Recensie: ‘Is daar iemand? Hoe de smartphone ons leven beheerst’ – Wouter van Noort 

In 2007 lanceerde Steve Jobs de eerste iPhone. Dat is nauwelijks 10 jaar geleden, maar toch zijn smartphones ondertussen tot in de verste uithoeken van de wereld doorgedrongen. Al in 2014 waren er meer smartphones en tablets dan mensen op onze planeet. Heel wat mensen gebruiken de smartphone ondertussen gemiddeld meerdere volle uren per dag. 

Hoe komt het toch dat de smartphone in zo’n korte tijd een onmisbaar onderdeel van onze vrije tijd, werk, sociale interactie, vriendschap, liefde, nieuwsvoorziening en publieke opinie is gaan uitmaken? Is dit een natuurlijk verschijnsel of worden we bewust gemanipuleerd door de techgiganten uit Silicon Valley? Welk effect heeft de collectieve smartphoneverslaving op onze sociale omgang, ons denken en ons politiek handelen? Wat te doen met bedrijven als Apple, Facebook en Google die in een razendsnel tempo monopolistische spelers worden, en hun quasi belastingvrije miljardenwinst volop inzetten om te diversifiëren naar sectoren als energie,  gezondheidszorg en mobiliteit. Maken publieke overheden ook gebruik van de zogenaamde ‘big data’ en wat moeten we daar van vinden? In het boek ‘Is daar iemand? Hoe de smartphone ons leven beheerst’ gaat Wouter Van Noort op zoek naar antwoorden op deze vragen. 

De vele facetten van het digitale leven 

De auteur – zelf een fervent gebruiker van de smaprthone – is journalist bij het Nederlandse NRC Handelsblad. Het 224 bladzijden en 8 hoofdstukken tellende boek leest dan ook erg vlot. 

Het boek steekt meteen stevig van wal: het overmatige gebruik van de smartphone leidt tot een vervlakking van onze sociale contacten. We kunnen wel meer mensen bereiken, maar dit gaat ten koste gaat van de intensiteit van onze contacten. Ook onze echte ontmoetingen met vrienden zijn oppervlakkiger omdat … onze smartphone ons voortdurend afleidt. 

De smartphone zorgt er bovendien voor dat we minder geconcentreerd werken. ‘Konden de mensen in 2000 nog gemiddeld twaalf seconden hun aandacht bij één enkele taak houden, in 2013 was dat nog maar acht seconden. […] De onderzoekers relateren de afname in concentratievermogen aan nieuwe technologieën, toegenomen mediagebruik, sociale media en multischermgedrag.’ De conclusie van Wouter Van Noort laat dan ook weinig aan de verbeelding over: “Je neemt slechtere beslissingen, vertoont minder zelfbeheersing, bent dommer, minder gelukkig en minder sociaal als je constant bent afgeleid. […].’ Wouter van Noort houdt een sterk pleidooi voor ‘digitale voedzaamheid’: we moeten op een andere manier met onze smartphone leren omgaan. Hij schuift drie principes van de Amerikaanse psychologe Jocelyn Brewer naar voor: 1) mindful: ga bewust met je smartphonegebruik om, 2) meaningful: gebruik je smartphone enkel als het echt nodig is, 3) moderate: matig het gebruik zodat het geen hoofdrol in je leven gaat spelen.

In het hoofdstuk ‘De gokkast in je broekzak’ wordt duidelijk dat onze collectieve verslaving aan dat kleine hebbeding niet toevallig is. Techbedrijven als Facebook en Google hacken op steeds slimmere manieren onze zelfbeheersing, psychologische voorkeuren en zwakheden. Hun verdienmodel is er immers op gericht om ons zo lang mogelijk aan het kleine scherm te kluisteren: ‘Hoe langer wij doorbrengen in een app, hoe meer tijd die bedrijven  hebben om ons advertenties voor te schotelen en gegevens van ons te verzamelen. […] Daarbij schuwen ze niet om onderzoeken en technieken toe passen die zeer sterk gelijken op wat er in de gokindustrie gangbaar is.’  

Het hoofdstuk ‘Echoput Facebook’ behandelt de informatieve bubbles waar we via de sociale media in terecht komen. Hoewel we in theorie toegang hebben tot de wereldwijde informatiebronnen versmalt ons wereldbeeld paradoxaal genoeg. Via allerhande onzichtbare algoritmes laat Facebook ons alleen zien wat zij denken dat we willen zien. En omdat we steeds minder tegengeluiden horen, radicaliseren we ook nog eens. Hierbij maakt Wouter Van Noort zich grote zorgen over de toekomstige evoluties: ‘De gereedschapskist om onze informatievoorziening via de smartphone te sturen, manipuleren en controleren is nog maar net geopend’.

