Bevrijde tijd*

Beginnen met een concreet probleem, het is niet mijn gewoonte, ik ben fictieschrijver en heb massa’s omwegen nodig. Maar mijn tijd is beperkt, ik moet nog heel wat e-mails beantwoorden.

E-mailpauze

Die e-mails. En facebook. Tussendoor de nieuwsberichten. Nogmaals de nieuwsberichten. Alweer e-mails. Whatsapp. Nogmaals nieuwsberichten. Wikipedia voor iets wat in die nieuwsberichten staat. Google. Google Images. Google Maps. En opnieuw.

Facebookpauze

Op enkele jaren tijd zijn we met z’n allen ontzettend verslaafd geraakt aan onze mobiele toestellen, aan de nooit ophoudende stroom berichten, beelden en fastfoodfacts. Ik wil zelfs niet weten hoe vaak ik mijn mails op een gemiddelde dag check of hoe vaak ik de tekst die ik schrijf even onderbreek om over de tijdlijn van Facebook te scrollen. Ik betrap er mijzelf op dat ik, waar ik vroeger urenlang in grote concentratie met mijn neus in de boeken kon zitten, een immens genot, tegenwoordig om de tien bladzijden opsta om snel mijn mails te checken, niet eens omdat ik iets belangrijks verwacht, gewoon zomaar, uit gewoonte, vanwege de snelle kick. Ik was ooit, zoals Nicholas Carr in zijn boek The Shallows. What The Internet Is Doing To Our Brains, een ‘scuba diver in the sea of words. Now I zip along the surface like a guy on a Jet Ski.’ De neurale verbindingen van onze hersenen veranderen mee met onze computers. Daarop spelen bouwers van websites en apps uiteraard gretig in. Wie is de meester, wie de slaaf? Wie gebruikt wie? Wie de persoon, wie de machine? Opnieuw Nicholas Carr: ‘Even when I was away from my computer, I yearned to check my e-mail, click links, do some Googling. I wanted to be connected. (…) [T]he Internet, I sensed, was turning me into something like a high-speed data-processing machine. (…) I missed my old brain.’ 

E-mail- en Facebookpauze

Likes op facebook zouden dezelfde genotshormonen vrijmaken als chocolade of seks (dit feit check ik nu even niet). Jongeren sturen massaal naaktfoto’s naar elkaar. Ping, een bericht. Ping, een bericht. Het is zo erg dat je intussen digitale…

Googlepauze

… ontwenningskuren kunt volgen tegen betaling. Onlangs nog stond in De Standaard een lang artikel over verschillende BV’s die – eens ze de ontkenningsfase in hun verslaving voorbij waren – besloten, samen de detox te proberen. Er ging een wereld open, ze herinnerden zich dat ze vroeger gerust een dagje zonder konden, een week desnoods, en zie, het wonder geschiedde, plots hadden ze weer tijd, kwamen tot de vaststelling dat leegte en afwezigheid inspirerend en vaak ook gewoon noodzakelijk zijn. 

Voor nadenken, schrijft Michael Harris, heb je enige afstand nodig: ‘True Contemplation is always a two-part act; We go out into the world for a time, see what they’ve got, and then we find some isolated chamber where all that experience can be digested.’ In zijn boek The End of Absence. Reclaiming What We’ve Lost In A World Of Constant Connection, komt hij tot de vaststelling dat hij er vroeger ontzettend van hield, even weg te zijn van alles en iedereen, even afwezig te zijn. In 1999 trok hij nog een laatste keer zonder gsm naar de bergen, maar toen ergens stopte hij, en intussen is hij iedere afwezigheid, iedere vorm van onbereikbaarheid als een marteling gaan zien, begrijpt intussen zelf niet hoe het zo is kunnen lopen. ‘How did I go from loving that absence to being tortured by it?’ Hij voelt zich schuldig, hij is ongerust alsof connectivity en verbondenheid synoniemen zijn. Met alles wat hij aan snelheid gewonnen heeft, lijkt hij toch een ouder, rustiger en misschien rijker leven kwijt. 

