Dit item verscheen oorspronkelijk op De Wereld Morgen.
Door Helenka Spanjer
Hoe ziet de economie van de toekomst eruit? Maakt het een goed leven voor iedereen mogelijk binnen de grenzen van de planeet? Hoe kunnen we solidair zijn met de toekomstige generaties? Vanuit die vragen organiseerde denktank Oikos 28 januari ‘The New Eco-nomics’ in de Vooruit om haar 10-jarig jubileum te vieren. Psychoanalyticus Paul Verhaeghe is een van de sprekers die antwoord poogt te geven op deze vragen.
“Ik begin met het goede nieuws. Het goede nieuws is dat we waarschijnlijk voor het grootste probleem staan dat er ooit geweest is in de geschiedenis van onze soort. En waarom is dat goed nieuws? Omdat dit zal betekenen dat we ons opnieuw gaan verenigen. Want het hebben van een gemeenschappelijk probleem is een van de betere manieren om mensen samen te brengen. En dat hebben we vandaag meer dan ooit nodig omdat we ten gevolge van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen heel erg individualistisch aan het denken, leven, wonen en werken zijn. Een gemeenschappelijk probleem waar niemand aan ontsnapt, dat zal ons onvermijdelijk terug samenbrengen.
Maar laat ons even kijken naar de minder goede kanten. Wat is het probleem? Wat is een mogelijke oplossing daarvoor? Waarom volgen we die oplossing niet? Ik ken te weinig van economie. Ik heb me er dan noodzakelijkerwijze een beetje op toegelegd. En ik ben vrij snel tot de vaststelling gekomen, daarvoor moet je niet zo intelligent zijn op het vlak van economie, dat het probleem te maken heeft met de verplichting tot groei. En het woordje ‘verplichting’ is hier wel belangrijk.
De eerste keer dat ik mij daar vragen bij gesteld heb, was toen ik een hele terechte opmerking kreeg van mijn toendertijd dichtste medewerkster, mijn secretaresse. Dat is al een hele tijd geleden. Het was in de periode dat onze universiteit het nodig vond om een nieuw public management in te voeren, wat onder meer betekende dat ik mijn medewerkers om de zes maanden moest evalueren. Ze moesten telkens een aantal targets opgeven en die targets moesten ze ook halen en het moest iedere keer meer zijn. Dat werd dan gerangschikt onder het idee van ‘iedereen moet blijven groeien’.
De derde keer zei Els, de medewerkster: ‘Maar ik kan toch niet blíjven groeien!’ En ik vond dat zo’n rake opmerking. Ik dacht: ‘Die heeft natuurlijk gelijk. We kunnen niet blijven groeien.’ Maar de economie kan eigenlijk toch ook niet blijven groeien?
Blijven groeien?
Een aantal jaar geleden, toen ik me met deze onderwerpen begon bezig te houden, kwam die opmerking van Els terug naar boven. En ik dacht: hoe werkt dat eigenlijk? Ik heb heel wat mensen lastig gevallen om mij dat uit te laten leggen. Uiteindelijk denk ik dat ik dat nu een beetje begin te begrijpen.
Het makkelijkste is om te begrijpen waarom wij inderdaad niet kunnen blijven groeien. Daar zijn meerdere redenen voor. We kunnen niet blijven groeien, omdat de grondstoffen eindig zijn. We kunnen niet blijven groeien, omdat we steeds meer afval produceren. We kunnen niet blijven groeien, omdat het eigenlijk voornamelijk inhoudt dat we steeds meer schulden maken, dat is wat het meest groeit. De schulden die we maken om die pseudo groei te doen toenemen. En last but not least, natuurlijk heeft die groei de reusachtige klimaatverandering veroorzaakt waar we nu met z’n allen voor staan.
