven. Meer en meer blijkt nu dat neoliberalisme en economische groei teerden op het verbruik van fossiele brandstoffen. Dit ‘fossiel kapitalisme’ loopt nu op zijn laatste benen. Nieuwe economische groei zit er volgens hem niet meer in. Als de digitale revolutie, waar velen alle heil van verwachten, geen duidelijke groei van de productiviteit oplevert, komt dat volgens hem omdat de klimaatverandering het positief effect van computers en robotica meer dan teniet doet.

Ten slotte besteedt de auteur ook aandacht aan de hele reeks van conflicten die ontstaan door de klimaatverandering en de verminderde landbouwopbrengsten in grote regio’s : sociale onrust, burgeroorlogen zoals in Syrië, strijd tussen landen om water, de ‘climate wars’ van Harald Wezer. Zelfs als de opwarming zou beperkt blijven tot 2°C, krijgen we de komende jaren tot 80% meer oorlogen. En steeds meer ‘kwetsbare staten’ onder invloed van de klimaatchaos. En hij beschrijft ook de stroom van klimaatvluchtelingen die steeds verder zal aanzwellen en onstuitbaar zal oprukken naar landen waar ze niet welkom zijn.

Negatieve uitstoot : flirten met geo-engineering

Hoe somberder de toekomstverwachtingen rond klimaat, hoe groter de verleiding om te kiezen voor drastische technologische oplossingen. Wallace-Wells danst hier op een slappe  koord. Hij denkt dat de inzet van technologieën die zorgen voor een ‘negatieve uitstoot’ van CO2 uiteindelijk niet zal te vermijden zijn. Zo bijvoorbeeld de inzet van  technologieën om CO2 uit de lucht te halen en op te slaan (Carbon Capture and Storage of CCS) via natuurlijke methoden (nieuwe bos- en landbouwmethoden) of door te investeren in grote CO2-afvangfabrieken. Hij twijfelt : is CCS geen vorm van ‘magisch denken’? En is betrouwen op CCS  realistisch? Om de doelstellingen van Parijs te halen en de opwarming onder 2°C te houden, zouden er  elke twee dagen drie volwaardige CO2-afvangfabrieken moeten gebouwd worden. Maar juist omdat de nood zo hoog is, besluit hij dat een aanzienlijke inzet van negatieve uitstoot technologie toch nodig zal zijn. In het hoofdstuk over klimaat en luchtvervuiling gaat hij nog een stap verder en pleit hij voor nog straffere vormen van geo-engineering : het opzettelijk inbrengen van deeltjes zwaveldioxide in de atmosfeer om de opwarming af te remmen. Ook als dit bijzonder schadelijke neveneffecten zou hebben voor de volksgezondheid.

Hij citeert klimaatwetenschappers die stellen dat zelfs de zeer bescheiden klimaatdoelen van Parijs onhaalbaar zullen blijken, zonder de inzet van dit soort technologieën.

De totale ombouw van onze energie- en vervoers- infrastructuur is op de luttele tijd die ons rest, niet meer mogelijk. Dan zou de grootschalige inzet van CO2-afvanginstallaties wel eens onze laatste hoop kunnen zijn. Om voldoende tijd te winnen om alsnog de noodzakelijke klimaattransitie te kunnen realiseren.

Om dezelfde reden verdedigt Wallace-Wells ook kernenergie en ggo’s. Waarbij hij een deel van het ecomodernistisch discours overneemt. Het aantal slachtoffers van kernrampen is niet te vergelijken met de slachtoffers (nu en in de toekomst) van de klimaatverandering. En genetisch gemodificeerde organismen zijn een deeloplossing voor de te verwachten klimaatcrisis in de landbouw. 