E-mailpauze (verdomme, nog geen antwoord op die mail van haast een uur terug)

Oscar Wilde schreef ooit geleden: ‘It is a very sad thing that nowadays there is so little useless information.’ Honderdtwintig jaar terug mag dit een leuk aforisme geweest zijn, vandaag klopt er niets meer van. Er lijkt daar, buiten, in de echte en de virtuele ruimte, voor zover die nog van elkaar gescheiden kunnen worden, een wereld te bestaan die constant om onze aandacht schreeuwt, en onze defensiemechanismen lijken tegen de overdadigheid ervan amper of niet opgewassen. 

E-mail- Facebook- en Nieuwsflashpauze

Hoewel technologische snufjes en veranderingen steevast worden gepresenteerd als mogelijkheden om efficiënter en beter met onze tijd om te gaan, zijn we toch al te vaak – en steeds vaker – zelf het product. Wat de laatste jaren heeft plaatsgevonden, is een vreemde omkering. Telkens geven we, bij ieder moment dat we besteden op bijvoorbeeld Google of Facebook, gratis een klein beetje informatie over onszelf af, die vervolgens door de betreffende firma wordt gebruikt om winst te creëren voor zichzelf en voor de adverteerders waaraan die informatie wordt doorgegeven. 

Hoe is het zover kunnen komen, hoe is het gebeurd dat wij met een belofte van efficiëntie en tijdswinst in een keurslijf van een aan alles behalve onze eigen levenstijd gelieerd tijdsgebruik terecht zijn kunnen komen? In haar boek Stil de tijd noemt Joke Hermsen de vandaag overheersende wijze om met tijd om te gaan ‘kloktijd’, de tijd zoals we die zijn gaan hanteren vanaf de industriële revolutie, opgedeeld in rekenkundige eenheden die voortdurend in het oog gehouden moeten worden, tijd die we op een zo efficiënt mogelijke wijze moeten besteden, tijd waarvoor de meest gebruikte (maar gelukkig nog niet de enige) metafoor ‘geld’ is, het westerse maar intussen geglobaliseerde tijdsmodel dat preciezer en exacter is dan de aarde zelf. 

Immers, zoals Jay Griffiths berekende in haar prachtige boek Pip Pip, …

Googlepauze 

…uit 2000, bestaat de seconde, basiselement van dit tijdsmodel, uit 9.192.631.770 slingerbewegingen van het atomair element Caesium. Zo is het in 1972 vastgelegd als Co-ordinated Universal Time (UTC). Er zijn 60 seconden in een minuut, 3600 in een uur en 86400 in een dag, maar interessant aan deze standaard is dat ongeveer ieder jaar aan één dag een extra seconde toegevoegd moet worden om de blijkbaar niet erg precieze aardse tijd aan het systeem aan te passen. Vandaag de dag zijn onze klokken preciezer dan de aarde.

Plaspauze (scrollend, ik pis bijna naast de pot)

Hoe dit westerse, intussen universele tijdsmodel ontstond, is al vaak verteld. De doorbraak van de kloktijd kwam er in de negentiende eeuw bij de ontwikkeling van een spoornet met klokken die altijd en overal synchroon moesten kunnen lopen. Eind negentiende eeuw werd in Engeland de Greenwich Mean Time (GMT) ingevoerd, een uniforme tijd genoemd naar de Londense sterrenwacht. Geleidelijk werd de hele wereld op dezelfde standaardtijd gezet, berekend vanuit de willekeurig gekozen nulmeridiaan in Greenwich. 