We moeten echt niet denken dat de mensen die aan het beleid staan dit niet weten. Zij zijn ook niet dom. En dan moeten we ons de vraag stellen: hoe komt het dat wij – want we mogen af en toe wel in eerste persoon meervoud spreken – daar zo moeilijk afstand van kunnen doen? Wel, dat heb ik me laten uitleggen, maar dat is minder makkelijk om te begrijpen.
Het is zo dat onze vorm van economie met handen en voeten gebonden ligt aan die noodzakelijke groei. En dat heeft te maken met wat dan macro-economische structuren genoemd wordt. Zonder groei, daalt de werkgelegenheid. Zonder groei, kunnen we de sociale zekerheden niet betalen en zonder groei kunnen we ook de even noodzakelijke loonstijgingen niet meer bekostigen. Dus je kan geen enkele politicus vandaag de dag ervan overtuigen dat we die groei moeten doen afnemen. Want dan stort heel dit systeem in elkaar.
Systemische verandering
Dat betekent dat je onmiddellijk bij de oplossing komt. Als we dit willen veranderen, dan zal dat nooit lukken door te gaan voor minder groei. Dat werkt niet. Dat betekent dat we simpelweg – het is eenvoudig om te zeggen, maar moeilijk om uit te voeren – naar een systemische verandering moeten. En dat is niet eenvoudig.
Als je de geschiedenis bekijkt … We hebben al een aantal keren markteconomieën gekend in onze geschiedenis van de laatste 2000 jaar. Die kennen een cyclische beweging en eindigen altijd min of meer op dezelfde manier zoals wij nu bezig zijn: in aftakeling, verval en uiteindelijk een sociaal debacle.
Wat er nieuw aan is vandaag, is één, dat het we het veel beter kennen, twee, dat het mondiaal is, en drie, dat we die klimaatverandering hebben, dat probleem dat wereldwijd is. Dat is de eerste keer. En dat betekent dat we misschien met zijn allen in staat zullen zijn om er toch iets aan te veranderen.
Wat is er nodig op het vlak van systemische verandering? Als we gaan kijken naar de economische structuren, dan blijf ik het antwoord schuldig. Ik heb er wel een aantal ideeën over, maar dat is glad ijs om mij op te wagen.
Ik kan wel een aantal ideeën geven waar ik iets meer van af weet. Voor die systemische verandering zouden we in eerste instantie uitdrukkelijk een mentaliteitsverandering nodig hebben. Die ook weer in termen van ‘wij’ uitgedrukt mag worden. Want het is heus niet alleen de ander, het geldt voor ons allemaal. En die mentaliteitsverandering betekent eigenlijk dat we de verandering die de laatste 30 jaar plaatsvonden, moeten veranderen. Want er is iets heel merkwaardigs gebeurd.
Etymologie van economie
Dirk (Holemans, coördinator van denktank Oikos, red.) had het in zijn herinneringen over de etymologie van het woordje economie. Wel als we een beetje dichter in de tijd kijken naar de betekenis van het woordje economisch in het Nederlands, als men zei dat iemand economisch omging met zijn centen of zijn bezit, dan bedoelden we altijd dat diegene er zuinig mee omging.
Vandaag de dag is het exact het omgekeerde. Net zoals bedrijven en landen schulden moeten maken om te groeien, moeten wij ook allemaal zoveel mogelijk verwerven. Zoveel mogelijk bezit, zoveel mogelijk vanalles. Dat idee van die verplichte groei is ook doorgedrongen in ons privéleven.
Nu ga ik even heel ver terug in de tijd: vierde eeuw voor Christus, Aristoteles, Ethica Nicomachea. Hij bespreekt bijna terloops, want dat is voor hem op dat ogenblik niet zo’n belangrijk punt, een gevaar in het wezen van de mens. En dat gevaar, zegt hij, is van het steeds méér willen hebben. Meer willen hebben dan de ander op het vlak van bezit, op het vlak van veiligheid en op het vlak van roem.