Wallace-Wells heeft allicht te weinig aandacht en vertrouwen in de klassieke klimaatstrategieën, waarin naast duurzame technologieën, ook ingezet wordt op andere productie en consumptiewijzen. Hij zoekt te snel zijn heil bij technologische “mirakel”oplossingen. Maar de vraag blijft reëel : kunnen we een koolstofneutrale toekomst bereiken, zonder de ultieme inzet van bepaalde negatieve emissie technologieën? Ook de wetenschappers van het IPCC houden er ernstig rekening mee dat dit tot op zekere hoogte nodig zal zijn (bijv. opvang en hergebruik van CO2 om de industrie koolstofneutraal te maken). 

Wallace-Wells is niet de enige die onder druk van klimaatpessimisme gaat overhellen naar ecomodernistische oplossingen. Hetzelfde zagen we de voorbije jaren gebeuren met andere prominente klimaatpessimisten zoals Mark Lynas of George Monbiot. ‘Zes Graden. Onze Toekomst op een warmere planeet’ (2008)  bracht tien jaar geleden al een soortgelijk verhaal als dat van Wallace-Wells. Mark Lynas schetste toen al de stand van de planeet bij één, twee, drie tot en met zes graden opwarming. Ook hij ging uiteindelijk overstag en is nu een groot pleitbezorger van kernenergie. Eenzelfde traject doorliep de radicale milieudenker George Monbiot. En uiteraard een ecomodernist pur sang zoals Michael Shellenberger, die nog verder gaat en zich nu zelfs keert tégen hernieuwbare energie .

Eco – Nihilisme 

Op ecopessimisme staat geen maat. Wallace-Wells besteedt in zijn boek ook een hoofdstuk aan nog straffere doemdenkers.  De klimatoloog Guy McPherson is nog pessimistischer dan Wallace-Wells. Hij heeft alle hoop opgegeven dat de mensheid de klimaatverandering zal overleven. Alle zogenaamde wonderoplossingen zullen falen. Hij verwacht dat de mensheid binnen tien jaar zal uitgeroeid zijn. Hij geeft wereldwijd lezingen over zijn hypothese van ‘near-term human extinction’. 

Vandaar is het nog maar een stap naar het absolute doemdenken, het eco- of klimaatnihilisme van Paul Kingsworth en zijn beweging van ‘dark ecology’. Het kan dan gaan om het berusten in de ondergang, het afzweren van de menselijke soort (inhumanisme) of om vormen van regelrecht ecofascisme, waarbij men zich afkeert van de naïeve pogingen van zogeheten progressieve politici om alsnog de planeet te redden, maar enkel nog vecht voor het veilig stellen van de eigen belangen, de ‘klimaatbehoeften’ van een beperkte groep of een beperkt (superieur) ras. Wallace-Wells waarschuwt ervoor dat dit soort vertwijfeling en groepsegoïsme meer en meer de weg vindt naar het consensusdenken over klimaat. 

Maar al bij al blijft de benadering van Wallace-Wells zeer partieel : te eenzijdig gericht op het klimaatprobleem op zich, alsof het over een geïsoleerd gegeven zou gaan. Een (daardoor) ook te zeer gericht op technologische (nood)oplossingen. De Franse filosoof Bruno Latour gaat voor het andere uiterste : hij speurt naar de oorsprong van de klimaatproblemen, zoekt wel naar samenhang en naar heel nieuwe oplossingen die veel dieper reiken dan het uitpakken met nieuwe technieken. 

Het Nieuwe Klimaatregime van Bruno Latour

Bruno Latour vertrekt in zijn boekje ‘Waar kunnen we landen?” van een veel bredere visie op de klimaatcrisis. Het gaat fundamenteel om onze verhouding met de Aarde (Gaia) of eerder nog het Aardse . “Migraties, de explosieve toename van ongelijkheden en het Nieuwe Klimaatregime : het is dezelfde dreiging.” De migratiecrisis is daarbij geen fait divers. Het gaat om duizenden, straks miljoenen mensen vooral in de armste landen die door de klimaatcrisis hun land zien verdwijnen of onbewoonbaar zien worden. Zij moeten  letterlijk en figuurlijk op zoek moeten naar nieuwe grond onder de voeten. En het gaat tegelijk om de bewoners in de rijke landen die beseffen dat ze hun levenswijze volledig moeten veranderen. Beide groepen voelen zich ‘door hun land verlaten’. 

