Kernenergie is een kenteken van maatschappelijke malaise

Kernenergie is een kenteken van een maatschappelijke malaise

Het is een pijnlijk toeval. In 2016 zijn we precies 30 jaar na de kernramp van Tjsernobyl, en België laat haar kernreactoren opnieuw – en langer – draaien. Laten we hopen dat de vergelijking daar stopt. Het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) berekende intussen dat wereldwijd de Belgische kerncentrales het vaakst ongepland stilvallen. Tussen 2012 en 2014 waren we koploper met 20,5% ongepland nucleair capaciteitsverlies, en dan is het opmerkelijk kwakkelende parcours van de voorbije weken nog buiten beschouwing gelaten. Dat minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken Jan Jambon hier simpelweg uit afleidt dat de beveiliging goed werkt, mag gerust een zuiver staaltje perverse logica genoemd worden.

De Pools-Amerikaanse elektro-mechanicus en natuurkundige Nikola Tesla beweerde over kernenergie dat we nooit in staat zullen zijn om het volledig te beheersen. In sociologisch onderzoek heeft men over zulke prognoses alvast één les getrokken: het menselijke aanpassings- en doorzettingsvermogen wordt al te vaak schromelijk onderschat. Maar een eeuw later zijn nog steeds velen het met Tesla eens, en dat blijkt niet onterecht. Zo geeft het Belgisch Nucleair Forum zelf aan “nog geen langetermijnoplossing te hebben” wat kernafval betreft. De meest concrete denkpiste behelst momenteel de opslageenheden in kleilagen onder de grond te begraven. Men zou het een struisvogeloplossing kunnen noemen: het probleem is uit het zicht, dus het zal ook wel verdwenen zijn. Als men weet dat radioactief materiaal duizenden tot miljoenen jaren nodig heeft om de helft van de schadelijke straling te verliezen, is dit niets anders dan een ongeziene aanslag op de toekomst en de gezondheid van komende generaties.

Black-outs voorkomen

Er mogen dan wel toepassingsmogelijkheden bestaan in de aard van de stoffen, er zijn vooral ook enorme risico’s aan verbonden. In het zoeken naar een evenwicht tussen mogelijkheid en risico, is het één zaak om aan onderzoek te doen in een gesloten en beveiligde labo-omgeving. Het is echter iets totaal anders om de woonplaats van 28 miljoen (!) mensen – zo berekende het Duitse Max Planckinstituut – ongewild in een nucleaire risicozone te transformeren enkel en alleen opdat we kunnen verdergaan op het elan van ongebreideld verorberen, verstoken en consumeren. De kerncentrales zouden nodig zijn om black-outs te voorkomen, klinkt het. Het lijkt er sterk op dat sommigen liever niet de visu willen constateren dat we met z’n allen echt teveel energie aan het verbruiken zijn. En laat dat nu precies de essentie van het probleem zijn.

Het twistpunt is hier niet zozeer het feit dat mogelijke toepassingen onderzocht worden. Wetenschappelijk onderzoek – mits onafhankelijk, ethisch verantwoord en ten dienste van de mensheid – dient zeker aangemoedigd te worden. Maar het dieperliggende probleem is wél dat we radioactieve kernenergie ondoordacht en op grote schaal blijven aanwenden om een economisch systeem van overdaad draaiende te houden. Ondanks voorbeelden als Tsjernobyl en Fukushima, ondanks kennis van de potentieel desastreuze gevolgen voor mens en milieu, en ondanks waarschuwingen van experts wereldwijd, verkiezen we toch om de oververhitte motor van onze op hol geslagen economie aan te zwengelen met een energievorm waarvan we wéten, maar moedwillig vergeten, dat ze schadelijk en onwenselijk is. Overdaad schaadt, weet de aloude wijsheid. Maar we zijn ergens in het verleden overdaad met noodzaak beginnen te verwarren. 

Paradoxale pathologie

Het is het toonbeeld van hoe we al veel te lang met de planeet omgaan: met een onverzadigbare honger die bij bevrediging enkel toeneemt. De paradoxale pathologie van onze tijd. Het is daarom zo ongelooflijk jammer dat België niet in de voetsporen is getreden van Duitsland, dat vlak na de kernramp van Fukushima in 2011 de kans greep om een nationale kernstop door te voeren als onderdeel van die Energiewende. Neen, België verkiest om twee kerncentrales, waarvan de wetenschappelijk berekende veilige levensduur reeds verlopen is, toch verder te laten draaien en twee andere kerncentrales, waarvan de al dan niet gebrekkige veiligheid al jarenlang het onderwerp van verhitte discussies vormt, toch opnieuw op te starten. Surrealisme troef. En waarom? Omdat het de gemakkelijkste oplossing is. Omdat het ons toelaat onze huidige gang van zaken niet drastisch in vraag te moeten stellen en omdat het te rijmen valt met de huidige machtsverhoudingen van grote bedrijven. 