Niet toevallig is de negentiende eeuw, waarin we dit begin van de gestandaardiseerde, universele tijd moeten zoeken, ook de periode van de industriële revolutie, de moderniteit en het ongebreidelde kapitalisme. De klok werd niet alleen een instrument om altijd en overal, aan de hand van een enkele standaard, efficiënt de tijd te kunnen meten, maar ook een manier om gedrag te vormen. Arbeiders moesten zich aan het ritme van de fabriek en van de klok aanpassen. Ieder werkmoment, en later ook iedere pauze, moest aan de klok worden gekoppeld. Zo werden klokken – en ze zijn het vandaag nog – normatieve gedragsvormers. Deze manier van met tijd omgaan, gebaseerd op moderne, kapitalistische waarden als efficiëntie, discipline en rationaliteit, heeft zich in onze levens gevestigd, en is deel geworden van wie we zijn en van hoe we over onszelf denken. Tijd werd een ding dat we kunnen opdelen in grotere en kleinere stukken, dat we kunnen gebruiken of verspillen, kunnen winnen of verliezen. Jay Griffiths vergelijkt de omgang van het Westen met tijd met de enclosure-beweging. Tijd wordt afgebakend, in gebruik genomen.

Facebookpauze 

Uiteraard is het een evolutie die zich niet overal aan hetzelfde tempo voltrok. Zeer lang was deze gestandaardiseerde tijd vooral iets van de steden, en bleef de tijdsbeleving op het platteland verbonden met het ritme van de natuur. De mechanisering en schaalgroei van de landbouw, de globalisering van de economie en de toenemende verbondenheid via internet en mobiele telefonie zorgden ervoor dat ook het platteland intussen onderworpen is aan diezelfde industriële tijdsbeleving. Zo is de variëteit van en het aantal tijdsmetingen en tijdsbelevingen door de globalisering sterk afgenomen tot er maar één overheersende tijdsbeleving meer over bleef.

In onze economie, en bij uitbreiding vaker dan ons lief is ook in de momenten wanneer we niet aan het werk zijn, bijvoorbeeld tijdens onze veel te volle vakanties, is tijd een entiteit geworden die in stukjes geknipt en vervolgens productief gemaakt moet worden. Tijd is schaars en moet geëxploiteerd worden. Je moet er het maximum uithalen, tijdens je werkuren en vervolgens evengoed erbuiten. We zijn de slaaf geworden van onze neiging, niet alleen tijdens onze werkuren maar ook in onze vrije tijd onze dagen snel en met de logica van winst en verlies in het achterhoofd te vullen. 

Beetje-van-alles-onlinepauze, dubbele lengte

Moet met andere woorden een groot bevrijdingswerk ondernomen worden? Zijn wij ‘sinds de invoering van de internationale Greenwichtijd aan het einde van de negentiende eeuw steeds meer naar de kloktijd gaan leven’, en hebben wij ‘daardoor die andere, meer persoonlijke of innerlijke ervaring van tijd naar de achtergrond verdreven’ (Joke Hermsen)? Als we zien hoeveel mensen te kampen hebben met stress, burn-out en gevoelens van zinloosheid lijkt dit zo. Overal valt de roep te horen om traagheid en een andere omgang met de periode die ons hier in dit ondermaanse toegemeten is, maar weinige hedendaagse apologeten van slow living zijn zo spitant als Paul Lafargue, de flamboyante… 

Wikipediapauze

…schoonzoon van Karl Marx, in zijn uit 1883 stammende pamflet Het recht op luiheid. Op een manier die zijn schoonvader niet direct met enthousiasme vervulde, maakte Lafargue van de strijd tegen de onderdrukking van de arbeider een strijd tegen de arbeid zelf, en verkondigde dat het proletariaat, als het zich wil bevrijden, niet alleen het juk van de kapitalistische bourgeois moet afwerpen, maar ‘de liefde voor de arbeid, de morbide hartstocht voor het werk, doorgedreven tot aan de uitputting van de levenskrachten van het individu en zijn nageslacht’ moet laten varen. Het proletariaat heeft, door zijn instincten te verraden en zijn historische opdracht te verloochenen, zich laten ontaarden door het dogma van de arbeid.’ Met de toenemende machinering, schrijft Lafargue niet helemaal onvisionair, zal arbeid overbodig worden. Zijn droombeeld is een arbeidersklasse die zich verheft ‘niet om het recht op arbeid op te eisen dat slechts het recht op ellende is, maar om een ijzeren wet te smeden die elk mens verbiedt om meer dan drie uur per dag te werken’. 

