‘Voor politici blijft groei hét recept om het maatschappelijk conflict over een meer gelijke verdeling van bestaansmiddelen voor zich uit te schuiven’, schrijft Jef Peeters van de denktank Oikos in Knack op 01/08/2019. ‘Maar die strategie breekt stuk op de fundamentele crisisverschijnselen van vandaag.’
Telkens de economische groeimotor sputtert is het alle hens aan dek om hem terug op gang te trekken. In die lijn kondigt de Europese Centrale Bank (ECB) opnieuw belangrijke maatregelen aan voor september. Ook voor politici die nieuwe regeringen voorbereiden is het telkens opnieuw een centraal aandachtspunt. Meer ruimte voor ondernemingen en voor de markten is daarbij het standaardrecept. There is no alternative probeert men ons al sedert de jaren tachtig aan te praten. Ondertussen stapelen de negatieve symptomen van die dominante economische visie zich op tot bedreigende proporties, zowel ecologisch met o.a. klimaatverandering en drastisch verlies van biodiversiteit, als met sociale ongelijkheid, een groeiende stroom vluchtelingen en bedreiging van de democratie door een nieuw autoritarisme. Wanneer bovendien vanuit onderzoek meer en meer duidelijk wordt dat de vluchtweg van ‘groene groei’ een illusie blijkt, kunnen we niet anders dan besluiten dat het economische groeimodel maatschappelijk failliet is.
Dat betekent nog lang niet dat er een groeiende consensus is over een alternatief. Enerzijds hebben de belangen van het transnationaal kapitaal zich kunnen verankeren gedurende vier decennia van neoliberaal beleid, en die willen dat graag zo behouden. Politici en media helpen hen daar vooralsnog bij. Anderzijds wijzen allerlei politieke verschijnselen op een gebroken maatschappelijke consensus omtrent de grote lijnen van de te volgen richting. Denk aan de terugval van de centrumpartijen, het succes van nationalistisch rechtse partijen en de groei van groene partijen, maar ook aan nieuwe sociale bewegingen als de gele hesjes en Youth for Climate. Het vormt een mengsel van zowel hoop als wanhoop.
Voor velen lijkt het einde van de wereld echter gemakkelijker voor te stellen dan het einde van het kapitalisme.
Het perspectief op een nieuw type samenleving dat de degrowth-beweging aanreikt wordt dan ook niet vaak ernstig genomen. Voor politici blijft groei hét recept om het maatschappelijk conflict over een meer gelijke verdeling van bestaansmiddelen voor zich uit te schuiven, wat in de eerste decennia na WOII aardig gelukt is. Maar die strategie breekt stuk op de fundamentele crisisverschijnselen van vandaag. Voor de modale burger in een rijk land als het onze is een degrowth-perspectief onverenigbaar met de levensstijl waaraan velen gewend zijn geraakt.
Zeker is dat de consumptiesamenleving ons voorstellingsvermogen van een alternatief heeft aangetast. Daarbij wordt een nieuw toekomstbeeld ook bemoeilijkt door de complexiteit en omvattendheid van de verandering die nodig is, gezien de huidige samenloop van crisissen. Er dan maar op blijven wedden dat technologie het wel zal oplossen is echter de kop in het zand steken.
Een nieuwe visie vraagt om een nieuw mens- en wereldbeeld dat breekt met het individualisme en met de idee dat de aarde op een oneindige manier aan ieders wensen tegemoet kan komen.
Uitzoeken hoe de basisbehoeften van de wereldbevolking vervuld kunnen worden in een niet-groeiende economie, vergt dan inderdaad voorstellingsvermogen. Paradoxaal genoeg wordt dat net geprikkeld door het erkennen van grenzen. Die erkenning kan de ogen openen voor de feitelijke verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid van mensen van elkaar, maar ook van de andere aardbewoners en van de aarde zelf. De aarde is de plek waar we altijd al geweest zijn, waaraan de moderne samenleving probeerde te ontsnappen, maar waar we opnieuw kunnen landen, zoals Bruno Latour betoogt. In tegenstelling tot een emancipatievisie waarin het individu zich moet losmaken van alle banden om vrij zichzelf te kunnen zijn, gaat het aardeperspectief erom opnieuw gemeenschap te maken. Dat gaat niet om een terugkeer naar een traditionele gesloten gemeenschap, zeker ook niet om het opnieuw opkloppen van de fictieve gemeenschap van de natie, maar om een vorm van lokaal zijn die open staat voor de wereld en inclusief is, ook ecologisch. Latours visie vertoont hierin nogal wat gelijkenis met het ecologische perspectief van Otto Scharmer.
