Moet een klimaatactivist opkomen voor Gaza?

Afbeelding van hosny salah via Pixabay

Israëls oorlog tegen Gaza heeft in de klimaatbeweging tot onenigheid geleid. Sommige activisten pleiten tegen het innemen van politieke standpunten ten aanzien van het conflict, terwijl anderen vinden dat vechten tegen klimaatverandering vereist dat de achterliggende politieke onrechtvaardigheid aangepakt wordt.

De afgelopen maanden heeft Israëls aanval op Gaza een intens debat doen ontstaan over de mate waarin klimaatbewegingen, die van oorlogskwesties meestal niet hun hoofdbekommernis maken, betrokken moeten raken bij pogingen om die oorlog te beëindigen. Enerzijds zijn er de mensen à la Greta Thunberg. Op een protest in het Duitse Leipzig zei ze tegen een menigte: ‘Palestina steunen betekent humaan zijn’ en ook dat ‘er niet gezwegen mag worden over de genocide in Palestina’, zelfs niet — of misschien vooral niet — door de klimaatbeweging. Aan de andere kant staan de activisten en commentatoren die vinden dat zich uitspreken over Gaza de aandacht afleidt van de kernopdracht van de beweging, namelijk de mondiale opwarming een halt toeroepen.1 Zij vrezen ook dat door zich hierover uit te spreken er een onnodige verdeeldheid komt in de beweging en dat de vereiste publieke steun eronder lijdt.

Onlangs nam Andreas Malm, een prominent figuur in de klimaatbeweging, een controversieel standpunt in over het conflict, schrijvend over ‘jubelkreten’ in een reactie op de aanval van 7 oktober.2 Een dergelijke expliciete steun voor de acties van Hamas vanuit de beweging is een duidelijke radicalisering vergeleken bij eerdere steunbetuigingen voor Palestina, en zal waarschijnlijk tot nog meer discussie leiden over hoe klimaatactivisten in deze zaak een standpunt moeten innemen.

De wetenschap en niet de politiek?

Terwijl de spanningen omtrent de oorlog in Gaza in Duitsland bijzonder hoog opgelopen zijn — Thunberg’s houding heeft de Duitse afdeling van Fridays For Future verdeeld — is dat niet de enige plek waar de vraag over het publieke standpunt van de klimaatbeweging ten opzichte van de oorlog is opgedoken. In november 2023, op een andere klimaatbijeenkomst in Amsterdam waar Thunberg kwam spreken, beklom een man het podium, greep de microfoon en verklaarde: ‘Ik kom hier voor een klimaatdemonstratie, niet voor dit politieke standpunt.’3

Deze afwijzing van ‘politieke meningen’ in de klimaatbeweging heeft te maken met een jarenlang debat over de mate waarin de beweging uitgesproken ‘politiek’ is of zou moeten zijn. Moet ze enkel van de machthebbers eisen dat ze ‘luisteren naar de wetenschap’4 in de hoop dat een geneutraliseerde boodschap Links noch Rechts afstoot en de strijd voor het klimaat geen achterstand oploopt door polarisering5? Of moet de klimaatcrisis erkend worden als inherent politiek door nadrukkelijk te wijzen op de noodzaak om de systemische oorzaken van de klimaatverandering aan te pakken? En mocht zo’n radicale politieke analyse te verwelkomen zijn, betekent dat dan automatisch dat de klimaatbeweging zich ook moet bemoeien met andere excessen van het systeem dat klimaatverandering aanstuurt?

Of moet de klimaatcrisis erkend worden als inherent politiek door nadrukkelijk te wijzen op de noodzaak om de systemische oorzaken van de klimaatverandering aan te pakken?

