De democratie onteerd

De Brexit hing al geruime tijd als een donderwolk boven het hoofd. Maar dat de bliksem ook effectief zou inslaan kwam toch onverwacht. David Cameron ging all-in met Europa, en verspeelde naast zijn eigen politieke carrière ook het laatste restje politieke en economische stabiliteit tussen Groot-Brittannië en de Europese Unie. De gevolgen op zowel korte als langere termijn zijn moeilijk te voorspellen, maar er vallen alvast drie conclusies te trekken.

1. De breuklijn tussen hoog- en laagopgeleid

Eind vorige maand vonden in Oostenrijk de federale verkiezingen plaats. Zo’n 80% van de Oostenrijkers met een universitair diploma koos voor Die Grüne Alternative, terwijl 86% van de arbeiders op de extreemrechtse partij van Norbert Hofer stemde. De groenen haalden het nipt, maar kersvers staatshoofd Alexander Van der Bellen wacht nu de enorm moeilijke taak dit schisma te repareren. Er is een lagere middenklasse die weinig tot geen vruchten heeft geplukt van de globalisering, en zelfs eerder het gevoel heeft er de tol voor te betalen. Ze staat op z’n zachtst gezegd sceptisch tegenover een multiculturele samenleving. Dit staat in schril contrast met de hoogopgeleide kosmopolieten die wel ten volle kunnen profiteren en genieten van een groeiende mondialiteit, en ervan overtuigd zijn dat veel problemen op supranationaal niveau dienen aangepakt te worden. Het is een trend die zich overigens ook manifesteert in landen als Frankrijk, Nederland en Hongarije.

Dit blijkt nu eveneens het geval in Groot-Brittannië, dat meer dan ooit een Verdeeld Koninkrijk is. Een van de breuklijnen van die verdeeldheid blijkt ook hier dwars door de scholingsgraad te lopen. Het grootste deel van de laagopgeleide arbeiders stemden tegen de EU en voor een Brexit, in tegenstelling tot de (hoog)opgeleiden die bij de EU wilden blijven. Deze Britse hoogopgeleiden zien de relatie met Europa liever niet bekoeld, en daar zijn gegronde professionele en economische redenen voor. Onder deze hoogopgeleiden bevinden zich heel wat expats – niet zelden tewerkgesteld in Europese instellingen –, academici die er alle baat bij hebben de internationale dialoog met andere universiteiten intens te blijven voeren, handelsingenieurs en bedrijfsmanagers die hun bedrijf willen zien groeien in een internationale context, enzovoort.

Het is echter diezelfde internationalisering, zij het in een andere vorm, die voor anderen de reden is de EU wél te willen verlaten. Het immigratie-argument is de meest getrokken kaart van laaggeschoolde arbeiders, die hun jobs – en de enorm werkonzekerheid waar ze reeds mee kampen – nu bedreigd zien door migranten en vluchtelingen. Maar zonder het te beseffen schieten ze met een Brexit in de eigen voet. Deel uitmaken van de EU verplicht een lidstaat namelijk om een heel aantal maatregelen en wetten te aanvaarden, zo ook op het vlak van arbeid. Deze regelgeving, die verregaande sociale bescherming biedt aan arbeiders, is veel strenger in de EU dan in Groot-Brittannië, en het is niet zeker wat er met die arbeidswetgeving zal gebeuren na de Brexit. Het zou met andere woorden goed kunnen dat deze arbeiders de ene precaire situatie voor de andere geruild hebben.

2. De breuklijn tussen generaties

Het referendum bleek eveneens een kloof tussen generaties te slaan. Uit cijfers bleek 64% van de jongeren tussen 18 en 24 jaar te stemmen voor een ‘remain’. Slechts 24% wilde uit de EU. Ook in de leeftijdsgroep 25 tot 49 jaar koos ongeveer 45% om te blijven, ten opzichte van zo’n 39% dat liever wilde ‘leaven’. De leeftijdsgroep van 50 tot 64 jaar, samen met de 65-plussers, stemden echter wel overwegend voor een Brexit. Een cynisch gevolg is dat de leeftijdsgroepen die het langst met deze beslissing geconfronteerd zullen worden, er overwegend niet voor hebben gekozen. Ze zullen minder kunnen genieten van de verworvenheden van Europese integratie. Interculturele relaties worden dus minder toegankelijk, met alle gevolgen van dien. Mijn Britse leeftijdsgenoten zijn door het referendum 50 jaar terug de tijd in gekatapulteerd.

