Nu de economische groei stilaan weer op gang komt horen we hoera-berichten van zowel politici als economen. En journalisten gaan daar veelal in mee. Het lijkt alsof er voor groei geen alternatieven mogelijk zijn. Daartegenover staat een groeiende degrowth-beweging van sociale activisten en academici, die eind vorig jaar haar vijfde internationale conferentie hield. Het boek Degrowth, een verzameling korte essays door academici van over de hele wereld, ondersteunt die beweging met een vocabularium dat de contouren van een (mogelijk) nieuw tijdperk probeert te schetsen.
Het boek verscheen in vertaling als Ontgroei, een neologisme bedoeld om een fundamentele verandering in het economisch denken aan te geven, weg van het groei-denken, en dus niet zomaar een synoniem voor ‘negatieve groei’. Het komt er op aan de focus op bbp-groei te verleggen naar het realiseren van maatschappelijke doelstellingen: het tegemoet komen aan de behoeften van allen binnen de mogelijkheden die de planeet ons geeft. Dat impliceert sowieso een vermindering van het gebruik van materiële hulpbronnen, maar niet noodzakelijk van de creatie van waarde – althans wanneer de gangbare monetaire termen daarvoor losgelaten worden. Over groei kunnen we volgens Kate Raworth daarom best ‘agnostisch’ zijn. En daar zijn we nog lang niet, zoals we ook zien bij de recente duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN die de bevordering van ‘aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei’ nog als een doelstelling formuleren (doelstelling 8).
Die focus op groei lijkt als een gouden kalf waar omheen gedanst wordt, waarbij twee grote kampen tegenover elkaar staan. Om de economie op gang te trekken pleiten sommigen voor overheidsinvesteringen, terwijl anderen besparingen op overheidsuitgaven voorstaan om ruimte te maken voor meer privé-investeringen. We herkennen daarin het moderne dispuut over de beste plaats om maatschappelijke waarde te scheppen, de staat of de markt. Beide posities houden elkaar echter gevangen in een conflict zonder uitweg. Het zijn twee zijden van dezelfde medaille, want over de grond van de zaak, de noodzaak om economische groei te realiseren, wordt niet getwijfeld.
De degrowth-beweging wijst er echter op dat groei een heel paradoxaal gegeven is, ook wanneer zij bedoeld is om problemen op te lossen. Zo blijft ondanks investeringen in milieutechnologie de globale ecologische voetafdruk toenemen zonder dat een absolute ontkoppeling tussen economische groei en grondstoffenverbruik in zicht is. Bovendien wordt groei gerealiseerd ten koste van meer gelijkheid, onder meer via allerlei vormen van ongelijke ruil, alsook ten koste van al wat met zorg en met gemeenschapszin te maken heeft. Die beantwoorden immers niet aan de logica van het nastreven van (persoonlijk) profijt. Omdat de groei bovendien aangehouden moet worden, palmt de markt voortdurend nieuwe domeinen van het menselijk leven in en creëert daarbij een onverzadigbare levenswijze. Zo blijft uiteindelijk ook de belofte op geluk ijdel. Samengevat, het realiseren van een menselijker wereld via groei lijkt eerder een Tantaluskwelling.
Kapitalisme is geen natuurwet
Het kapitalisme met zijn groeidynamiek is echter geen natuurwet, maar een historisch gegeven, een maatschappelijke constructie die ontstaan is als reactie op specifieke omstandigheden in het laatmiddeleeuwse Europa. We kunnen hier niet ingaan op die historische oorsprong, maar houden het bij de vaststelling dat de angst om te kort te komen het overwinnen van schaarste tot een dominant cultureel leidmotief maakte. Dat legitimeerde de accumulatie van kapitaal en gaf zo vorm gaf aan een nieuwe economische orde, door Hans Achterhuis “het rijk van de schaarste” genoemd. Het is een orde die vraagt dat we spaarzaam zijn om te kunnen investeren in de toekomst, dat we daartoe immer ijverig zijn en bijvoorbeeld later op pensioen gaan. Maar anderzijds vraagt die ook om te consumeren wanneer we vrij zijn, te spenderen om de groeimachine aan de praat te houden. En daaruit zouden we dan de zin van ons leven moeten putten. Geen wonder dat mensen ziek worden van stress.
