Ecomodernisten: een vat vol tegenstrijdigheden

In hun lezenswaardig stuk (DM 15/2) nemen Manuel Sintubin en Bart Coenen het op voor het ecomodernisme. Want critici zouden er een karikatuur van maken, voorstanders reduceren tot een koele bende die alle heil verwacht van technologieën zoals kernenergie en ggo’s. En het zouden klimaatontkenners zijn. Het voordeel van hun stuk is dat ze op tafel leggen waar ecomodernisme voor staat, en we dat nu nuchter naar waarde kunnen schatten. Om maar met de deur in huis te vallen: dat valt tegen. Het ecomodernisme blijkt een vat vol tegenstrijdigheden en onbeantwoorde vragen. Zeker, de auteurs erkennen de ernst van het klimaatvraagstuk. Maar ze komen uit bij het besluit wat ze net wilden vermijden: ‘ecomodernisten zien heil in doorgedreven technologische ontwikkelingen’ en dan specifiek kernenergie en intensieve landbouw.

Volgens de auteurs beoogt het ecomodernisme de realisatie van het ‘goede antropoceen’, van ‘menselijke voorspoed op een ecologisch gezonde planeet’. So far, so good. Dat willen ze bereiken doordat de mens zich terugtrekt uit de natuur, we mens en natuur van elkaar loskoppelen. Nu ben ik ook voorstander van meer ruimte voor de natuur, maar de idee dat we de natuur helemaal kunnen ontkoppelen van de menselijke invloed snijdt geen hout. Dat is de ironie van hun gebruik van de term antropoceen. Die is juist ingevoerd om aan te geven dat we door menselijk ingrijpen het tijdperk van het holoceen achter ons hebben gelaten. Voor de taalliefhebbers: het antropoceen is een neologisme gevormd met het Oudgriekse woord anthropos (mens). De boodschap is helder: we leven nu in het tijdperk van de mens. De idee van de ecomodernisten – we intensifiëren menselijke activiteiten op een kleiner oppervlakte (waar er dan geen natuur nodig is) om zo de natuur meer ruimte te geven- klinkt nobel maar roept tal van onbeantwoorde vragen op.
Ten eerste dus het ontkennen van het antropoceen: elke vierkante meter van de aarde is nu onderhevig aan de menselijke invloed. Ook in natuurreservaten daalt de biodiversiteit omdat de stikstofneerslag van de intensieve landbouw geen onderscheid maakt tussen natuurgebied of industrieterrein. Een muur bouwen rond natuurgebieden en daarbuiten de intensieve landbouw haar gang laten gaan, zal dat niet oplossen. Als we dat doortrekken naar mondiale schaal: de wereld te voeden met de meest intensieve landbouw op een kleiner gebied, creëert dezelfde problemen. Want deze landbouw steunt op het massieve gebruik van pesticiden en kunstmeststoffen, die we slechts kunnen produceren door inzet van grote hoeveelheden fossiele brandstoffen. De natuur bannen uit je landbouwmodel is trouwens onhaalbaar. Want dan zitten we zonder bijen, wie gaat dan al die gewassen bestuiven?

Twee punten die bij ecomodernisten steeds ontbreken, zijn die van onze levenswijze en de machtsverhoudingen. Daar hoeven we ons blijkbaar niet over te buigen. Liever enkel inzetten op het pogen om vleesproductie minder milieuontwrichtend te maken, dan ook te praten over een gezonder levenspatroon. Daar bestaan nochtans prachtige voorbeelden van. Op basis van positieve acties rond ‘Donderdag veggiedag’, leven er in Gent dubbel zoveel vegetariërs. Moet daarom iedereen vegetariër worden? Van mij niet, ik ben zelf flexitariër. Maar systeemveranderingen reduceren tot technologische ingrepen waarbij al de rest hetzelfde kan blijven, is niets anders dan blind techno-optimisme.
Voor alle duidelijkheid: als bio-ingenieur ben ik voorstander van technologische innovatie. Ik sta versteld van de doorbraken in zonne- en windenergie. Zonnepanelen worden elk jaar beter en goedkoper en in Denemarken daalt het aantal windmolens omdat de nieuwe types veel performanter zijn.
Wat mij overigens intrigeert in de discussie, is dat ecomodernisten steevast tegenstanders verwijten eenzijdig te zijn. Ik draai de zaken graag om: waarom horen we de ecomodernisten nooit pleiten voor een decentraal uit te bouwen hernieuwbaar energiesysteem? Want windmolens kan je democratisch beheren, een kerncentrale vergt een quasi militaire toezichtsstructuur. Waarom onderzoeken ze niet de potentie van agro-ecologie, die stelt dat we voldoende voedsel kunnen produceren zonder ggo’s en de hiermee verbonden meststoffen en pesticiden van multinationals?

Het is niet omdat we de natuur genegeerd hebben, dat we ze nu moeten buitensluiten. Dat is een doodlopende weg. De toekomst ligt in het opbouwen van een vruchtbare relatie tussen mens en natuur, met bijvoorbeeld landbouwgebieden vol biodiversiteit die natuurgebieden eerder versterken dan verschralen.

Dit artikel verscheen in De Morgen op 15/02/2019.

 

Auteur(s)

×
×

Winkelmand