Het klinkt verbazend actueel. Ook vandaag wordt druk gespeculeerd over een toekomst waarin minder of zelfs niet meer gewerkt zal worden. Los van het feit dat intussen in verscheidene studies aangetoond werd dat wie minder werkt, een hogere productiviteit haalt, lijkt een wereld met veel minder werk dan vandaag door de toenemende digitalisering volgens sommigen gewoon onafwendbaar. Misschien maar goed ook. Onlangs voerde de universiteit van Durham in Groot-Brittannië…

Google-Mapspauze

…het grootste internationale onderzoek uit dat ooit naar rust is gedaan. Meer dan twee derde van de respondenten – 18.000 mensen uit 134 landen – gaf aan dat ze naar meer rust verlangen. ‘De studie toont aan dat de mogelijkheid van mensen om af en toe rust in te lassen in hun leven, sterk gerelateerd is met hun gevoel van welzijn’, zegt hoofdonderzoeker Felicity – what’s in a name? – Callard.  

Maar hier dreigt een nieuw probleem? Ondanks alle praatjes over meer-tijd-voor-het gezin en het recht op luiheid dat Lafargue al promootte, ondanks alle onderzoek en het populaire geklaag over tijdsgebrek, heeft ons werkritme toch niet alleen te maken met een van buiten, door een of ander kapitalistisch of neoliberaal monster opgelegde dwang, maar komt die evenzeer gewoon uit onszelf. Hedendaagse epigonen van Lafargue, merkt Ignaas Devisch sardonisch op in zijn boek Rusteloosheid, reizen de wereld rond en hebben het behoorlijk druk met het geven van lezingen over de rol van luiheid. Luid de luiheid verkondigend, genieten ze van de bedrijvigheid. Apologeten van Quality Time, minder werken, Slow Living en dergelijke meer, toont hij overtuigend aan, gaan uit van een te simplistische mensvisie, en hun geklaag over ons drukke bestaan is niet gespeend van enige hypocrisie. In feite – ik ben zelf geen uitzondering – houden we er gewoon ook van, het druk te hebben. Enerzijds klagen we graag over stress, anderzijds zijn we evenmin tot niets doen in staat. We lijken last te hebben van de drukte, maar zoeken die tegelijkertijd zelf op. Met ambitie, enige rusteloosheid, bedrijvigheid of een gevuld leven is op zich niets mis, meer nog, velen van ons hebben er duidelijk ook nood aan. De bevrijding van de kloktijd zal niet zomaar een vertraging kunnen zijn, een enigszins melancholisch praatje over leven in harmonie met de biogroente in onze moestuin. 

 

Er is een interessante paradox. Ondanks het feit dat we steeds langer leven, hebben we minder tijd dan ooit, want enerzijds is tijd iets geworden wat in termen van schaarste, winst en verlies gezien moet worden, en anderzijds hebben we – zelfs al leven we een jaar of twintig langer dan enkele decennia geleden – een eeuwigheid in het hiernamaals verloren. Er is absoluut erg weinig tijd. De klokt tikt niet alleen op kantoor, niet alleen in het economische leven, maar ook thuis en levert ons er soms misschien een ogenblik lang een waan van waar-het-klokje-thuis-tikt-tikt-het-nergens-rust op, tot we toch weer moeten vaststellen dat de seconden helemaal niet ingetogen zijn, maar ons opjagen, want de dagen en de jaren korten en de tijd gaat maar in één enkele richting. Onze levens zijn in een vingerknip voorbij. Laten we even als voorbeeld een personage verzinnen en… 

