Feminisme in tijden van klimaatstrijd
Woord vooraf: En toen viel die andere bom. Feminisme en klimaatstrijd in tijden van corona
Het doet vreemd om aan een artikel over feminisme in tijden van klimaatstrijd te werken terwijl de coronacrisis volop om ons heen woekert, en de wereldwijde klimaatmobilisaties van 2019 plots lang verleden tijd lijken. De coronacrisis lijkt in een mum van tijd alle andere sociale en politieke kwesties naar de achtergrond te hebben verdreven. Zo is het opmerkelijk stil langs de kant van de klimaatactivisten, en dit kan niet louter toevallig heten. De coronacrisis roept niet enkel fundamentele vragen op over ons maatschappelijk functioneren, maar ook over de wijzen waarop we ons, in tijden van crisis, politiek kunnen organiseren. Hoe bouw je politiek verzet op als je niet meer fysiek mag samenkomen? Hoe laat je je stem gelden? Hoe organiseer je je als enkel digitale communicatie overblijft? Met de klimaatacties vorig jaar gooiden jongeren overal ter wereld, soms heel letterlijk, hun lichamen in de strijd. Zelfs als het digitale toen al een belangrijke rol speelde in de verspreiding van de oproep tot actie, was het feitelijk verzet in essentie fysiek: tienduizenden mensen op de trein, in de wetstraat, op de barricades voor het klimaat. De politie telt letterlijk het aantal ‘koppen’, en dat is ook wat de krantenkoppen bepaalt. Extinction Rebellion (XR) ging daarbij nog een stap verder dan de Youth Climate Strikes en gebruikte lichamen letterlijk als blokkades om het verkeer tegen te houden, vliegtuigen aan de grond te houden of op andere wijze de economische machine te stoppen en aandacht te vragen voor het klimaat.
Vandaag worden andere actiemiddelen gevraagd. XR London haalde op 18 mei voor het eerst sinds lange tijd weer de krantenkoppen met een actie waarbij de beweging 2000 paar kinderschoenen op Trafalgar Square zette om de regering op te roepen geen vervuilende industrieën uit te kopen als antwoord op de coronacrisis. De kinderschoenen symboliseren zij die in de toekomst gaan moeten leven. Dat wordt een toekomst gekenmerkt door het weinig geruststellende vooruitzicht van klimaatverandering, en nu kwam daar recentelijk ook de vrees voor nieuwe epidemieën bij. Is dat echt het beste wat we aan toekomstige generaties kunnen geven?
Corona zette het risico van nieuwe epidemieën centraal op de maatschappelijke agenda, maar helemaal nieuw had de bezorgdheid niet mogen zijn. Nieuwe epidemieën worden al langer genoemd als een manier waarop de veel te lang genegeerde ‘natuur’ als een boemerang in ons gezicht terug kan slaan. Zo liet Steven Vromman in zijn voorstelling ‘‘Het einde van de wereld? Een try-out!’ vorig jaar het publiek kiezen wat met de grootste waarschijnlijkheid het einde van de wereld inluiden zou: van virussen tot Artificiële Intelligentie, van meteorieten tot klimaatchaos. Toen werd er over het virusscenario nog bedenkelijk gedaan. Vandaag wordt steeds duidelijker hoe de ontwrichting van onze relatie met de natuur misschien vooral gesymboliseerd wordt door de klimaatverandering, maar daartoe geenszins beperkt blijft. Zo wordt steeds duidelijker dat globalisering zowel klimaatverandering als de verspreiding van nieuwe virussen in de hand werkt, fossiele verbranding onze luchtwegen dusdanig aantast dat het ons ook gevoeliger voor allerlei infecties (zoals corona) maakt, en de ontwrichting van ecosystemen een drama is voor allebei.
Nu hoeven crisissen niet tot het einde van de wereld te leiden. Ze kunnen, op wrede wijze, ook het pad effenen voor een nieuw begin, al betalen we zonder enige twijfel een hoge prijs. Of om het nog anders te zeggen: naast veel ellende, bieden crisissen ook opportuniteiten en dat weten zowel rechts als links. In toenemende mate gaat de strijd dan ook overhoede crisis aan te pakken en wie daarbij aan het kortste eind trekken zal. Maatregelen zijn nooit neutraal. Zelfs niet als ze gedeeltelijk zijn ingegeven door wetenschappelijke bevindingen. De prominente discussie over de tweede verblijven spreekt boekdelen. Het feit dat juist deze groep de politiek en media zo sterk wist te bespelen kan niet toevallig worden genoemd. Maar het gaat verder dan een politiek akkefietje hier en daar. Fundamenteel is een crisis een moment waarop de geschiedenis met grotere snelheid deze of gene richting uit kan gaan. Naomi Klein legt de gevaren haarscherp uit in De shockdoctrine. Toch hoeven de maatschappelijke omwentelingen in periodes van ‘shock’ niet per definitie de verkeerde richting uit moet gaan. Is een zeker besef van ‘shock’ niet exact waar de klimaatactivisten vorig jaar vnog oor pleitten? Ze vroegen om de klimaatverandering uit te roepen tot een noodtoestand: een moment waarop de dagelijkse politieke fait divers worden opgeheven en er beslissingen genomen kunnen worden die in die dagelijksheid als onmogelijk zouden worden gezien. En is dat niet net wat de coronacrisis heeft gedaan? Maatregelen die voorheen ondenkbaar waren (zoals het sluiten van grenzen en scholen en het invoeren van collectief huisarrest) of enkel als het resultaat van een moeizaam en traag politiek proces mogelijk zouden zijn (zoals het autovrij maken van drukke verkeersaders in New York of gratis maken van openbaar vervoer in Londen) werden van vandaag op morgen ingevoerd.
Benieuwd naar het vervolg van dit artikel? Download het hieronder.
Dit artikel verschijnt in Oikos nr. 95, dat eind september verschijnt. Vraag alvast je proefnummer aan of neem ineens een abonnement!