Ik wil met mijn ‘vrouwelijk potentieel’ niet benut worden.

“Economische vooruitgang is een middel, geen doel. Maar nu werkt 44 procent van de vrouwen en slechts 11 procent van de mannen deeltijds. Waarom zouden we het potentieel van vrouwen blijven onderbenutten? Als vrouwen evenveel zouden werken als mannen, kregen we een economische groei van 12 procent.”

 (Alexander De Croo in De Standaard, 6/9/18)

Naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek ‘De eeuw van de vrouw’, toont Alexander De Croo zich in een interview met De Standaard van een schijnbaar zeer genereuze kant ten aanzien van vrouwen. Hij steekt de loftrompet over de unieke kwaliteiten van vrouwen en pleit voor ‘meer feminisme bij mannen’ en voor gendergelijkheid als norm.

Ik juich het altijd toe als geesten rijpen, of ze nu van mannelijke of vrouwelijke origine zijn. En het siert de heer De Croo dat hij vrouwen en hun kwaliteiten meer wil waarderen. Ik herken ook de kwaliteiten die hij mij als vrouw toeschrijft – zoals ‘Vrouwen kunnen meer het beste uit de mensen halen omdat ze verfijnder te werk gaan, en sterker staan’ –  en ik bezit er wellicht nog wel wat, daarnaast.

Er is echter dat ene zinnetje, waaraan ik blijf haperen.

“Als vrouwen evenveel zouden werken als mannen, kregen we een economische groei van 12 procent” … het doet mijnheer De Croo door de mand vallen. Daar is het hem dus om te doen.  Ik heb het hele interview een tweede keer gelezen, mezelf aansporend om toch zijn ongetwijfeld oprecht goede bedoelingen te zien en waarderen. Maar het blijft weerzin oproepen. Ik vertel graag waarom.

Ik wil met mijn ‘vrouwelijk potentieel’ niet benut worden. Ik wil niet ingezet worden voor economische groei; niet voor 12 procent, ook niet voor 1 procent. Ik wil niet bekeken worden als onontgonnen of te ontginnen potentieel, niet als mens en zeker niet als vrouw.  Dit is een kapitalistisch feminisme en dus niet toekomstbestendig. Alsof ik samen met ‘de vrouwen’ een grondstof ben die nog kan aangeboord worden en renderen. Ik wil niet economisch moeten renderen. Ik wil kunnen heen-en-weeren.

Veel werken, maar af en toe ook stilvallen. Nu eens keihard inzetten, dan weer twijfelen en zoeken. Gedreven zijn en wachten. Bruisen en dan weer plat zijn. Stuwen en dan weer luwen. Van deadlines halen naar de mist ingaan. Groot zijn en af en toe heel klein. Ik wil heel graag presteren maar ook af en toe niets doen. Druk trotseren en dan weer achterover leunen. Maximaal en optimaal streven, maar ook eens ‘onder mijn niveau’. Boven alle verwachtingen schitteren – heerlijk! – en dan weer eens in de touwen hangen. Ik kan best wel wat tandjes bijsteken, me zelfs eens uitputten, maar laat me ook eens uitblazen, niet hoeven. Ik wil graag een meerwaarde betekenen voor wie mijn pad kruist, maar af en toe ook afwezig zijn. Ik geef dolgraag het beste van mezelf maar wil nu en dan ook ‘black out’ mogen zijn.

En wat is dan burn-out? Dat is de afwezigheid van het kunnen heen-en-weeren. Het alleen maar moeten presteren en opbrengen, met zoveel mogelijk van je talenten en kwaliteiten. In naam van de ‘economische vooruitgang’. Waarom toch moet alle talent, alle potentieel economisch benut worden? ‘Je haalt het beste uit anderen naar boven’ is een heel fijn compliment. Maar ik ben op mijn hoede als een beleidsmaker dit als argument gebruikt om vrouwen meer ruimte te geven in het beroepslandschap. Ik wil als vrouw, als mens gerust helpen ontwikkelen, maar niet exploiteren. Het is een goede zaak als de manier waarop we werken wat vervrouwelijkt, daar worden ook mannen beter van. Ik wil als vrouw echter niet instrumenteel ingezet worden om mannen (en vrouwen) beter te laten renderen.

In het heen-en-weeren, daar ligt mijn potentieel. Niet onuitputtelijk, maar wel duurzaam. En dan de ruimte hebben om mij af te vragen wanneer het moment er is voor het ene en wanneer voor het andere… dat zou pas genereus zijn.

 

×
×

Winkelmand