Als je vrede wil, moet je vrede voorbereiden. Elvis Peeters ziet sinds het einde van de Koude Oorlog een lange geschiedenis van gemiste kansen.
Jarenlang heb ik concerten, teksten, lezingen en literaire optredens afgesloten met de quote ‘Overigens ben ik van mening dat de Navo afgeschaft moet worden’. Nu krijg ik vaak de vraag of dat niet naïef was. Ik vrees helaas dat het niet naïef was, en dat het niet opdoeken van de Navo na de Koude Oorlog een vergissing was.
Laat me duidelijk zijn: de oorlog tussen Poetin en Oekraïne is in geen geval de schuld van de Navo. Wat Rusland ook meent te kunnen verwijten aan de Oekraïense regering of aan de Navo, dit rechtvaardigt op geen enkele manier zijn oorlog tegen Oekraïne. Dit conflict draait echter niet enkel om Oekraïne, maar ook om de vormgeving van veiligheid in Europa. Centraal in de discussie staat een eventuele Navo-uitbreiding met Oekraïne (en voorlopig nog op de achtergrond ook Georgië). Daarmee is de Navo deel van het probleem, en ik betwijfel sterk dat het deel van de oplossing kan zijn.
Opgezegde verdragen
Na het einde van de Koude Oorlog koos het Westen (in de eerste plaats de VS, maar ook de Europese landen via de Navo) om de internationale orde vorm te geven op basis van militaire superioriteit en unilateraal handelen. Terwijl het einde van de Koude Oorlog net de mogelijkheid gaf om te werken aan een sterker multilateraal internationaal kader dat meer veiligheidsgaranties kon bieden aan iedereen. Men had dit kunnen doen door verder te werken op basis van de internationale veiligheidsarchitectuur die, hoe imperfect ook, al tijdens de Koude Oorlog voor een beheersing van en vermindering in de spanningen tussen Oost en West had geleid.
Enerzijds was er de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking, die in 1994 omgezet werd in de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Anderzijds was er het pakket aan wapenbeheersingsovereenkomsten die in de laatste decennia van de Koude Oorlog werden afgesloten. Van die multilaterale en beide zijden omvattende veiligheidsarchitectuur blijft dertig jaar na de Koude Oorlog niet veel meer over. Het lijstje van verdragen dat door het Westen, en dan in de eerste plaats de VS (met Europa als gewillige jaknikker) niet verlengd of opgezegd werd is lang: het ABM-verdrag dat rakettenverdediging voor beide zijden verbood in een poging om een verdere escalatie van de wapenwedloop te voorkomen, het INF-verdrag dat de nucleaire middellangeafstandsraketten uit Europa weghaalde, inspectieverdragen verbonden aan die wapenbeheersingsovereenkomsten. Door het START II-verdrag niet te ratificeren, dreigde ook de reductie in intercontinentale nucleaire raketten stil te vallen. Beide nucleaire kemphanen hebben daarna qua reductie gelijkaardige verdragen afgesloten, maar wel zonder serieuze ambitie om verder te gaan.
Het initiatief voor die afbraak was altijd in het Westen te vinden. Er is één verdrag door Rusland opgezegd: het CFE-verdrag (Conventional Forces in Europe), dat beperkingen oplegde aan het aantal conventionele troepen in Europa. Rusland zegde dit in 2007 op na de plaatsing van onderdelen van het rakettenschild in Tsjechië en Polen.
Feitelijk werd de OVSE gemarginaliseerd, bleef de Navo bestaan en werd Navo-uitbreiding hét instrument om veiligheid te creëren, tenminste voor de landen die erbij mochten horen. De grens tussen wij en zij, tussen ‘onze’ veiligheid en wie daartoe ons militair arsenaal op zich gericht weet, werd stelselmatig opgeschoven naar het oosten en dreigt met de Russische grens samen te vallen. Rusland heeft steeds geprotesteerd tegen die uitbreiding omdat het in strijd is met wat overeengekomen werd bij het einde van de Koude Oorlog en in ruil voor haar instemming met de hereniging van Duitsland. Rusland ervaart de uitbreiding als een tegen haar gerichte agressie.
Ongeacht wat men daarvan vindt, kun je er moeilijk naast kijken dat de Europese veiligheidsarchitectuur de voorbije dertig jaar is vormgegeven zonder rekening te houden met wat Rusland als bekommernis heeft. Daarmee heeft het Westen de boodschap gegeven dat het haar veiligheid in de eerste plaats unilateraal en op basis van haar militaire superioriteit vormgeeft, en het geen zin heeft rekening te houden met andere veiligheidsbehoeftes in een multilateraal kader.
Energiehonger
Wat dan nu in Oekraïne? Steun aan het moedige volk van Oekraïne staat buiten kijf. Wapenleveringen zullen de oorlog echter alleen maar langer laten duren, en bloediger maken. Vluchtelingen opvangen en civiele ondersteuning bieden met medische en logistieke hulp kan het oorlogsleed een beetje verzachten. Economische sancties die het barbaarse regime van Poetin raken, zijn noodzakelijk. We kunnen niet alleen de Oekraïners laten opdraaien voor onze Europese democratische waarden, we zullen solidair mee de prijs moeten betalen van duurdere brandstof en besparen op energie, gas, olie, uranium. In totaal bedraagt de invoer in de EU van fossiele brandstoffen uit Rusland zo’n 59 miljard euro, of meer dan het Russische defensiebudget. Zowat de helft van de Belgische olie-invoer is conflict-gerelateerd (32 procent komt uit Rusland, 19 procent uit Saudi-Arabië) en betekent dus steun aan actief oorlogvoerende landen. Onze energiehonger beperken en/of verduurzamen helpt bovendien bij de klimaatproblematiek die door een oorlog alleen maar nijpender wordt. Het loslaten van de extractieve economie die militaire avonturiers en dictators overeind houdt, is een veel effectievere politiek tegen oorlog dan het verhogen van defensiebudgetten.
Verhoogde militaire uitgaven en een grotere rol voor de Navo is blijven kiezen voor een unilaterale en op militaire superioriteit gebaseerde machtsorde. Terwijl het antwoord ligt in wat men heeft nagelaten verder uit te bouwen: een internationale orde waarin veiligheid in de eerste plaats multilateraal wordt vormgegeven, waarbij rekening wordt gehouden met de veiligheidsbehoeftes van alle actoren, en waarin dat ook in instituties en verdragen vorm wordt gegeven. Wie vrede wil, moet die voorbereiden, onderhouden en erin investeren. Dat staat niet gelijk aan het uitbouwen van legers, maar aan internationale samenwerking.
Daarom blijf ik het belangrijk vinden om te zeggen dat de Navo best opgedoekt wordt.
Verschenen op maandag 7 maart 2022 in De Standaard.