Deze vragen wijzen op een aantal fundamentele kwesties die laten zien dat binnen de klimaatbeweging, net zoals binnen de meeste andere bewegingen, een spanningsveld bestaat van verschillende standpunten. Een goed begrip van deze kwesties maakt duidelijk waar het in het algemeen om draait in het debat over een standpunt tegenover Gaza. Al kan zo’n spanning best wel een uitdaging zijn, ze laat ook zien dat dit niet per se de beweging ondermijnt, en integendeel, dat het zelfs productief kan zijn.

Intern dispuut

Klimaatactivisten zijn het er niet over eens waarom het in de eerste plaats belangrijk is de klimaatverandering te bestrijden. Voor sommigen, zoals de man die niet gediend was van politieke standpunten tijdens de klimaatdemonstratie in Amsterdam, wordt klimaatverandering te lijf gaan gemotiveerd door de grote existentiële dreiging die ervan uitgaat.6 Dit wordt niet (of althans niet expliciet) door een ruimere politieke agenda gevoed. Anderen vatten klimaatverandering echter op als maar een van de krachten die meervoudige mondiale onrechtvaardigheid aanwakkeren, met dien verstande dat de strijd voor rechtvaardigheid onvolledig is als klimaatactie wordt geïsoleerd van die andere kwesties.7

Eén belangrijk gevolg hiervan is dat het eerste standpunt vrij agnostisch is als het aankomt op de methodes om klimaatverandering aan te pakken; bovendien is er de bekommernis dat heel wat conventionele benaderingen van klimaatmitigatie de onrechtvaardigheden juist verergeren. Bijvoorbeeld: koolstofcompensatieregelingen kunnen Inheemse gemeenschappen van hun plek verdrijven, en groene transities kunnen nieuwe ‘opofferingszones’ creëren.8 Kortom, de vraag of klimaatactivisten zich met ruimere rechtvaardigheidskwesties moeten inlaten, hangt af van wat hen in de eerste plaats motiveert om de klimaatverandering te bestrijden.

Klimaatactivisten verschillen niet enkel van mening over waarom het belangrijk is klimaatverandering te bestrijden, maar ook over de precieze aard van het probleem. Als je klimaatverandering opvat als een alleenstaande kwestie, dan heeft het zin om dat probleem apart aan te pakken. Je zou immers door er andere kwesties bij te betrekken de strijd kunnen ondermijnen, want je leidt de aandacht af en je riskeert dat de eensgezindheid of de publieke steun gevaar loopt.

Als klimaatverandering echter wordt opgevat als een symptoom van een reeks achterliggende problemen, dan wordt een geïsoleerde aanpak om twee redenen ondoeltreffend. Ten eerste richt die dan zijn pijlen op de symptomen en niet op de oorzaak; ten tweede heeft één enkel symptoom aanpakken geen zin als de ziekte zoveel andere kwalen veroorzaakt. Of zoals mensen die, in lijn met Naomi Klein, erop wijzen dat zonder een systemische benadering de klimaatverandering door zal gaan, terwijl intussen verwante symptomen — andere vormen van ecologische achteruitgang, bijvoorbeeld, of andere onrechtvaardige toestanden — niet te rechtvaardigen menselijk leed en ecologische schade zullen veroorzaken.9

Afbeelding van Niek Verlaan via Pixabay

Een derde punt van dispuut betreft de te volgen weg om klimaatdoelen te halen. Sommigen stellen dat, ook al is de klimaatverandering een systemische kwestie, er geen tijd is voor een radicale systeemverandering.10 De uitstoot van broeikasgassen moet tegen 2030 gehalveerd zijn,11 en het is voor velen moeilijk voor te stellen dat de economische systemen en de consumptiecultuur die voor de hoge uitstoot verantwoordelijk zijn tegen dan omgevormd zullen zijn. Hervormingsgerichte verandering stimuleren binnen het bestaande systeem lijkt dan misschien de meer realistische weg vooruit. Een dergelijk reformisme gaat samen met gematigde tactieken die zich houden aan de spelregels van de representatieve democratie, waarbij sociale verandering het resultaat is van publieke druk op verkozen politici. Als een groot klimaatdraagvlak creëren voor beleidsmaatregelen wordt gezien als het meest belangrijke om na te streven,12 zou dat het uitsluiten van verdeeldheid zaaiende kwesties zoals de oorlog in Palestina kunnen rechtvaardigen.