En ook hier vallen er parallellen te trekken. In de aanloop van de Amerikaanse presidentsverkiezingen kon de Democratische kandidaat Bernie Sanders op een overweldigende meerderheid van de jonge kiezers rekenen. Jongeren voelden zich aangesproken door zijn boodschap over sociale verandering, over vooruitgang en vernieuwing, en door zijn openlijke aanklachten tegen invloedrijke lobbyisten, machtswellustige politici en de heerschappij van multinationals. Democratische kiezers vanaf 40 jaar kozen dan weer massaal voor Hillary Clinton die, naast een kandidaat als Sanders, eerder het status quo vertegenwoordigt. In Groot-Brittannië wordt er geargumenteerd dat de oudere generatie zichzelf – en het land – niet meer herkent in de sterk veranderde situatie van de laatste jaren. Hun roep om een Brexit is doorspekt met nostalgie, terwijl de jongeren zich wel kunnen vinden in een Europeanisering. Al zijn politieke meningsverschillen tussen generaties allesbehalve een nieuw fenomeen, het valt vandaag toch op hoe de generatiekloof vergroot in het licht van zulke fundamentele kwesties.

3. Twijfel over het functioneren van de democratie

Na het groeiende succes van de Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump, publiceerde het Chinese staatsblad Global Times een paper die de werking van de democratie openlijk in vraag stelde. Natuurlijk kan dit moeilijk los gezien worden van een politieke, communistische agenda. Desalniettemin doet de democratie, hoewel nog steeds het meest wenselijk als bestuursvorm, meer en meer twijfels rijzen. Het was hemeltergend om zien hoeveel desinformatie, misleiding en bedrieglijke campagnevoering aan het Britse referendum vooraf gingen. Zowel in het Brexit- als in het remain-kamp stapelden de leugens zich op en werden cijfers handig gemanipuleerd. Als triest dieptepunt verzuchtte Michael Gove – voorstander Brexit – op de openbare omroep dat hij het beu was, al “die experts die denken het steeds beter te weten”.

Gove had daarentegen wel “faith in the British people”. Diezelfde British people die later google overstelpten met de vraag “wat dat nu precies is, die EU” en “welke gevolgen een brexit juist heeft voor Groot-Brittannië”. Jammer genoeg deden ze dit pas nà het referendum. “The best argument against democracy is a five-minute conversation with the average voter”, zo redeneerde wijlen Winston Churchill. Hier valt zeker over te discussiëren, maar het mag ons niet doen vergeten hoezeer er – bewust – met onwaarheden werd gestrooid in aanloop van de stemming. Daarnaast is het onbegrijpelijk hoe de moeilijke relatie tussen Groot-Brittannië en Europa, en een enorm complex thema als de Europese Unie, wordt herleidt tot een simpele ja-nee-vraag. Democratie is meer dan referenda en het kleuren van een bolletje, sprak een duidelijk geëmotioneerde David Van Reybrouck. Hoe is het dan in godsnaam mogelijk dat zo’n beperkt instrument als een referendum wordt aangewend om de democratie te belichamen in zulk een aangrijpende aangelegenheid?

Ik zal altijd een voorstander zijn van de democratie en geloof heilig in de noodzaak van burgerinspraak. Net daarom is het zo pijnlijk en verwarrend om te constateren hoe makkelijk de democratie wordt onteerd door massa-manipulatie. Deze Brexit, en de opbouw ernaar, is een nieuwe klap voor het vertrouwen in politiek, voor het geloof in een Europese en interculturele samenwerking en voor het samen-leven in het algemeen. Hopelijk schudt het mensen wakker.

×
×

Winkelmand