De link tussen klimaatcrisis en de toenemende ongelijkheid formuleert Latour aan de hand van een politieke fictie – hypothese. In plaats van naïefweg te blijven geloven dat de (rijke) elites van onze wereld ziende blind zijn voor de klimaatcrisis, laat ons veronderstellen dat ze wel degelijk de alarmsignalen hebben opgevangen, maar dat ze weigeren die kennis te delen. Ze beseffen donders goed dat een radicale ommekeer nodig is, maar weigeren ervoor op te draaien en kiezen ervoor om de nieuwe klimaatrealiteit glashard te ontkennen .

“De elites zijn er zozeer van overtuigd geraakt dat er geen toekomst is voor iedereen dat ze hebben besloten alle lasten van de solidariteit zo snel mogelijk van zich af te werpen.”

Hij gebruikt het beeld van de Titanic : de leidende klassen begrijpen dat de schipbreuk onvermijdelijk is. Ze maken zich meester van de reddingsboten en ze vragen het orkest lang genoeg slaapliedjes te blijven spelen zodat zij er in het nachtelijk duister vandoor kunnen gaan . Een voorbeeld is de multinational ExxonMobil die begin van de jaren negentig al de ernst van het klimaatprobleem kende en toch jaren lang bleef investeren in negationisme. De obsessieve ontkenning van de klimaatverandering door de superrijken (waarvan Trump slechts de vaandeldrager is) wordt daardoor een misdaad buiten alle proporties, een verraad aan de gewone mensen, aan de mensheid. Trumps politiek is niet enkel ‘post truth’, ze is vooral ‘postpolitiek’ : ze verwerpt de wereld waarin we leven. Amerika reageert als een paard dat de hindernis ziet waar het over moet springen, maar begint te steigeren. Met die ‘grote weigering’ moet de hele wereld nu leven. Alle venijn van de negationisten richt zich meer en meer op klimaatactivisten – wereldwijd worden steeds meer milieuactivisten vermoord .

Landen in het Aardse

Bruno Latour ziet geen heil in de verdere keuze voor globalistische modernisering en groei. Ook het terugplooien op het lokale (protectionisme, nationalisme), zal geen uitweg bieden. De keuze tussen globalisering en het lokale is een valse keuze. Hij gebruikt het beeld van een vliegtuig dat vliegt van het Lokale naar het Globale maar onderweg te horen krijgt dat er bij het Globale geen plaats is om te landen en dat ook terugkeer en een noodlanding op het Lokale uitgesloten is. Met dan de prangende vraag : waar kunnen we landen? De echte keuze die zich stelt is tussen het ‘Bodemloze’ en het ‘Aardse’. Het ‘Bodemloze’ is de attitude waarbij alle hoop wordt opgegeven. De keuze om te crashen zeg maar.  Het is veel meer dan klimaatnegationisme, het is de ontkenning van de wereld. Het is ook veel meer dan ecofascisme, want de fascisten hadden nog een verwrongen ideaal van modernisering en van ‘Blut und Boden’. Het is absoluut nihilisme. De enig mogelijke bestemming is het Aardse. Met het begrip ‘het Aardse’ tracht Latour een nieuwe geogeschiedenis te beschrijven waarin mensen en alle leven op Aarde samenwerken om te overleven. Latour geeft een diepere inhoud aan de Aarde als levend organisme (uit de Gaia-hypothese van James Lovelock). En aan de nieuwe notie ‘anthropoceen’. Het ‘Aardse’ is een nieuwe vorm van handelen, van interactie, van samenleven. Het ‘nieuwe klimaatregime’ wordt niet langer ontkend, maar ten volle aanvaard. De oplossing is zeker niet nog meer dan voorheen controle uit te oefenen op de aarde (zoals de voorstanders van geo-engineering willen). Dit is voor Latour grootheidswaan, een delirium : het moderne, de technologie heeft gefaald, laten we nog moderner worden, laten we nog meer dwingende technologieën inzetten…  Dat is niet samenwerken met het Aardse, maar de Aarde nog meer verkrachten. 