Facebook- en e-mailpauze

…hem Jeroen Theunissen noemen. Hij heeft allerhande eigenschappen, bijvoorbeeld donker krulhaar en een voorliefde voor scabreuze humor, maar over die eigenschappen gaat het nu dus even niet. Slechts over zijn levenstijd. Intussen negenendertig jaar geleden is ons personage zonder dat hij er ooit om gevraagd heeft in de tijd en het leven gevallen, hij is nu al ouder dan hij zich ooit had kunnen voorstellen te zullen zijn, en is als we van de huidige levensverwachting uitgaan – een levensverwachting die nog zal stijgen, volgens sommigen zelfs spectaculair – min of meer halfweg in zijn leven, in feite over halfweg, want zoals iedereen weet, duurt de week van een vijfjarige vele keren langer dan de week van een zestigjarige. Het boek van dit personage zal in een oogwenk uit zijn. Werkelijk, er is weinig tijd. Vita brevis. Vandaar misschien de rusteloosheid waarop Ignaas Devisch zo treffend wijst, een rusteloosheid waaraan ook ons personage zeer zeker lijdt. 

Er wordt aan gewerkt. Ja, dat klopt. Sommige hemelbestormende futuristen, de ene al wat ernstiger dan de andere, gaan ervan uit dat we onze individuele levenstijd zeer binnenkort sterk zullen kunnen oprekken. Misschien een paar duizend jaar, misschien zelfs een eeuwigheid (Internetgoeroe Ray Kurzweil schreef zonder ironie een boek vol gezondheidstips met titel Live Long Enough To Live Forever). Er zijn er die zichzelf uithongeren om hun metabolisme te vertragen, er zijn er die zich laten invriezen. Wat men vervolgens met dat immens lange leven of die eeuwigheid precies zal moeten doen, is niet duidelijk; meestal komt men niet veel verder dan ‘fun’. Interessant aan deze pogingen, de tijd te rekken, is het puur individuele karakter ervan, zelfs het totale gebrek aan verantwoordelijkheid. 

Googlepauze

Van Bill Maris, hoofd van Google Ventures, is de uitspraak dat het enige wat spijtig is aan het feit dat hij nooit zal sterven erin bestaat dat hij naar zo veel begrafenissen zal moeten gaan. En met het probleem van de overbevolking geconfronteerd, stelde Aubrey de Grey… 

Wikipediapauze

…ooit luchthartig dat we in de toekomst gewoon zullen moeten kiezen: zelf eeuwig leven of kinderen krijgen. Het lijkt dat wat deze heren – het zijn haast altijd heren – nastreven niet zozeer een bevrijding van de tijd is dan wel een hyperindividualistische en nogal krampachtige poging om de kloktijd zo lang mogelijk te rekken. 

 

‘Wat is dus de tijd? Wanneer maar niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet.’ Sinds Augustinus (en waarschijnlijk al lang voordien) is er nagedacht over, of eerder geworsteld met de vraag wat tijd toch precies is, en bijna altijd luidt de conclusie dat tijd ongrijpbaar is, vluchtig en tegelijkertijd onoverkomelijk. Een verleden bestaat niet echt, een toekomst ook niet, misschien bestaan er – opnieuw met Augustinus – alleen maar ‘een tegenwoordige tijd van het verleden, een tegenwoordige tijd van het tegenwoordige en een tegenwoordige tijd van het toekomstige’. Maar wat is dat ‘tegenwoordige’ dan? Een minimale eenheid die steeds verdwijnt. Een zeepbel die ontploft zodra je ze aanraakt. Hoe kun je een ogenblik beleven wanneer het ogenblik al op het moment waarop je het beleeft voorbij is? En iets anders: hoe kun je die beperkte hoeveelheid jaren die je levenstijd telt vatten in vergelijking met de kosmische tijd, die ooit met de singulariteit van de oerknal – niet eens een gebeurtenis, want daarvoor heb je tijd nodig en die was er nog niet – ontstond? 

