De civiele samenleving in een tijd van surveillance: voorbij technisch-wettelijke oplossingen

In een tijd van datagestuurde surveillance, wat is de impact hiervan op de civiele samenleving? En hoe pogen activisten ertegen in verzet te gaan?

Zoals vele recente onthullingen tonen – van de Snowden Leaks tot WikiLeaks’ Vault7 files – maakt de monitoring en analyse van dataverkeer nu een integraal deel uit van overheids- en bedrijfspraktijken. De gegevensbronnen variëren van online communicatie, social media activiteit en gsm-locaties tot ‘slimme’ huishoudtoestellen, gezondheidstrackers en sensoren in ‘slimme’ steden. De ‘dataficatie’ van ons leven, met name de verzameling en verwerking van communicatie, gezondheid, locatie etc. als datapunten heeft de traceerbaarheid en zichtbaarheid van burgers verhoogd en heeft het vermogen versterkt van een reeks instellingen om ons te monitoren. Terwijl dit gevolgen heeft voor burgers in het algemeen, brengt het ook specifieke uitdagingen met zich mee voor actoren uit de civiele samenleving die actief betrokken zijn bij de bevordering en vormgeving van sociale en politieke verandering.  In een tijd van datagestuurde surveillance, welke impact heeft dit op de civiele samenleving? En hoe pogen activisten ertegen in verzet te gaan?

Met de snelle technologische ontwikkeling nemen zowel de middelen voor het verzamelen als voor het gebruik van gegevens in hoog tempo toe. Grote hoeveelheden van persoonlijke gegevens worden nu verzameld en gedeeld op social media en digitale platformen, ‘smart homes’ detecteren onze aanwezigheid en bewegingen, en ‘slimme’ TV’s kunnen naar onze conversaties luisteren. Dergelijke gegevens worden verzameld en geanalyseerd door bedrijven, gedeeld en verkocht door de data-industrie, en gebruikt door overheidsinstanties. Burgers worden steeds meer gecategoriseerd en krijgen een profiel volgens gegevenssamenstellingen, bv. via data scores gebruikt in het strafrechtsysteem of door sociaal krediet scores, zoals ontwikkeld in China. Het doel van dergelijke scores is toekomstig gedrag te voorspellen en navenant middelen en criteria uit te trekken voor dienstverlening (of bestraffing). Data analyse slaat bijgevolg op een specifieke vorm van besturen, een waarvan de dominante logica menselijk gedrag wil voorspellen als middel om grip te krijgen op populaties en om inkomsten te genereren —  een informatiesysteem dat de term ‘surveillance capitalism’ mee kreeg.

De transformatie naar bestuur gestoeld op data, en het historisch moment van de Snowden Leaks, hebben de aandacht gevestigd op belangrijke uitdagingen voor de bescherming van burgers in een gedataficeerde omgeving. Beleid betreffende dataverzameling heeft de technologische verandering echter nauwelijks kunnen bijhouden en heeft vaak meer macht gegeven aan bedrijven en de overheid in plaats van aan de burger. Terwijl gegevensbescherming werd versterkt in de VS met de Freedom Act, en in de EU met de General Data Protection Regulation, werden toezichtsmogelijkheden van de Staat uitgebreid in landen als Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In het VK meer bepaald, maakt de Investigatory Powers Act van 2016 de toezichtsmogelijkheden van de staat meer transparant, maar laat het tevens een bredere waaier aan gegevensverzameling en –analyse toe dan voorheen en waarschijnlijk ook dan elders in de Westerse wereld.

Terwij de Snowden onthullingen en het toenemend gebruik van ‘slimme’ technologieën wijzen op massale verzameling van gegevens en dus op de gevolgen voor alle burgers, zijn bepaalde groepen en actoren bijzonder kwetsbaar in een maatschappij gebaseerd op surveillance. Het mag niet verbazen dat hiertoe ook sleutelfiguren van de civiele samenleving behoren die betrokken zijn in politiek activisme, zowel in institutionale vorm als daarbuiten.

Documenten van de Snowden onthullingen toonden dat inlichtingendiensten in de VS en de VK internationale organisaties bespioneerden als Medecins Du Monde, UNICEF, Amnesty International en Human Rights Watch, leden van Anonymous en eender wie voldoende politiek geëngageerd is om websites als Wikileaks te bezoeken. Zowel rechtshandhavers als bedrijven gebruiken nu routinematig sociale media om informatie te verzamelen over activisten en manifestanten, en we evolueren naar een beleidsmodel dat gebaseerd is op het voorkomen van bepaalde activiteiten en van het samenkomen van groepen.