Want we moeten ons durven afvragen wie er (wel) voordeel haalt uit het openhouden van de kerncentrales. Volgens minister van Energie Marie-Christine Marghem zal de bevolking de energie nodig hebben om de komende winters door te komen. Maar een rapport van netbeheerder Elia spreekt dat formeel tegen. De verlenging van Doel 1 en Doel 2 zijn niet strategisch noodzakelijk voor de energiebevoorrading van de winter in 2016 en 2017, klinkt het. Achteraf bleek dat Marghem de conclusies van het Elia-rapport dagenlang bewust verzwegen had voor de regering, tot grote woede van de oppositiepartijen. Daarbovenop meldde energieregulator CREG dat een levensduurverlenging van deze kerncentrales, alsook de heropening van scheurtjescentrales Doel 3 en Tihange 2, nieuwe investeringen in de weg staat. Van een gemiste kans gesproken.

Neutrale partners?

Electrabel GDF Suez kon zich alvast in de handen wrijven. Het energiebedrijf baat sinds 1975 Doel 1 en 2 uit, werd in 1982 eigenaar van scheurtjescentrale Doel 3 en voegde daar in 1983 de al even lamentabele kerncentrale van Tihange 2 aan toe. Electrabel beweert een open communicatiebeleid te voeren en organiseert het hele jaar door bijeenkomsten en persconferenties om dat imago in stand te houden. Ze verwijzen eveneens naar de rapporten van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). Dit agentschap heeft de eindbeslissing over de toekomst van de reactoren in handen en moet op onafhankelijke wijze de rechtvaardiging van Electrabel analyseren. 

Nu ja, onafhankelijk. Het is geen geheim dat Algemeen Directeur van het FANC Jan Bens van 1999 tot 2008 tewerkgesteld was bij Electrabel. Hij was zelfs 3 jaar lang directeur van de kerncentrale van Doel. Er werd in 2013 dan ook een formele klacht ingediend bij de Raad van State tegen zijn benoeming. Yvan Pouleur, Directeur Internationale Zaken bij het FANC, vond dat Bens als voormalige Electrabel-topman geen neutrale scheidsrechter kon zijn. Ook expert op het vlak van nucleaire veiligheid Pierre Kockerols was verbolgen en diende een informele klacht in bij de raad van bestuur. Desalniettemin is het vandaag toch het FANC, en diens technisch filiaal Bel V, dat de werking van Electrabel evalueert. Juridisch is hier blijkbaar niets mis mee, maar het laat toch enige ruimte voor speculatie.

Gemiste kans

De bottom line is dat de regering een grote kans heeft gemist. Door opnieuw geld te pompen in de kerncentrales, door opportuniteiten voor nieuwe en duurzame vormen van energie te negeren, maar vooral door een systeem in stand te houden waarbij economie, geld en daaraan gelieerde macht andermaal bevoorrecht worden. Het mag immers duidelijk zijn dat vooral – en enkel – het FANC en Electrabel hier wel bij varen. Het stilleggen van de kerncentrales, wat tevens een momentum had kunnen creëren voor een nationale kernstop, zou een enorm inkomstenverlies hebben betekend voor Electrabel. Ook het FANC heeft er alle baat bij dat de kerncentrales op volle toeren blijven draaien. Het krijgt immers geen dotaties van de overheid maar wordt “volledig gefinancierd door de houders van vergunningen en erkenningen vereist voor het stellen van handelingen die een bijkomende blootstelling van personen aan ioniserende stralingen met zich mee kunnen brengen”. Het wegvallen van de kerncentrales had dus ook voor het FANC een serieuze financiële aderlating betekend.

Dat bedrijven nog eens extra worden gefinancierd in ondersteuning van hun pervers winstbejag en selectieve blindheid voor ethiek is niet enkel moreel verwerpelijk, het toont eveneens aan hoe een economisch denkpatroon is verschoven van middel naar doel, en hoe zelfs regeringsleiders bereid zijn om vrij- dan wel onvrijwillig mee te draaien in de mallemolen van ‘meer, méér, méér’. Daarbovenop is het een klap in het gezicht van ondernemers en zelfstandigen die wél een toekomst zien in wind- en zonne-energie. Personen die bekommerd zijn om andere zaken dan financieel profijt, die volop willen inzetten op duurzaamheid en die een kapitaalsinjectie goed zouden kunnen gebruiken om nieuwe mogelijkheden en expertise uit te bouwen.

Hopelijk ziet de regering dit op tijd in. Niet enkel om ecologische redenen, maar eveneens omwille van werkgelegenheid en arbeidskansen. De economische voordelen van duurzame energie zijn ondertussen trouwens al zo vaak herhaald en bevestigd geweest, dat het lijkt alsof men er moedwillig de ogen voor sluit. In de tussentijd ligt onze hoop bij de alsmaar groeiende groep pioniers en kleine verzetsstrijders, de zogenaamde onderstroom waar auteurs als Tine Hens en Dirk Holemans over schrijven, die koppig blijft verder bouwen aan de toekomst van morgen. En zoals sociologische prognoses ons ondertussen hebben geleerd: het menselijke aanpassings- en doorzettingsvermogen wordt al te vaak onderschat.

 

 

×
×

Winkelmand