Facebookpauze 

In haar enigszins eigenaardige, maar fascinerende essay Wat blijft stelt Patricia De Martelaere zich de vraag hoe het nu zit met die steeds in wording verkerende tijd. Als alles vervliedt, is dan niet alles ‘niets’? Als het verleden niet meer is, en alle heden en toekomst op een gegeven moment verleden worden, hoe kan er op den duur nog iets zijn? Hoe kunnen wij onze blijkbaar aangeboren of in ieder geval nooit ophoudende drang naar bestendigheid met die vluchtigheid verzoenen? Het is allemaal tevergeefs. Paradoxaal genoeg is alleen de dood het moment waarop we de tijd tot stilstand kunnen brengen, en bereiken we dan pas ‘op een groteske manier de Volheid van het Zijn, we worden stof onder het stof, een lichaam dat met zichzelf samenvalt en aan de wetten der ontbinding onderhevig is, zonder reflectie of pijn, zonder hoop of verlangen.’ Dit ‘niets’ is het enige, letterlijk is het zo dat er ‘niets is dat blijft – het is het niets zelf dat blijft, en tot dit grote niets behoren ook wijzelf.’ 

Een-beetje-van-alles-onlinepauze

Het is een wat treurige conclusie, te beseffen dat het enige moment waarop we ons werkelijk volledig en perfect van het keurslijf van de ons toebemeten tijd zullen kunnen bevrijden het moment zal zijn – door Patricia De Martelaere zelf intussen jammer genoeg bereikt – waarop we het niets ingaan. En in haar essay verguldt De Martelaere de pil weliswaar nog een beetje met een snuifje boeddhisme, maar dat heb ik nooit zeer geloofwaardig gevonden. We lijken – men mag dit jammer vinden – in de wegtikkende tijd gevangen zonder hoop dat we die ooit zullen kunnen overwinnen behalve op het moment dat we er zelf niet meer zullen zijn, daaraan zal ook de ontwikkeling van de verjongingspil, volgens sommigen nog de komende tien jaar te verwachten, niets veranderen. 

Maar de mens is (en blijft ook na de dood van God) een transcendent dier, met een voortdurende drang zichzelf en zijn/haar beperkingen te overstijgen, bijvoorbeeld door kinderen te maken en zichzelf voor die kinderen weg te cijferen, door voor een ideaal of een land te vechten, door in een of ander collectief te geloven, door zichzelf en anderen ficties te vertellen, door naar muziek te luisteren, door geschiedenis te lezen, door kunst te maken, door veel te veel geld te verdienen of misschien zelfs door tegen iedere vorm van efficiëntie in urenlang in alle mogelijke en onmogelijke posities te neuken (en er achteraf verrokken spieren aan over te houden). 

E-mailpauze

In ‘het niets’ kun je niet geloven. Bij de absurditeit kun je niet eindigen. Als de tragische, tot falen gedoemde wezens die we zijn, moeten we in deze absurde fractie tijd die ons gegeven is toch, liefst in het besef van onze onvolkomenheid, een poging doen om de beperking van die kloktijd te overstijgen. De tijd bevrijden betekent dat je ophoudt, zij het maar even, te leven in je eigen lineaire tijdsverloop.  

Een van de manieren om dat te doen – zeker niet de enige manier, en niet de minst zweverige – is dat we proberen om even een kleine bres in die ongrijpbare stroom te slaan, wat de Duitse mysticus Meister Eckhart een nunc stans noemde, een staand nu, een Nu dat heel even tijdloos is (of die indruk – uiteraard vals – zullen we toch hebben). Uiteraard zijn die woorden – nunc en stans, staand en nu – een contradictie, het nu kan niet blijven staan. En toch. We moeten enigszins tragisch tot mislukken gedoemde pogingen ondernemen. Ons personage bijvoorbeeld had deze ervaring laatst nog toen hij de vierentwintig uur durende theater- en dansmarathon Mount Olympus beleefde. Hoewel hij er nog niet helemaal uit is of hij deze met lof overladen voorstelling ook werkelijk inhoudelijk boeiend vond, bereikte hij door de mengeling van vermoeidheid en extase op een gegeven moment een andere tijdsbeleving. Het einde van de vierentwintig uur is een zowel orgiastische als orgastische apotheose, en de toeschouwer slaagt erin, aan de chronische tijd te ontsnappen. Ander voorbeeld: tijdens een prachtig, meeslepend muziekstuk vergeten we het bestaan van deze kloktijd, en staat – in de woorden van Arthur Schopenhauer, die de prachtigste pagina’s over muziek heeft geschreven – ‘het rad van Ixion even stil’. Ook een beeldend kunstenaar als Mark Rothko, legt Joke Hermsen uit in Stil de tijd¸ probeert zijn doeken los te zingen van de kloktijd en de geschiedenis, stille momenten te scheppen en van daaruit tot bezinning te komen ‘over datgene wat ‘tijdloos en tragisch is’.