Er lijkt dus iets fundamenteel mis met het gangbare begrip van economie. En het argument dat er toch groei nodig is voor ‘ontwikkeling’ ten bate van mensen die nog niet aan de bevrediging van hun basisbehoeften toekomen, is daarom een valkuil. De idee dat er eerst groei moet zijn, schuift die bevrediging immers voortdurend vooruit naar de toekomst, terwijl er vandaag nieuwe ongelijkheden gecreëerd worden. Ontgroei formuleert een alternatief dat direct (her)verdelend werkt, daarbij het leefmilieu spaart en ruimte laat voor zingevende activiteiten.
Vraag om matiging
Voorbij het louter economische denken, mikt Ontgroei daarom op een nieuw cultureel paradigma met overvloed in plaats van schaarste als uitgangspunt. Vanuit een ecologisch standpunt lijkt dat wellicht paradoxaal, omdat de dreiging van een mogelijke catastrofe wanneer de ecologische voetafdruk niet kleiner wordt, eerder om matiging vraagt. Dergelijk denken blijft echter binnen het schaarstekader wanneer overvloed onmiddellijk begrepen wordt als consumptie van marktgoederen. Een sleutel om uit de verwarring te geraken is te zien dat de moderniteit zijn schaarsteprobleem probeerde op te lossen via een proces van individualisering. Elk individu moet voor zichzelf proberen zijn behoeften te voldoen. En omwille van de vooropgezette schaarste creëert dat een competitie met winnaars en verliezers. Net in die competitie toont schaarste zich als een sociaal geconstrueerd fenomeen, met groei als een remedie om reële schaarste en daarmee uit de hand lopende maatschappelijke conflicten te voorkomen . Maar zoals gezegd, is het paradoxale effect het produceren van problemen die we als reële schaarste kunnen begrijpen.
Ontgroeien is een manier om het over een wezenlijk andere boeg te gooien. “Het rijk van betekenis begint, waar het rijk van de noodzaak eindigt”, zo stellen de redacteurs van Ontgroei. Het komt er op aan grenzen te stellen aan het opslokken van steeds meer levensdomeinen door het rijk van de schaarste, en de zoektocht naar zin uit de paradox van de groei te halen. ‘In je eentje betekenis vinden is een illusie die leidt tot ecologisch schadelijke en sociaal onrechtvaardige uitkomsten, omdat ze niet voor iedereen kunnen worden volgehouden.’ Uit dat inzicht volgt een dubbele perspectiefverschuiving. Die is allereerst cultureel, maar legt wel de basis voor een andere economische oriëntatie.
Maatschappelijk overschot
In de plaats van een heilloze consumptiemaatschappij, die eigenlijk neerkomt op een veralgemening en privatisering van luxe, komt de erkenning dat het leven van het individu noodzakelijk door soberheid gekenmerkt zal worden. Maar wanneer mensen met elkaar delen en samenwerken in plaats van elkaar te beconcurreren, dan kan aan ieders behoeften voldaan worden. Bovendien zal daarmee onze energie, onze werkkracht als samenleving, niet opgebruikt zijn. Iedere samenleving moet daarom beslissen wat ze met haar overschot doet. Zo bouwden de middeleeuwers hun kathedralen. En heel wat culturen kennen vormen van collectieve verspilling onder de vorm van grote feestelijkheden. Het gaat om vormen van collectieve zingeving binnen de publieke sfeer. Vandaag gaat het maatschappelijk overschot echter op in geprivatiseerde verspilling en daaraan gekoppelde accumulatie van kapitaal.
Het dubbele voorstel van Ontgroei is soberheid in de private sfeer en zingevende verspilling – ‘dépense’ genoemd – in de publieke sfeer (bijv. cultuur, kunst, feesten…). Die verspilling van het maatschappelijk overschot is een bewuste rem op voortdurende investeringen in functie van een steeds verdergaande accumulatie van kapitaal. Wat zo gewonnen wordt is een publieke ruimte die individuen en hun gemeenschappen in staat stelt om een bloeiend leven te leiden. In allerlei nieuwe burgerinitiatieven ervaren mensen vandaag al wat dat betekent.
Deze tekst verscheen op 16 augustus 2017 als Oikos-bijdrage voor Knack.