Een belangrijk gevolg hiervan kan het zgn. ontradingseffect zijn dat de mogelijkheden om machtsinstellingen uit te dagen en sociale verandering te bepleiten onderdrukt. Hoewel de theorie van het ontradingseffect empirisch moeilijk te bewijzen is, is het algemeen gekend dat mensen afgeschrikt worden om deel te nemen aan bepaalde legale (of zelfs wenselijke) activiteiten als ze vrezen dat ze geobserveerd worden. Een onderzoek door het PEN American Center bijvoorbeeld, ontdekte dat schrijvers aan zelfcensuur deden ten gevolge van de Snowden onthullingen. Andere studies toonden een terughoudendheid onder burgers om zich in te laten met politiek gevoelige onderwerpen op internet zoals een daling van ‘privacy-gevoelige’ zoektermen op Google, een daling van het aantal page views van Wikipedia-artikels rond terrorisme en een ‘spiraal van stilte’ in discussies rond surveillance op sociale media. Voor activisten en voorvechters van de civiele samenleving die hun afkeer tonen en vechten voor sociale en politieke verandering, kan doordringende surveillance leiden tot bezorgdheid voor hun eigen privacy en veiligheid. Het heeft echter ook praktische implicaties voor hun inspanningen om te organiseren en mobiliseren. In de woorden van Glenn Greenwald, in een cultuur van prominent toezicht wordt “zelfs het organiseren van andersdenkende bewegingen moeilijk wanneer de overheid alles in het oog houdt wat mensen doen”.  Naast dergelijke praktische bekommernissen, verschuift door surveillance het machtsevenwicht tussen activisten en de staat (zowel als grote bedrijven) fundamenteel. De staat heeft er immers een machtig wapen bij om potentiële tegenstanders te monitoren en te viseren.

De alomtegenwoordigheid van surveillance infrastructuren en hun inbedding in dagelijkse aspecten van sociale, politieke en culturele participatie maakt het voor burgers moeilijk om te denken dat ze kunnen worden uitgedaagd, ondanks het heersende onbehagen en bezorgdheden omtrent het huidige systeem. De institutionele en ook in het publieke debat aanwezige normalisatie van dataverzameling doorheen het alledaagse leven leidt vaak tot een wijdverspreide gelatenheid ten aanzien van het status quo, deels gedreven door een zeker pragmatisme en een waargenomen gebrek aan alternatieven. We hebben hiernaar verwezen als een toestand van surveillance realisme (voortbouwend op Mark Fischer’s concept van kapitalistisch realisme)  waarin de normalisatie van toezicht de mogelijkheden beknot voor het bedenken van een andere manier om de maatschappij te organiseren. Dit slaat bij uitbreiding ook op politiek actieve leden van de maatschappij. In de uitvoering van onderzoek met activistengroeperingen, vonden we dat zelfs onder de middenveldorganisaties er een relatieve aanvaarding en verwachting is van prominente monitoring. Sommige groepen wegen het risico hiervan af in relatie tot hun eigen activiteiten en naargelang de bedreiging die ze denken te zijn voor de staat. Ze vinden veiligheid in het opereren binnen een aanvaard mainstream kader. In die zin is het ‘ontradingseffect’ zeker evident binnen de civiele samenleving.

Terwijl deze gevoelens van ‘ontmachtiging’ de oppositie hebben verzwakt, zagen we uiteraard ook een groeiend aantal inspanningen binnen bepaalde delen van de civiele samenleving om het bestaande toezichtsregime rechtstreeks te confronteren en uit te dagen. Digitalerechtengroeperingen en technologie-activisten hebben samen significante stappen gezet op het vlak van verdediging en verzet. De ontwikkeling en verspreiding van privacy-bevorderende tools zoals de TOR browser, het GPG e-mail encryptiesysteem en de geëncrypteerde telefoon- en tekstberichtensoftware Signal hebben aan belang gewonnen sinds de Snowden onthullingen en voorzien in mechanismen voor veilige online communicatie voor o.a. maatschappelijke groeperingen. Een groeiend aantal websites ondersteunen nu het meer beveiligde https-protocol i.p.v. het standaard http, en een stijgend aantal internetgebruikers hebben tools gedownload als https everywhere dat verbindt met die meer beveiligde websites. Privacy-handleidingen zoals de Electronic Frontier Foundation’s Surveillance Self-Defense en het Tactical Tech Collective’s Security in a Box leggen het gebruik uit van privacy-bevorderende instrumenten en bieden advies over veilige online communicatie. ‘Crypto-partijen’ hebben voorzien in de nodige trainingen voor gemeenten en steden wereldwijd. Technische oplossingen voor surveillance omvatten voorts de ontwikkeling van zelf-georganiseerde communicatie-infrastructuren als alternatieven tot commerciële diensten als Google en Facebook. Groepen als Riseup.net o.a. hebben mailinglists, blog platformen en collaboratieve online workspaces aangeboden die de privacy van gebruikers beschermt en gehost wordt op de eigen veilige servers van de groepen.