Maar opnieuw, aandringen op een politiek ‘neutraal’, wetenschappelijk gefundeerd klimaatnarratief dat Links noch Rechts voor het hoofd stoot, zou wel eens een averechts effect kunnen hebben. Sommigen beweren dat een meer uitgesproken politiek narratief dat klimaatverandering en sociale rechtvaardigheid integreert, zoals de ‘rechtvaardige transitie’, eerder een groot sociaal draagvlak zal creëren, omdat het inspeelt op de grootste zorgen van werkende mensen en een vangrail biedt voor hen die door de transitie hun baan dreigen te verliezen.

Kortom, de vraag of klimaatactivisten zich met ruimere rechtvaardigheidskwesties moeten inlaten, hangt af van wat hen in de eerste plaats motiveert om de klimaatverandering te bestrijden.

Nog een andere zienswijze laat verstaan dat draagvlak verwerven niet eens de meest effectieve weg is naar de beoogde sociale verandering. Onderzoekers Kevin A. Young en Laura Thomas-Walters stellen dat de burgerrechtenbeweging in de VS veel van haar invloed haalde uit strategisch georkestreerde en ontwrichtende acties die druk uitoefenden op invloedrijke actoren om beleidsveranderingen te bevorderen.13 Deze actoren kwamen tegemoet aan de eisen van de beweging, niet omdat ze die ondersteunden, maar wel omdat ze wilden dat de acties ophielden. Ondanks grote verschillen tussen de burgerrechtenbeweging en de klimaatbeweging, suggereert deze stelling dat bewegingen niet per se voorrang moeten verlenen aan een breed publiek draagvlak indien ontwrichting een krachtig instrument kan zijn. Dit inzicht zal niet meteen duidelijk maken hoe de klimaatbeweging dient om te gaan met de oorlog in Gaza, maar ze is wel een uitdaging aan het adres van de gangbare overtuiging dat absoluut vasthouden aan een breed draagvlak de meest effectieve strategie is.

Los van strategische overwegingen worden ideeën over wie een belangrijke bondgenoot is voor de klimaatbeweging uiteindelijk door ideologische overwegingen gevoed. Als bewegingen versmelten rond collectieve identiteiten, rijst de vraag of de beweging meer gemeenschappelijk heeft met hen die ijveren voor vrede en rechtvaardigheid of met iedereen die zich inzet in de strijd tegen klimaatverandering ongeacht sociale rechtvaardigheid. Het antwoord hierop zal de richting en het karakter van de klimaatbeweging vormgeven naarmate deze zich ontwikkelt. Misschien komt zelfs de notie in het gedrang dat er zoiets bestaat als één enkele klimaatbeweging.

Klimaat en conflict

Doorgaans verwijzen klimaatactivisten naar een kapitalistisch, kolonialistisch of extractief systeem als de hoofdoorzaak van klimaatverandering. Als het over Gaza gaat, vinden velen dat de verbanden tussen de oorlog en de klimaatverandering meervoudig zijn. Sommigen wijzen op het feit dat Israëls historische behandeling van de Palestijnen de klimaatrisico’s voor de bevolking verergert, door bijvoorbeeld hun toegang tot water te verminderen.14 Israël wordt er ook van beschuldigd het kolonialisme te greenwashen, omdat het de verdrijving van Palestijnen legitimeert onder het mom van actie tegen klimaatverandering.15 Ondertussen is de campagnegroep 350.org met een narratief gekomen dat de twee verbindt zonder een causaal verband te leggen, met het argument dat ‘er geen klimaatrechtvaardigheid kan zijn zonder vrede aan beide zijden.’16