In de volgende hoofdstukken worden de businessmodellen van de techbedrijven uit Silicon Valley onder de loep genomen, met het Pokemon-fenomeen als voorbeeld. De Pokemon-hype verspreidde zich in geen tijd. Sommige plekken werden plots letterlijk door tienduizenden mensen bestormd. De hype bood flink wat overlast maar nauwelijks meerwaarde voor de lokale gemeenschappen. De winsten vloeiden naar de spelontwikkelaar Nintendo en vooral naar Apple en Google die 30% marge op alle aankopen voor Pokemon opstreken. Komt daarbij dat ze absolute kampioenen zijn in het opzetten van constructies om nauwelijks belastingen of sociale bijdragen te betalen. Zo betaalde Apple in 2014 een luttele 0,005% belasting op haar Europese winsten: 50 euro belasting per 1 miljoen euro winst. 

Een aantal van de grote techbedrijven verwerven in snel tempo een monopoliepositie. De boutade dat de concurrentie op het internet maar een klik weg is, blijkt een fabel te zijn. Omdat online-diensten extreem afhankelijk zijn van de hoeveelheid en de kwaliteit van de verzamelde data hebben nieuwkomers het moeilijker dan in andere bedrijfstakken. Er is op dit vlak een dubbele beweging aan de gang: de techbedrijven monopoliseren een aantal sectoren, maar kunnen met hun enorme winsten ook volop diversifiëren. Ze hebben onder andere een grote interesse in bio-electronica, gezondheidszorg, mobiliteit en energie. De Facebooks en Googles van deze wereld slagen er in om de schijn van innovatie hoog te houden, maar de meerwaarde van deze innovaties voor de kwaliteit van ons dagelijks leven is beperkt. Dit in tegenstelling tot de vorige industriële revoluties die voor enorme sprongen in welvaart en welzijn zorgden (elektriciteit, hygiëne, gezondheidszorg, landbouwtechnieken, transportmiddelen, …).  

De kwestie van de monopolies is des te meer belangrijk voor de volgende grote technologiegolf die ons te wachten staat: de artificiële intelligentie. Artificiële intelligentie is een tak van de computerwetenschappen waarbij machines ontwikkeld worden die werken en reageren als mensen. Die machines gebruiken hiervoor steeds geavanceerdere algoritmes, waardoor ze zelflerend worden en beslissingen kunnen maken. De technologie-optimisten benadrukken het ongelooflijk potentieel van de artificiële intelligentie. Ze maken deel uit van een nieuwe filosofische stroming die snelle opmars maakt: het dataïsme. Dataïsme is het geloof dat je op basis van ‘big data’ en algoritmes het menselijk bestaan kunt verbeteren.

Nu de meer negatieve aspecten van smartphones en big data stilaan duidelijk worden, bekoelt bij velen het ongebreidelde technologieoptimisme snel. Het dataïsme heeft potentieel verregaande morele en politiek implicaties, en bedreigt volgens criticasters onze vrijheid en democratie.

In ons dagelijks leven kennen we allemaal eerder onschuldige voorbeelden van artificiële intelligentie: Netflix doet op basis van onze kijkgeschiedenis allerhande suggesties voor series en films die we leuk zouden moeten vinden. Maar ook in het bedrijfsleven worden algoritmes al voor tal van toepassingen ingezet: voor het vinden van de meest geschikte kandidaat bij sollicitaties, voor het bepalen van de premie  die we aan verzekeringsmaatschappijen betalen,  … Ook steeds meer overheden gebruiken informatietechnologie om onze ‘smart cities’ te beheren en besturen. Zo gebruikt de politie van Eindhoven algoritmes om het risico op misdaad te bepalen, en er de inzet van manschappen op af te stemmen. Bovendien doen steeds meer overheden aan ‘nudging’: gedragsmanipulatie van inwoners via digitale technologie. In Oekraïne kregen alle betogers bij een manifestatie een sms met de boodschap dat hun deelname geregistreerd was. China experimenteert vandaag met het zogenaamde ‘Sesame Credit’: de overheid beloont het gedrag dat ze goed vindt met credits (bv. persberichten van de overheid delen via sociale media), of bestraft ongewenst gedrag. Afhankelijk van de stand van je krediet krijg je sneller toegang tot overheidsdiensten of kan je internetsnelheid verlaagd worden. De technologie wordt dus gebruikt om de grip van de overheid op het persoonlijke doen en laten drastisch te versterken. 