Hieraan gekoppeld hebben digitalerechten- en mensenrechtengroeperingen zich toegespitst op beleidshervormingen. In het VK hebben organisaties als Privacy International, Open Rights Group, Big Brother Watch, Article 19 en Liberty regelmatig verklaringen gepubliceerd inzake hun bezorgdheid omtrent surveillance, publieke debatten georganiseerd en gelobbyd bij wetgevers. Als een directe reactie op de Snowden Leaks hebben deze en andere groeperingen de coalitie Don’t Spy On Us opgericht, die hun voorvechterswerk hebben gebundeld in een gezamenlijke campagne. Hun stem speelde een veelbetekenende rol in gespecialiseerd overleg alom, bijvoorbeeld bij de opmaak van de Investigatory Powers Act. Sommige campagnevoerende organisaties waren betrokken bij gerechtelijke actie, bijvoorbeeld door Britse toezichtspraktijken voor het Investigatory Powers Tribunal en het Europees Gerechtshof te dagen.

Digitalerechtenactivisten en maatschappelijke technologie-ontwikkelaars waren invloedrijk in al deze domeinen. Maar in een sfeer van surveillance realism waren de omstandigheden waarin ze zich konden toeleggen op surveillance beperkt. Ze worstelden om verder te gaan dan geïndividualiseerde antwoorden, gespecialiseerd overleg en een verzameling experten. Anonimiserings- en encryptietools leggen de verantwoordelijkheid bij het individu om zijn eigen privacy te beschermen. Het pleiten voor beleidshervorming mag dan wel verder reiken dan individuele gebruikers; het behoudt toch een focus op het specifieke publiek van beleidsmakers, gebaseerd op thema-specifieke expertise en overleg. Ondertussen blijft bezorgdheid om datagedreven surveillance gemarginaliseerd in publieke percepties en praktijken, met inbegrip van politieke activisten, deels omwille van een voortgezette afhankelijkheid van onveilige communicatieplatformen die worden gepercipieerd als toegankelijker en meer wijdverspreid.

Een deel van de uitdaging in het verzet van de civiele samenleving tegen surveillance en de gevolgen van dataficatie schuilt in het overstijgen van het willen oplossingen bieden vanuit de domeinen van technologie en wetgeving.. Dit heeft veel van het debat tot op heden gedomineerd. Er is integendeel nood aan het voeden van een bredere politieke beweging rond de rol en natuur van ‘big data’ en andere technische artefacten (AI, IoT etc.) in de samenleving. Dit betekent het debat kaderen voorbij de bekommernissen om individuele privacy en verschillende delen van de civiele samenleving te betrekken bij het onderwerp. Het uitlichten van de bredere maatschappelijke implicaties en machtsrelaties die voortkomen uit dataficatie, leidt naar onze mening tot een begrip van wat we omschrijven als ‘data justice’ dat zich richt tot de ingewikkelde relatie tussen dataficatie en sociale rechtvaardigheid. We zien dit als een groeiend antwoord binnen de samenleving gezien het steeds duidelijker wordt hoe de alomtegenwoordige verzameling en verwerking van data doorheen het sociale leven niet alleen de privacy aantast, maar ook kan leiden tot het marginaliseren, discrimineren, onderdrukken en uitbuiten van individuen en gemeenschappen op nieuwe en uitdagende manieren. Zulke ontwikkelingen vragen collectieve antwoorden die een brede waaier van belanghebbenden betrekken, doorheen de samenleving, met als doel surveillance realisme te doorbreken, alternatieve manieren te bedenken om de samenleving te organiseren en nieuwe afspraken te maken rond data.

Bron: https://civilsocietyfutures.org/civil-society-in-an-age-of-surveillance-beyond-techno-legal-solutionism/ 
(Nederlandse vertaling door Kati Van de Velde)  

Bio:
Lina Dencik en Arne Hintz zijn Senior Docenten aan Cardiff University’s School voor Journalistiek, Media en Culturele Studies waar ze co-directeurs zijn van het Data Justice Lab

 

×
×

Winkelmand