Het ruimere debat over de rol die klimaatverandering speelt in het intensiveren van conflicten in het Midden-Oosten is al lang aan de gang.17 Dat geldt ook voor het aanduiden van het militarisme als een krachtige pijler van extractieve onderdrukkingssystemen.18 Die zwengelen de klimaatverandering aan, terwijl ze garanderen dat bij tegenwerking het systeem overeind blijft. Sinds haar ontstaan in de jaren 1970 heeft de moderne klimaatbeweging het pacifisme omarmd als een kernprincipe en er bestaan sterke historische verbanden tussen de vredesbeweging en de antinucleaire vleugel van de klimaatbeweging. Antimilitarisme opnemen in de strijd tegen klimaatverandering, zoals dat tot uitdrukking komt in de steun voor Palestina, is historisch gezien geen verrassing en kan niet worden weggewuifd als een afleiding van wat ‘echt’ op het spel staat in de klimaatstrijd. In feite gaat het antimilitarisme gelijk op met meer systeemkritische klimaatnarratieven.

Afbeelding van hosny salah via Pixabay

Dynamische entiteiten

Hoe zou de klimaatbeweging om kunnen gaan met het interne conflict dat ontstaat door kwesties zoals die in Gaza? Het is ten eerste belangrijk om te erkennen dat klimaatactie niet simpelweg kan worden gereduceerd tot het verminderen van de CO2-uitstoot; elke actie brengt immers altijd winnaars en verliezers met zich mee en er bestaan verschillende ideeën over wat een passende oplossing is. Het is daarom in wezen politiek, zoals de huidige boerenprotesten in Europa en de eerdere protesten van de Gele Hesjes illustreren.19

Voorafgaand aan de vraag hoe de klimaatbeweging zou moeten reageren op de situatie in Palestina of soortgelijke kwesties, is het van belang om eerst te bekijken wat de klimaatbeweging zelf is. Heeft het zin om de klimaatbeweging te zien als iets dat al vaststaat en dat enkel klimaatopwarming onder de aandacht wil brengen en niets anders? Degenen die van mening zijn dat kwesties die op het eerste gezicht geen directe link hebben met klimaat niet thuishoren binnen de beweging, proberen de grenzen te bewaken van een beweging die volgens hen enkel met het klimaat bezig zou moeten zijn. Maar protestbewegingen zijn dynamische entiteiten waarvan de ideologie evolueert in samenhang met het politieke landschap waartoe ze zich verhouden. Er is niet zoiets als een vooraf bepaalde essentie van de beweging waarvan verwacht kan worden dat degenen die zich erbij aansluiten deze gewoonweg onderschrijven. Standpunten worden op de proef gesteld omdat nieuwe groepen zich aansluiten, problemen opduiken en coalitievorming plaatsvindt.

Het is daarom cruciaal degenen die nieuwe zorgen uiten niet te demoniseren of om hen te beschuldigen van het ondermijnen van de ‘eigenlijke doelen’ van de beweging, omdat deze als zodanig niet bestaan. En ondanks dat het aanstippen van nieuwe kwesties kan leiden tot conflict — en een deel van de beweging het niet eens zal zijn met een radicale politieke analyse — kunnen activisten erop vertrouwen dat dit soort conflicten productief kan zijn. Immers, het is zo goed als zeker dat pleiten voor een enkelvoudige politieke boodschap die niemand beledigt niet de meest overtuigende weg is naar sociale verandering.

 

Bio

Joost de Moor is assistent professor politieke wetenschappen bij het Center for European Studies and Comparative Politics bij Sciences Po.

 

Dit artikel verscheen eerder in het Engels op de website van de Green European Foundation en werd vertaald door Magda Brijssinck, Elze Vermaas en Lara Ferrante.
(https://www.greeneuropeanjournal.eu/should-a-climate-activist-stand-up-for-gaza/)

Auteur(s)

×
×

Winkelmand