Of je kunt wandelen, de traagste en minst efficiënte, maar oudste methode die de mens ooit heeft ontwikkeld om zich te verplaatsen, of eerder: de oudste methode om in het landschap te bestaan. Het personage dat eerder al even aan bod kwam, die negenendertigjarige Jeroen Theunissen met zijn donker krulhaar en zijn scabreuze gevoel voor humor, is er onlangs mee begonnen. Vorig jaar, in 2015, kampte hij met stress, een beginnende burn-out en een hoop existentiële poespas, begreep het gebied waar hij woont en boeken schrijft niet meer, was met veel niet akkoord en had een utopie nodig, zag ook dat zijn leven in dit steeds meer naar de wetten van een enkele, eenduidige kloktijd geregeerde Europa en in die moeilijke, verwarrende eenentwintigste eeuw te snel ging, en besloot voor zijn volgende boek gedurende de komende twee jaar in verschillende etappes van een drietal weken een lange wandeltocht te maken van meer dan vijfduizend kilometer, startend in Cahersiveen in het zuidwesten van Ierland en eindigend in Istanboel. Vreemd genoeg had hij, een romanticus zijnde, het gevoel dat hij, stapje voor stapje zettend, niet slechts met een persoonlijke zoektocht begon, maar een maatschappelijk en zelfs voor het hele universum van groot belang te noemen werk ondernam (dit ook wel omdat ons personage enigszins narcistisch mag heten). Intussen is ons personage halfweg. De eerste dagen van iedere wandelsessie zijn altijd enigszins moeilijk, want voortdurend vraagt ons personage – tien uur per dag alleen maar stappend – zich af of dit niet het meest belachelijke en minst efficiënte plan is dat hij ooit heeft gehad, of dit plan niet betekent dat hij, door niet te werken maar gewoon dag in dag uit te wandelen, soms overigens door erg saaie gebieden, zijn schrijverscarrière in het gedrang brengt. Na een paar dagen verdwijnen de zorgen, en beseft hij, in de woorden van Frédéric Gros, dat traagheid ‘toch niet exact het tegenovergestelde van snelheid is’.

Ik zit ineens in een flow (opzoeken op Wikipedia)

De hier opgesomde voorbeelden van bevrijde tijd mogen banaal lijken, misschien zweverig. Zijn ze wel maatschappelijk verantwoord? Je stopt er geen oorlogen mee, je lost er geen moeilijke wetenschappelijke problemen mee op. Ze helpen je wel om te leven. U hoeft niet zo romantisch en zoekerig te zijn als ons personage, maar feit is dat er een andere tijdsbeleving kan bestaan, waarin we ons even van die kloktijd bevrijden, in de twee betekenissen die hier gegeven zijn, kloktijd als een efficiënt, economisch gebruik van de wegtikkende seconden, kloktijd als de absurde, existentiële fractie van de kosmische tijd die onze levens zijn. Bevrijde tijd is niet enkel een poging om uit de ratrace te stappen, maar een nogal tragische (want steeds tijdelijke) transcendentie, een mystiek nunc stans of een stevige joint, een overstijging van onszelf in een geliefde of een collectief of een ideaal dat de ons toebemeten levenstijd te boven gaat, tot op een dag natuurlijk toch die ene niet-tijdelijke, ware transcendentie optreedt en we inderdaad (jammer genoeg) uit de tijd zullen stappen, zonder dat een terugkeer ooit mogelijk is.

 

En nu ga ik de liefde bedrijven.

 

* Met dit essay leverde Jeroen Theunissen zijn bijdrage aan Oikos 80, het feestnummer naar aanleiding van het 20-jarig bestaan van het tijdschrift.

×
×

Winkelmand