De Joods-Hongaarse econoom Karl Polanyi beschreef in zijn magnum opus uit 1944 ‘The Great Transformation’ het bestaan van drie ‘fictitious commodities’ oftewel fictieve handelswaren: arbeid, landgoed (natuur) en geld. Wat elk van deze domeinen vandaag met elkaar verbindt, is dat de doorgedreven commodificatie ervan langzaamaan kritieke punten bereikt. Als we naar arbeid kijken, wordt het al snel duidelijk dat er onder het mom van competitiviteit en flexibiliteit een deregulering van de arbeidsmarkt heeft plaatsgevonden. Sinds de jaren ’80 vond er, verantwoord door een zogezegde ontplooiing van het menselijk kapitaal, een indringing van de werksfeer in het privéleven plaats. Daarnaast werden vakbonden stelselmatig onmondiger gemaakt, en werd het werk voor zowel laag- als hooggeschoolden een pak precairder (meer info hier: http://bit.ly/24qYPuC). Er is een nieuwe allocatie van tijd wat betreft de verhouding tussen werk en privé. Niet alleen moeten we met z’n allen langer werken, we moeten ons ook flexibeler opstellen ten aanzien van dat werk.
Ook op het terrein van landgoed en natuur heeft de kapitalistische logica van ongebreidelde groei reeds lelijk huisgehouden. Het begint vandaag langzaamaan te dagen dat een eindige voorraad van middelen en grondstoffen niet tot in het oneindige kan verbruikt worden. Ondanks dit besef blijkt het vooralsnog enorm moeilijk om dit inzicht te koppelen aan daadkracht en actie. Een vraag die we ons in deze context moeten stellen is hoe we willen omgaan met de noodzaak tot collectieve mobilisatie in een samenleving die best kan beschreven worden als possessief individualistisch? Hoe zijn we van plan om te gaan met de regulering en veiligstelling van levensnoodzakelijk collectief gemeengoed, zoals een leefbaar milieu, in een wereld van competitieve productie en consumptie? Zullen we morgen lucht en water privatiseren, of is het toch tijd voor een andere aanpak?
De Amerikaanse sociologe Saskia Sassen beschrijft in haar meest recente boek hoe de huidige systeemdynamiek vandaag voor extreme en acute uitstoting zorgt . In het Westen worden alsmaar meer zieken en werklozen uitgesloten uit sociale bijstands- en gezondheidsprogramma’s. Op dezelfde manier verdwijnt er alsmaar meer biosfeer uit de natuur. Het wordt dood land en dood water. Het meest pertinente hieraan is dat zulke uitstotingen niet zelden parallel lopen met economische groei. Consumenten en werkkrachten spelen namelijk een steeds kleinere rol in het genereren van hyperwinsten in heel wat economische sectoren. De kapitalistische logica heeft gaandeweg instrumenten uitgewerkt waarmee steeds meer gefinancialiseerd wordt. Deze excessieve commodificatie van geld zélf – een gevolg van de deregulering van de financiële markten – plaveide het pad voor de bankencrisis in 2008. Het moet gezegd; de steeds complexere financiële instrumenten zijn het product van briljante creativiteit en geavanceerde berekeningen. Alleen is dit financiële project erop gericht winsten te creëren ten voordele van het financiële systeem zelf, en niet om mensen met een bescheiden inkomen aan een huis te helpen.
De Pyrrusoverwinning van het kapitalisme
In deze context is het schandaal omtrent de Panama Papers geen onverwacht en onaangekondigd fenomeen. Of het nu gaat om legale belastingontwijking of illegale belastingfraude, het betreft handelingen die in essentie een neoliberaal kapitalistische winststrategie volgen, geruggesteund door een financieel systeem dat zulke hyperwinsten toelaat of tenminste faciliteert. En ondanks de terechte verontwaardiging die zulke onthullingen oproepen, is er vooral ook gelatenheid. Lijdzame berusting zelfs, of hoogstens een soort van passieve verbolgenheid. De mensen zijn uiteraard wel boos, maar op wie moeten ze eigenlijk boos zijn? Het betreft hier in extenso geen persoon of organisatie, maar is in toenemende mate een complex en gedecentraliseerd systeem van mensen, machines en netwerken. Sassen analyseert dat “de huidige wereldeconomie de uitkomst is van steeds complexere systemen die niemand helemaal begrijpt en waarvoor niemand verantwoordelijkheid lijkt te dragen. Het resoneert met Ullrich Becks notie van ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’.”