De politieke ecologie heeft gefaald

Moderniseren of ecologiseren is dus de cruciale kwestie. Maar we kunnen er volgens Latour niet onderuit : de politieke ecologie heeft gefaald. De groene partijen blijven overal romppartijen. Ze ontsnappen niet aan de worsteling tussen kiezen voor de natuur of kiezen voor het sociale. “Na vijftig jaar groen militantisme wordt de ecologie nog steeds tegenover de economie geplaatst, de eisen voor ontwikkeling tegenover die van de natuur, kwesties van sociale rechtvaardigheid tegenover de ontwikkeling van de levende wereld”. Groene partijen probeerden de klassieke links-rechts-tegenstelling te overstijgen, maar zijn daar zelden in geslaagd. Ze werden platgewalst in de tegenstelling tussen sociale en ecologische conflicten.  Dikwijls bleven ze een soort derde weg aanbieden tussen het lokale en globale modernisering (denk lokaal, handel globaal). “Degrowth”   is geen geschikte term voor een alternatieve aanpak, want met die term blijf je ook steken binnen de horizon van  het moderne. Terwijl de frontlijnen radicaal moeten kantelen. Er is een fundamentele heroriëntering nodig van het politieke handelen. Er is nood aan nieuwe allianties. Daarbij kunnen zowel mensen en bewegingen die streven naar het globale (modernisering) als mensen en bewegingen die opkomen voor het behoud van het lokale, meegenomen worden. Niet links, niet rechts, niet modern, niet identitair, maar radicaal Aards.

Uitgangspunt kan zijn het terug kiezen voor het toebehoren aan een bodem, maar dan zonder de conotaties die het Lokale er heeft aan toegevoegd (etnisch homogeniteit, historicisme, nostalgie, ..). Latour verwijst als voorbeeld naar de Franse ZAD-bewegingen (ZAD = ‘zones à défendre’) zoals bij het verweer tegen het vliegveld gepland in Notre-Dame-des-Landes). In plaats van een sociale klassenstrijd is een geo-sociale plaatsenstrijd nodig. De tegenstelling tussen mens en natuur moet daarbij overstegen worden. Latour citeert één van de ZADisten : ‘ wij verdedigen de natuur niet, wij zijn de natuur die zich verdedigt”. Ook hier is een nieuwe alliantie nodig : ‘Wij zijn aardbewoners te midden van aardbewoners” . 

Europa – een plaats om te landen

Een concreet programma biedt Bruno Latour niet aan, wel een radicaal nieuw denkkader. En daar is nood aan. Hij speelt graag met woorden maar opent zo ook nieuwe perspectieven : kiezen voor het woord voorspoed in plaats van groei of degrowth, voor levenspunten i.p.v. standpunten, voor verwekkingssystemen i.p.v. productiesystem, voor “binnenaardse” wezens, enz.

Maar soms wordt hij ook pijnlijk concreet. Bij voorbeeld als het over de migraties gaat. Voor hem zijn die integraal onderdeel van het nieuwe klimaatregime. En hij ziet hier een historische plicht voor Europa. Europa kan niet ontsnappen aan wat het in het verleden heeft aangericht… Europa is bij alle volken binnengevallen, alle volken komen op hun beurt naar Europa … “Op het Europese territorium kunnen de drie grote kwesties van deze tijd samenkomen : hoe ontworstelen we ons aan de negatieve mondialisering? Hoe incasseren we de reactie van het aardsysteem op het menselijk handelen? Hoe organiseren we ons om vluchtelingen op te vangen?” Zijn besluit : “Europa kan één van de vaderlanden worden voor allen die op zoek zijn naar een bodem. Europeaan is, wie Europeaan wil zijn. Dit Europa zou ik mijn land, mijn toevluchtsoord willen noemen”. 

Auteur(s)

×
×

Winkelmand