Vanuit een democratisch oogpunt is het bijzonder problematisch dat de algoritmes waar de bedrijven en overheden zich op baseren vaak niet openbaar zijn. En zelfs als ze dat zijn, moet men een stevige technische bagage hebben om ze te kunnen interpreteren. We hebben dus vaak het gissen hoe de data verzameld worden, op welke data het algoritme zich baseert, hoe de algoritmes tot bepaalde beslissingen komen, … 

Op het einde van het boek gaat Wouter Van Noort op zoek naar oplossingen voor de gestelde problemen. Het valt op dat de auteur er op dit vlak een erg liberale visie op na houdt. Om het met zijn eigen woorden te stellen: ‘Transparantie en zelfregulering zolang het kan, overheidsingrijpen als de nadelige gevolgen aanhouden’. Hij vergelijkt de smartphone met suiker: je hebt het nodig, maar teveel consumptie ervan is zeer schadelijk. Concreet pleit hij er vooral voor om het individuele gedrag bij te sturen (een boek nemen als je je verveelt, een polshorloge dragen zodat je het uur niet van je smartphone af moet lezen, …). Hij ziet ook een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs en de opvoeding.  In het overheidsoptreden pleit hij er vooral voor om de monopolies te breken, de belastingregimes voor multinationals te verstrengen en algoritmes verplicht openbaar te maken.  

Conclusie 

‘Is daar iemand? Hoe de smartphone ons leven beheerst’ laat een directe indruk op je na omdat het je neus op enkele prangende feiten drukt. Het zal ondertussen duidelijk zijn: Wouter Van Noort is bijzonder kritisch voor de huidige evoluties van smartphones en big data, zonder dat hij een vermanende vinger opsteekt. Het vlot geschreven boekt behandelt een brede waaier aan onderwerpen waardoor je een brede visie krijgt. Globaal gezien vind ik het een goed boek dat vlot leest. Toch zijn er ook een paar tekortkomingen en blinde vlekken. 

 De auteur heeft een eenzijdige kijk op ‘ons leven’. Er is geen enkele aandacht voor de effecten van de smartphone-industrie op het leven en de arbeidsomstandigheden van de miljoenen arbeiders die ze produceren. De impact op ‘hun leven’ is zonder enige twijfel nog een stuk groter dan op de gebruikers ervan. Ook de verwoestende grondstoffenindustrie die nodig is voor de productie van de smartphones komt nergens aan bod. Bijgevolg blijven ook duurzame alternatieven als de FairPhone uit beeld. Bij uitbreiding blijkt de auteur geen inzicht te (willen) hebben op de ecologische effecten, alsof de klimaatcrisis hem volkomen onbekend is. Hij zoomt uitgebreid in op de beurskoersen en winstcijfers van de techbedrijven, maar een pleidooi voor meer circulaire en duurzame bedrijfsmodellen blijft helaas uit. Nochtans produceren de servers die de big data opslaan al geruime tijd meer CO2 dan de wereldwijde luchtvaartindustrie. De Verenigde Naties schatten dat er alleen al in 2014 om en bij 3 miljard kilogram e-afval was van klein ICT-materiaal, dat bovendien nauwelijks voor 16% gerecycleerd werd. Waarom staat de auteur er niet kritisch bij stil dat elke zoekactie met Google 7 gram CO2 produceert?

Het boek schets een somber toekomstbeeld. De uitdagingen zijn groot. Helaas blijf je als lezer wat op je honger als het over de alternatieven gaat. Het boek lijdt onder een fenomeen dat we wel vaker zien: er worden een structurele problemen aangeraakt, maar de oplossingen zoekt men grotendeels op het niveau van het individu. Het boek prikkelt en biedt veel perspectieven, maar het is niet politiserend. Als lezer blijf je op je honger hoe we als democratie antwoorden zullen bieden aan de uitdagingen die zich stellen. En dat is een gemiste kans.

Dany Neudt schreef deze recensie voor Oikos.

Wouter van Noort komt zelf ook mee debatteren op Ecopolis – Digital Together op 8 oktober in het Kaaitheater in Brussel 

 

×
×

Winkelmand