Zowaar nog meer verontrustend is de idee dat zulke onevenwichten beschouwd worden als de normale toestand van hedendaags geavanceerde industriële landen. Volgens sommige economen is het een vitaal onderdeel van de ononderbroken progressie van kapitaalaccumulatie. Want, zo redeneren ze, ook na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van ongelijkheid en sporadische economische onstabiliteit. Toch is het gelukt een vrijemarktsysteem te creëren dat privébezit mogelijk maakte voor de arbeidersklasse. Maar net daarin ligt het verschil met vandaag. De consumptie van gezinnen was tijdens de Koude Oorlog een belangrijke drijfveer, die zorgde voor de uitbreiding van een meer bemiddelde werk- en middenklasse. Vandaag krijgt die middenklasse het steeds moeilijker, en rijzen er twijfels over de compatibiliteit van democratie en kapitalisme. De Duitse socioloog Wolfang Streeck analyseert: er is een zichzelf bedienende politieke klasse die ons vertelt there is no alternative. De ene impasse volgt de andere op, en er heerst een sfeer van incompetentie en corruptie. Als gevolg zien we tevens een groeiend ongeloof in politieke wil en daadkracht, en een vruchtbare bodem voor populistische “protest”-partijen (en protest-presidenten). Het kapitalisme triomfeert, en sinds 1989 is er geen tegenstrijdige ideologie meer die tegenkanting biedt.
Maar, zo beweert Streeck, net hierin ligt de kiem van de kapitalistische teloorgang. Haar grootste overwinning is een Pyrrusoverwinning; haar grootste machtsontplooiing is haar Achilleshiel. Volgens Streecks analyse is de kapitalistische groei zowat elk orgaan aan het vernietigen dat in staat is om het te stabiliseren door het te limiteren. Het kapitalisme als socio-economisch systeem is afhankelijk van zijn Eigendynamik, en net doordat het te succesvol is ondermijnt het zichzelf. In de woorden van Geoffrey Hodgson: “Kapitalisme overleeft zolang het niet volledig kapitalistisch is”. Maar door graduele afweer van socialistische inmenging, tanende macht van vakbonden of afbouw van solidariteitsmechanismen – voorbeelden van oppositiedomeinen die het kapitalisme haar niet-kapitalistische fundamenten bezorgden – zijn de voorwaarden voor stabilisatie geëlimineerd. De interne heterogeniteit die zo noodzakelijk is voor sociale systemen, is nu finaal verdwenen. De parallel valt te trekken met Nietzsche. Hij betreurde de opkomst en corrigerende werking van het protestantisme in de 16de eeuw. In zijn visie voorkwam het daardoor de teloorgang en vernietiging van het katholicisme.
Nieuwe Reformatie
Het is best een opmerkelijk standpunt, al werd de val van het kapitalisme sinds het midden van de 19de eeuw wel vaker voorspeld. Streeck onderscheidt alvast een vijftal systemische kwalen die volgens hem vandaag al aantonen dat het kapitalisme stilaan haar einde nadert. Zo verwijst hij naar econoom Robert Gordon die in een controversieel essay beschreef hoe een aantal factoren, waaronder groeiende ongelijkheid en schulden van zowel consumenten als overheden, leiden tot langdurige stagnatie. Ook vermeldt hij dat oligarchische redistributie nefast is. In de woorden van Asher Edelman: “money at the top is lethal for an economy”. Daarnaast zullen de toenemende privatisering en taksontwijkingen van de rijken leiden tot een ontkoppeling van de oligarchische economie, en zal ook corruptie op termijn zijn tol eisen. Volgens Streeck is het een kwestie van tijd vooraleer moreel verval samengaat met economisch verval. Tot slot wordt er verwezen naar het feit dat een globaal kapitalistisch systeem een centrum nodig heeft van waaruit de periferie en het monetair regime worden gecontroleerd. Sinds 2008 is Amerika niet langer in staat deze rol op zich te nemen.
