De subcultuur van de analoge kussers

Op een transitieconferentie. Een erg dynamische werkgroep, met burgercommissies die nadenken over de circulaire stad Reburg, in 2036. Boeiende discussies. De zaal is als een teletijdmachine, we zijn samen in 2036.

2036. Het lijkt misschien wel de ideale circulaire stad. Niets gaat verloren. Materialen worden opnieuw gebruikt. Gebouwen zijn modulair. Bedrijven in verticale industriegebouwen gebruiken elkaars reststoffen om nieuwe dingen mee te doen. Het hele plaatje. De focus is wel erg technologisch. Alleszins in het beeld dat je als buitenstaander krijgt.

De digitale ontwikkelingen hebben de wereld erg grondig veranderd. Heel veel dingen gebeuren nu virtueel. Mensen zitten soms met van die (ook in 2036 nog steeds onnozele) brillen op of krijgen allerlei dingen rechtstreeks in hun ogen of waar dan ook geprojecteerd. Virtuele gesprekken, virtuele ontmoetingen, virtuele aanrakingen, virtuele seks, alles is mogelijk. Virtueel is voor velen ‘normaal’ geworden.

Op de foto ziet Reburg er erg mooi en clean en afgelikt uit. Dat beeld wil Reburg eigenlijk ook graag van zichzelf geven. Sommige mensen die de voorbije jaren erg wegliepen met het verhaal van de ‘smart cities’ hielden stiekem eigenlijk wel van het idee van controle van alles wat er in die stad gebeurt. Ze namen hun dromen voor werkelijkheid.

Een stad kan alleen maar een stad zijn als er ook dwarsigheid is, als er dissidentie is, als er rafelige plekken zijn, als er lagen zijn in het weefsel van de stad, als er onvoorspelbaarheid is, als er lege plekken zijn  waar je kunt dromen, als waarheden tegen elkaar aanschuren, als er nog een leeg plein is in het hart van de stad waar de ideeën kunnen botsen en waar de politici erop gewezen worden dat in een democratie de stoel van de macht altijd leeg is.

En wie niet goed kijkt, en enkel Reburg ziet zoals het er op de foto uitziet, ziet niet waar de stad schuurt, waar ze niet clean is, waar de scheuren zijn die ook plekken van verzet zijn. Wie wel een beetje moeite doet, komt die andere plekken al snel op het spoor. Want ook in Reburg geldt: als je wilt vinden, zoek dan niet. Het hoort bij de essentie van wat een stad is, dwalen en verdwalen. Jezelf loslaten (een beetje toch) en vinden wat je niet zocht, omdat je niet zocht.

En in die kieren van het stedelijk ecosysteem kun je onder meer de subcultuur van de analoge kussers ontdekken. Het is een groeiende groep van mensen, van alle leeftijden. Ze bewegen voorlopig nog een beetje in de schaduw. Het dwingend geloof in een techno-optimisme dat ondertussen alle domeinen van het leven heeft ingenomen weegt soms te zwaar. De analoge kussers zijn helemaal niet tegen technologie. Ze willen alleen hun autonomie behouden, ze willen een vrijplaats in een soms te overweldigend virtuele wereld. En misschien willen ze dat wel letterlijk.

Ze ontmoeten elkaar op overschotplekken. In andere tijden waren dat nog dingen als ‘de bosjes’, waar je je kon verstoppen en klungelig kon doen met wezens van het andere geslacht. Of hopen zand, waar je met je fietsje op en af kon rijden of waar je naar beneden kon rollen. Of verlaten gebouwen, waar je op ontdekkingstocht kon gaan. In Reburg zijn er nog enkele overschotplekken. Ze zijn trouwens ook wifi- en nog van alles anders vrij gemaakt. Wie daar komt zal geen enkele vorm van data van zichzelf verspreiden. Intelligente telefoons en andere slimme elektronische communicatiemiddelen werken er niet. Je kunt er geen berichtjes krijgen.

De analoge kussers zoeken elkaar daar op. Niemand van hen heeft ook maar enige vorm van zin om een selfie te maken. Niemand wil boodschappen verspreiden die lijken te suggereren dat men geweldig druk of belangrijk bezig is (terwijl de eenzaamheid lonkt). Ze zijn subversief. Ze kiezen voor het analoge lichaam, analoge handen, die geheel analoog een ander aanraken. En ze komen elkaar daar dus kussen. In het echt. Wie er voor het eerst komt, moet soms nog wennen aan die nabijheid. Mensen zijn verlegen daar, en dat is goed. Wie daar is, doet niet aan storytelling, maar vertelt gewoon een verhaal. Of niet. Alles is goed.

De analoge kussers leren elkaar geheime en obscure praktijken, zoals het schrijven brieven. Met een vulpen. Dat is trouwens de enige manier om uitgenodigd te kunnen worden voor een samenkomst van de analoge kussers. Iemand die je een briefje in je hand duwt, dat is wat zij een sociaal medium noemen.

Er gaan verhalen in het rond, via allerlei virtuele platforms, over de analoge kussers. Sommige mensen zijn bang, vrezen ongehoorzaamheid, verstoring van de orde, een vermindering van de waarde van hun huis of een verspreiding van vreselijke ziektes. (De mensen die aan virtuele liefde doen, douchen ondertussen trouwens ook met virtuele Dettol, in een handige spuitbus die je niet moet aanraken maar die geactiveerd wordt via een sensor.) Op straat wordt er soms gefluisterd dat iemand iemand kent die iemand heeft ontmoet die iemand kent die bij de analoge kussers is. Gefluisterd, zodat de data van dat gesprek niet zomaar kunnen worden opgepikt.

De analoge kussers laten het niet aan hun hart komen. In al hun dwarsigheid houden zij van de stad. Ze zoeken de rimpels op, om te voelen dat de stad leeft en trilt. En vooral zoeken ze elkaar op, omdat ze niet willen verleren wat het betekent om mens te zijn, en als mens te bewegen in de zwaartekracht. Ze kijken naar elkaar, raken elkaar voorzichtig aan. Ze kiezen er bewust voor om in de tijd te blijven. Ze laten hun lichaam niet esthetisch upcyclen. Ze laten geen nano-apparaten in hun hersenen plaatsen die ervoor zouden zorgen dat ze superoud worden. Ze zijn alleen zichzelf, gewoon, en dat is hun vorm van verzet.

Sommigen in de stad vinden dat de analoge kussers moeten opgespoord worden om vervolgens verwijderd te worden, omdat ze imagoverlagend zouden zijn. Anderen weten beter, en beseffen dat ze hen net heel erg nodig hebben om samen verdere stappen vooruit te zetten.

Het komt nog wel goed met Reburg, denk ik.

Auteur(s)

×
×

Winkelmand