Come On! – Capitalism, Short-termism, Population and the Destruction of the Planet

A Report to the Club of Rome, Ernst Ulrich von Weizsäcker en Anders Wijkman, Springer, 2018, 220 p.

Een nieuw rapport aan de Club van Rome, van , Ernst Ulrich von Weizsäcker en Anders Wijkman en 34 andere deskundigen. En dit naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de Club van Rome.

De auteurs vertrekken van een beschrijving van de verschillende soorten van crisis die de wereld teisteren en die samen leiden tot een groot gevoel van hulpeloosheid bij velen. Ze kijken eerst naar de verdeling van het inkomen wereldwijd. Er is de opkomst van de middenklasse in grote delen van de wereld en zeker in Azië (een stijging van de inkomens met maar liefst 60% de laatste 20 jaar). En daartegenover een stagnatie van de inkomens van de middenklasse in de vroegere ontwikkelde wereld (Europa/Noord-Amerika) en zelfs een relatieve achteruitgang op wereldschaal. Voor hen is dit de belangrijkste verklaring voor de opstoot van rechts populisme in de vroegere ontwikkelde landen. Daarbij komt nog de financialisering van de economie weg van productie en handel en de toenemende inkomensongelijkheid. In Europa kwam daar nog eens een scherp versoberingsbeleid bovenop dat veel mensen extra deed lijden. Een vlijmscherpe sociale analyse dus als start.

Daarbovenop schetsen ze de evoluties die we doorgaans meer verbinden met de Club van Rome. Eerst en vooral  de bevolkingsgroei : we leven inmiddels in een ‘volle wereld’. En natuurlijk de dreigende schaarste aan hulpbronnen. De auteurs blijven erbij dat hun oorspronkelijke voorspellingen uit het allereerste rapport aan de Club van Rome (Grenzen aan de Groei, 1972) correct waren. Het model van “planetaire grenzen” in 2009 ontwikkeld door Johan Rockström en Will Steffen en de antropoceen-these hebben hun oorspronkelijke ramingen in een nieuwe vorm gegoten. En dan is er ook de wetenschappelijke consensus rond de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. En het verlies aan biodiversiteit dat hiermee samenhangt.

Er is dus nood aan een ‘crash plan’. Het is duidelijk dat de markt het probleem niet zal oplossen. En dat ook technologische oplossingen niet volstaan. Opvang van CO2 (CCS) zal nodig zijn, omdat er hoe dan ook nog lange tijd steenkool zal gebruikt worden wereldwijd. Maar een te sterk vertrouwen in ‘negatieve emissie technologieën’ zou bijzonder gevaarlijk zijn. Andere waarschuwingen zijn nieuwer : de auteurs wijzen op de risico’s van synthetische biologie en ‘gene-editing’. En “de vergeten dreiging” van kernwapens, nu een nieuwe wapenwedloop op til staat. Er gaat ook veel aandacht naar de digitale revolutie. Er worden veel te weinig vragen gesteld bij het energie- en grondstoffenverbruik van veelgeprezen disruptieve technologieën, zoals bijv. het Internet of Things of 3D-printing.

Duurzame Ontwikkelingsdoelen

De auteurs staan lang stil bij de ‘Agenda 2030’ van de Verenigde Naties en de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen. Ze waarschuwen voor een uitruil van sociale en ecologische doelen. In 1972 stelde Indira Gandhi, premier van India, terecht dat armoede de grootste vervuiler was. Vandaag is het veel juister te zeggen dat rijkdom de grootste vervuiler is. De auteurs wijzen erop dat de ecologische voetafdruk, zelfs van de landen die het best scoren op de 17 ontwikkelingsdoelen, nog veel te hoog ligt.

On-economische groei

Aangehouden fysieke groei binnen beperkte ecosystemen is niet mogelijk. Het blijft de basis-stelling van de Club van Rome. Voorbij een kantelpunt slaat economische groei dan om in on-economische groei. En dat is niet enkel een ecologische, maar ook een economische wetmatigheid. Ten overvloede wordt nog eens aangetoond dat het BNP een misleidende waardemeter is. In een apart hoofdstuk wordt uitgebreid uit de doeken gedaan waarom het neoliberale marktdenken, geen uitweg kan bieden.

De auteurs komen dan bij hun hoofdstelling die volgens hen meer dan ooit opgaat : “de mensheid moet bereid zijn om te kiezen voor een radicale transformatie agenda. Enkel investeren in nieuwe technologieën en tegelijk blijven kiezen voor voortdurende economische expansie en bevolkingsaanwas, zal niet werken. Het globale doel kan niet langer ‘groei’ zijn. Er moet echt gekozen worden voor een duurzame ontwikkeling” (p. 57).

Om deze omslag mogelijk te maken is er nood aan een “Nieuwe Verlichting”. De auteurs pleiten voor een nieuwe filosofische onderbouw van de keuze voor duurzame ontwikkeling. Op basis daarvan dient een nieuw narratief geplaatst te worden tegenover het aftandse neoliberale verhaal. 

Redesign Everything

Het tweede deel van het boek gaat dan over concrete oplossingen. Het varieert van het aanreiken van denkschema’s als von Weizsäckers “natural capitalism” en het opdrijven van de productiviteit van hulpbronnen, ideeën rond een nieuw regeneratief management en “restauration ecology” en een circulaire economie,  tot een hele reeks voorbeelden van bewezen ontwikkelingsalternatieven. Maar de auteurs pleiten ook voor nieuwe economische instrumenten : het werken met koolstofbudgetten, koolstofbeprijzing en een totaal-aanpak (een mobilisatie als in oorlogstijd) in plaats van een incrementele (stapsgewijze) aanpak.
Nieuw is de strategie die ze bepleiten ten aanzien van de digitale disruptie : ze zijn voorstanders van een ‘bit taks’ of voor de robottaks van Bill Gates en voor een onvoorwaardelijk basisinkomen en arbeidsduurverkorting. Ze willen ten slotte niet enkel de bankensector grondig hervormen, maar ze pleiten ook voor een nieuw model van geldschepping. Ze verwijzen naar het Chicago plan, dat de bevoegdheid om geld te scheppen exclusief wou toewijzen aan de staat.

People, Planet, Profit

Ondanks hun scherpe analyse en dikwijls revolutionaire voorstellen, blijven de auteurs toch zoeken naar een kapitalistische uitweg uit de crisis(sen). De groene transitie kan volgens hen in verschillende betekenissen rendabel, winstgevend (“profitable”) gemaakt worden. Ook hier overlopen ze zowat alle mogelijkheden : van green bonds en crowdfunding tot de ‘economy for the common good’ van Christian Felber. Ze spreken zich bewonderend uit over alternatieve indicatoren voor groene welvaart, over de bruto nationaal geluk-aanpak van Bhutan, maar evengoed over de laatste groene meerjarenplannen van China.
Het boek biedt een vrij volledig overzicht van alle groene theorieën en instrumenten die momenteel opgang maken. Dat is een sterk punt. Maar het zwakke punt is dan weer dat in feite geen keuzes gemaakt worden. De auteurs laten uitschijnen dat alle voorgestelde aanpakken nodig zijn. Wat tot op zekere hoogte wel zal kloppen. Of ze ook allemaal evenwaardig zijn, is minder zeker. 

Maar wellicht zullen volgende rapporten aan de Club van Rome meer verheldering brengen en ook de moed hebben om een scherpere aflijning van alternatieven te brengen.

 

×
×

Winkelmand