Hoe waarachtig de voorspellingen van de Duitse socioloog precies zijn, zal de tijd moeten uitwijzen. Het zou inderdaad kunnen dat de accumulatie van alle bovengenoemde factoren bij elkaar genoeg is om een perfecte storm te creëren die leidt tot een systeemimplosie. Streeck vertelt trouwens dat hij zijn analyse enkel heeft kunnen uitvoeren door af te stappen van het Marxistische en modernistische vooroordeel dat het kapitalisme als historisch tijdperk enkel zal eindigen als er een alternatief bestaat. Critici zullen echter niet onterecht inbrengen dat het al te optimistisch is om te beweren dat de negatieve consequenties van een woekerend systeem zelfcorrigerend zijn. De Belgische denker en vader van de P2P-foundation Michel Bauwens analyseerde hoe de kiemen van het kapitalisme ontstonden in de schoot van de feodaliteit. Op analogische wijze zal een nieuw systeem ook nu (moeten) groeien binnenin het kader van het kapitalisme. Net daarom is het interessant om de Nietzschiaanse analogie met het protestantisme onder de loep te nemen.
Het heeft weinig zin om de economie van het Westen uit de 16de eeuw naast die van vandaag te leggen. De schaalvergroting als gevolg van globalisering, het ontstaan van financiële en speculatieve markten en de doortastende cultuur- en gedragswijzigingen zijn slechts enkele factoren die een vergelijking zinloos maken. Toch zijn er ook sterke parallellen. Toen Luther in 1517 zijn 95 stellingen op de deur van de slotkapel te Wittenberg spijkerde, was hij niet de enige kritische stem die zich tegen de kerkelijke hiërarchie verhief. Hij was de juiste man op de juiste plaats, maar zijn ideeën weerspiegelden de spanningen die door de eeuwen heen waren opgehoopt. Hij liet ze tot ontploffing komen door een combinatie van gunstige factoren: toenemende corruptie binnen de kerk, toegekende voordelen voor zij die het zich konden veroorloven (rijken konden hun zonden afkopen via aflaten, waarmee de opbouw van kerken gefinancierd werd), de groeiende kloof tussen de rijke edellieden van de kerk en de armer wordende basis, maar ook technologische vooruitgang zoals de boekdrukkunst maakte het mogelijk nieuwe ideeën en kritieken sneller te verspreiden. De Reformatie heeft niet gezorgd voor de val van het katholicisme, het betekende evenwel het einde van de katholieke hegemonie. Samenlevingen zijn namelijk complexe entiteiten die niet aan hun einde komen zoals organismen sterven. Als een samenleving eindigt, betekent het dat bepaalde essentiële kenmerken zijn gesneuveld. Andere kunnen evenwel overleven.
De geschiedenis neigt ernaar zichzelf te herhalen. Daarom is het interessant om ze te bestuderen. Streecks analyse is dan wel diepgaand en breedvoerig, toch voelt het ietwat naïef aan om te geloven dat de accumulatie van systeemfouten uit zichzelf zal leiden tot het einde van een oneerlijk en onzuiver systeem. Eerder dan dat, kunnen ze beter opgevat worden als factoren die gezamenlijk een gunstig klimaat scheppen om verandering teweeg te brengen. Net zoals in de 16de eeuw kan er ook nu worden toegewerkt naar een momentum waarin aangetoonde corruptie, ongelijkheid en oligarchische redistributie gelijk vallen met cultuur-, mentaliteits- en gedragswijzigingen, met nieuwe technologische vooruitgang en met opgekropte frustraties die gekanaliseerd worden in een possibilistisch engagement. Want vandaag werkt niet enkel de ophoping van negatieve berichten stilaan naar een climax toe, ook wat de positieve keerzijde betreft is er sprake van een alsmaar groeiend draagvlak van burgerparticipaties, duurzame ondernemingen, technologische doorbraken en wetenschappelijke ontwikkelingen. Laten we dus niet bij de pakken blijven zitten, maar laat ons leren uit de geschiedenis. Maar laten we het wel grondig en doortastend doen. De eeuwen die volgden op de Reformatie werden gekenmerkt door bloedige godsdienstoorlogen, en het succes van de protestantse ethiek plaveide op termijn het pad voor… jawel, het kapitalisme.
C. B. MacPherson, The Political Theory of Possessive Individualism: Hobbes to Locke, Oxford 1962.
S. Sassen, Expulsions: Brutality and Complexity in the Global Economy, Harvard University Press, 2014
https://newleftreview.org/II/87/wolfgang-streeck-how-will-capitalism-end