Die visie vertaalt zich ook naar een praktijk zoals verwoord door de toonaangevende degrowth-denker Giorgis Kallis in zijn laatste boek: ‘In een ontgroei-toekomstbeeld zijn menselijke activiteit en werk gecentreerd rond zorg voor andere mensen, levende wezens en hun (onze) habitats, en ze dienen de ‘onproductieve ‘uitgaven waarmee we betekenis geven.’ Hij verwijst hier naar de dubbele beweging waarop een ontgroei -samenleving gebouwd zou kunnen worden. Enerzijds biedt de aarde genoeg voor iedereen om te leven, mits een praktijk van delen en samenwerken en van materiële matigheid in de private sfeer. Anderzijds dient het maatschappelijk geproduceerde overschot niet geïnvesteerd te worden in functie van een steeds verdergaande accumulatie van kapitaal, maar op een zingevende manier uitgegeven in de publieke sfeer (bijv. cultuur, kunst, feesten…). Ook meer ruimte maken voor natuur en het planten van bomen horen daarbij.
Thomas Piketty heeft nu echter aangetoond dat in het kapitalisme de private toe-eigening van de maatschappelijk geproduceerde waarde groter is dan de economische groei. Een degrowth-transitie moet daarom sowieso die toe-eigening aanpakken, en dus de onderneming die vandaag via de dominantie van het aandeelhouderschap als een motor voor accumulatie functioneert. Dat is nog verscherpt door de neoliberale ‘theorie’ (of beter ‘ideologie’) dat het doel van de onderneming bestaat in het creëren van aandeelhouderswaarde (shareholder value). Oriëntatie op kortetermijngewin en voorbijgaan aan maatschappelijke doelstellingen zijn daarvan het gevolg. Cambridge-econoom Ha-Joon Chang citeert in 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme daarom met instemming Jack Welch, voormalig CEO van General Electric: ‘Aandeelhouderswaarde is waarschijnlijk het ‘stomste idee van de wereld”.
Economische democratisering
Het antwoord daarop is economische democratisering, de samenleving en haar burgers die vat krijgen op de beslissingen over de bedrijfsdoelstellingen en over de besteding van de meerwaarde. Allerlei benaderingen proberen daar vandaag werk van te maken, zoals: het ontwerp van een maatschappelijk georiënteerd eigenaarschap door Marjorie Kelly in Owning our Future, de voorstelling van een not-for-profit-economie in het aangekondigde How on Earth van Donnie Maclurcan en Jennifer Hinton, strategieën voor burgers om vat te krijgen op hun economie in J.K. Gibson-Grahams Take Back the Economy, of het opnieuw benadrukken van de democratische mogelijkheden van de coöperatie door John Restakis in Humanizing the Economy.
Daarnaast nemen allerlei burgerinitiatieven een vlucht, waaronder de commons in het bijzonder, die vandaag ook systematisch gepromoot worden, bijvoorbeeld in het nieuwe boek van Silke Helfrich en David Bollier Free, Fair and Alive. The Insurgent Power of the Commons.
Ideeën genoeg dus, naast een veelheid aan nieuwe concrete praktijken. Het is belangrijk om ze verder te verspreiden, maar een daadwerkelijke transitie kan pas plaatsvinden wanneer we erin slagen ook de institutionele regelingen die thans het kapitalisme schragen te veranderen. Zonder een sterke sociaal-politieke beweging die zich achter deze ideeën schaart zal dat niet lukken, en het zal sowieso een lastige klus zijn.
Herziening vennootschapswetgeving
Een illustratie daarvan vormt de recente herziening van de vennootschapswetgeving die net vanuit een versterking van de vrijemarktlogica was opgezet. Volgens het regeerakkoord van 2014 ging het erom België nog aantrekkelijker te maken voor lokale en buitenlandse ondernemingen. Daartoe beoogde justitieminister Koen Geens een algehele vereenvoudiging van de wet onder meer met een beperking van het aantal vennootschapsvormen. Aanvankelijk werd daarbij de coöperatieve vennootschap geschrapt, maar onder druk van de coöperatieve beweging uiteindelijk behouden met een eigen definitie en wetboek gebaseerd op de coöperatieve principes van de International Co-operative Alliance (ICA).
Een cruciaal punt was ook dat de formulering van de doelstelling van een vennootschap in het eerste wetsontwerp de idee van aandeelhouderswaarde wettelijk verankerde: ‘Zij heeft tot doel aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.’ Nadat N-VA uit de regering stapte moest Geens een politieke onderhandeling aangaan met de groene en socialistische partijen om zijn wet er alsnog door te krijgen. Daarbij werd die algemene doelstelling gelukkig open getrokken: ‘Een van haar doelen is aan haar vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.’ Een belangrijk gaatje om maatschappelijke doelstellingen in de onderneming binnen te brengen, en om dusmee aan de slag te gaan.