En, zegt Aristoteles, als dat in een maatschappij te veel aanwezig is, dan krijg je drie opeenvolgende trappen van onrust. In eerste instantie spanningen, dan krijg je conflict en vervolgens krijg je oorlog. En dus, zegt Aristoteles, moet de overheid dat kenmerk van het steeds meer willen hebben, dat in ons zit, zoveel mogelijk beperken.
Als ik nu kijk naar onze maatschappij, we doen exact het tegenovergestelde en we zijn daar bijzonder goed in geslaagd. Iedereen wil voortdurend meer hebben. Dus dat zullen we op het vlak van mentaliteit heel zeker moeten aanpakken. En die mentaliteitsverandering is, denk ik, eigenlijk al volop bezig. Je ziet dat heel wat mensen inderdaad beginnen te beseffen dat er op een aantal vlakken toch iets moet veranderen.
Gedragsverandering
Dat brengt mij naar het tweede punt. We moeten gaan naar een gedragsverandering. Een mentaliteitsverandering volstaat niet. Die mentaliteit is al bij sommigen veranderd. Maar tussen denken en doen is er vaak nog een brede kloof. Dus hoe gaan we die gedragsverandering installeren?
Wel, ik vrees dat er daar toch een aantal machtsmechanismen aan te pas moeten komen. Ik denk niet dat mensen zomaar van gedrag veranderen. Dat kan op een vriendelijke manier gebeuren. Dat kan met overleg gebeuren. Dat zijn de beste methodes. Het zal af en toe, vrees ik, ook opgelegd moeten worden. Daar houden we niet van. Maar ik denk dat we er niet onderuit kunnen.
Een goed voorbeeld dat we hebben, zien we in de stad Gent. Het circulatieplan. Daar is heel wat om te doen geweest. Uiteindelijk denk ik dat er vandaag een duidelijke meerderheid voor gewonnen is. Terwijl dit aanvankelijk niet zo vanzelfsprekend was.
Daarmee kom ik bij het laatste en belangrijkste punt. Hoe kunnen we zoveel mogelijk mensen meekrijgen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we een aantal mensen bereiken, die we op dit ogenblik niet bereiken? Want die bewustwording en mentaliteitsverandering moet zo breed mogelijk gedragen worden.
Het probleem wordt hoe langer hoe duidelijker. Nu moeten we ook die oplossingen naar voren schuiven. En helaas wordt het vandaag heel vaak op een verkeerde manier gedaan. Die systemische verandering zal niet alleen vooral op het vlak van economie moeten gebeuren, het zal ook op het vlak van de politieke beleidsvoering moeten gebeuren. Wat we nu zien, en dat is niet alleen bij ons, ook als je op Europees niveau gaat kijken en verder dan Europa, dan zie je dat we steeds meer proteststemmen krijgen. Steeds meer mensen drijven weg naar ultrakanten, hetzij gewoon niet gaan stemmen.
Voel de pijn van de populist
En dan wordt er daar ook vaak door ons op afgegeven. En zegt men: ja, dat is populisme, die mensen zijn niet opgeleid, ze worden misleid en enz. Dat zijn de makkelijke verklaringen. De eigenlijke verklaring is dat ze niet gehoord worden. Dat ze geen erkenning vinden. En dat ze dat al 30 jaar niet krijgen. Het is al ongeveer 30 jaar dat je die proteststemmen ziet stijgen. En dan moeten we niet verwonderd zijn dat we dergelijke reacties krijgen.
Ik zat denk ik ondertussen een jaar geleden in een panel in Nederland op een boekenprogramma, samen met iemand anders die ook een boek gepleegd had, en het boek van die andere man ging over racisme. En die man was zelf ook object van racisme. Hij had een heel respectvol boek geschreven over racisme. Met heel veel respect voor de racisten. En zijn voornaamste boodschap, merkwaardig genoeg, was de volgende: ‘Voel de pijn van de racist.’ Wel, voel de pijn van de populist. En als we dat horen, dan zullen ze hem ook meekrijgen voor het reusachtige probleem waar we nu met z’n allen voor staan”.