De bullshit (van) jobs, jobs, jobs

België is een belastingparadijs voor multinationals, zo blijkt uit een recente studie van de Europese Commissie. De Belgische belastingwetgeving zou ideaal zijn voor internationale bedrijven om aan agressieve belastingplanning te doen. Alleen Nederland scoort ‘beter’. Een van de maatregelen die België zo aantrekkelijk maakt voor bedrijven, zijn de fameuze Excess Profit Rulings. Deze fiscale aftrekmaatregelen, die in 2006 door de Paarse regering in een wet werden ingeschreven en de laatste weken opnieuw onderwerp van discussie zijn, bieden voordelen aan de belasting op winsten die multinationals boeken. Ze slaan terug op een internationale norm die stelt dat groepsvennootschappen belastingen betalen alsof het zelfstandige ondernemingen zijn. Op de winsten die een bedrijf boekt dankzij de groep waar het deel van uitmaakt, heft ons land geen belastingen. 

Europees Commissaris Margrethe Vestager sprak zich eerder dit jaar uit tegen dit gunstregime. Ze stelde dat de Belgische staat zo’n €700 miljoen aan illegale staatssteun kon terugvorderen. Maar Minister van financiën Van Overtveldt wilde daar liever niet van weten. De Excess Profit Rulings zijn namelijk bevorderlijk voor het Belgische ondernemingsklimaat, zo klinkt het, en een aanvaarding van de terugvordering zou onze reputatie op dit terrein besmeuren. De maatregel is een fiscaal attractief lokmiddel voor grote bedrijven. Het maakt dat België op economisch vlak een sterkere concurrerende positie kan innemen. Bovendien zorgt een vestiging van multinationals eveneens voor jobs. Het zijn twee zaken die de kern van de regering Michel uitmaken: economische concurrentie en werkgelegenheid. Dat werd midden 2015 tevens duidelijk in de verf gezet. Na de persconferentie naar aanleiding van het akkoord over de Taxshift, verklaarde premier Charles Michel dat deze regering drie prioriteiten had: “jobs, jobs & jobs.” 

Die slogan is echter niet nieuw. Ze werd gerecycleerd en ontleend aan de Canadese Conservatieve regering van ‘84. Sinds de jaren ‘70 en ‘80 sneuvelden er namelijk overal in het Westen alsmaar meer jobs voor laaggeschoolden. Bedrijven konden enkel overleven door tegen een versneld tempo arbeidsbesparende technologieën te introduceren. Laaggeschoolden werden tot hun groeiend ongenoegen ‘weggeautomatiseerd’. In Canada leidde deze ontevredenheid in 1984 tot een historische parlementaire meerderheid voor de Progressief-Conservatieven. De partij behaalde maar liefst 211 van de 338 zetels. De Liberalen, van oudsher nochtans een van de grotere partijen in Canada, haalden er slechts 40. De Conservatieve Brian Mulroney werd verkozen tot minister-president en had dat voor een groot deel te danken aan zijn nadrukkelijke verkiezingsslogan: “Jobs, jobs, jobs”.

Het Precariaat

Het terugdringen van het begrotingstekort, een van Mulroneys zelfverklaarde prioriteiten, zou hem uiteindelijk niet lukken. Ook het terugschroeven van de werkloosheidsgraad – zo’n 11,2% – bleek geen sinecure. Ondanks de niet mis te verstane slagzin en een tijdelijke kentering begin 1990, nam de kritiek geleidelijk aan toe en werd Mulroney in 1993 gedwongen om af te treden. Tegenstanders wezen onder andere naar het Vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten in 1987 als oorzaak van de malaise. Reden hiervoor was dat de jobs die Mulroney had gecreëerd, zich haast uitsluitend in de privésector bevonden en niet aangeboden werden door de overheid. Om de massale aanmaak van werk in deze sector te verzekeren, moest er worden ingezet op een doorgedreven flexibilisering van de werkomstandigheden. Dit bleek de intrinsieke aard van het werk radicaal te veranderen. Na Mulroneys aftreden ging men op dit elan verder, en geleidelijk aan met meer succes. Het bleek tevens de voorbode van een trend die zich doorheen heel het Westen manifesteerde.

Non-standard employment of niet-standaard tewerkstelling is de verzamelnaam van werk dat voornamelijk inzet op flexibilisering. Concreet gaat het vaak over korte, halftijdse of tijdelijke jobs zonder vast contract, zonder legale bescherming of sociale zekerheid, zonder politieke stem en doorgaans gekenmerkt door moeilijke arbeidsrelaties en lage inkomens. Het zijn precaire statussen met een hoop negatieve effecten. Zulk werk gaat niet alleen ten koste van de mentale en fysieke gezondheid, het hypothekeert in veel gevallen ook de verdere loopbaan van de werknemer. Een van de bekendste denkers en schrijvers omtrent dit verschijnsel is de Britse econoom Guy Standing. Hij beschrijft het ontstaan van het Precariaat – volgens hem een nieuwe sociale klasse – als een van de kwalijke randeffecten van neoliberaal beleid. Sinds het begin van de 21ste eeuw werd tevens duidelijk dat het niet enkel om laagopgeleiden gaat, maar dat ook hoogopgeleide jongeren alsmaar meer af te rekenen krijgen met onderbetaalde jobs, overkwalificatie en werkonzekerheid. 

Bullshit Jobs

De enorme focus op het creëren van werk op zich, is met andere woorden ten koste gegaan van de werkkwaliteit. Het is in deze context dat antropoloog David Graeber in 2013 de term Bullshit Jobs  lanceerde. Hij is van mening dat veel te veel jobs vandaag niets meer te maken hebben met de reële economie van diensten en goederen. Graeber verwijst naar velden als management, administratie, verkoop, technische diensten, marketing, communicatie, human resources, public relations, enzovoort. Het internationale onderzoeksbedrijf YouGov deed recent een onderzoek naar het fenomeen. Ongeveer 35% van de Britse respondenten gaf aan het gevoel te hebben dat hun werk nutteloos was, verzonnen leek om hen bezig te houden en totaal geen gevoel van betekenis genereerde. Graeber stelt zich de vraag hoe het komt dat zulk een fenomeen bestaat in een kapitalistisch systeem. Want Bullshit Jobs, zo zegt hij, staan haaks op efficiëntie en productiviteit. En dat waren toch ooit essentiële kenmerken van het kapitalisme?

Volgens Graeber moeten we het antwoord op die vraag niet zoeken in economische wetten, maar in de begeleidende sfeer van politiek en moraal die het oude arbeidsethos nieuw leven inblaast. Werken disciplineert de mensen, en de heersende machten hebben niets liever dan gedisciplineerde mensen die overdag werken en ’s avonds voor de televisie hangen. Het heeft met economische wetmatigheden niets meer te maken, aldus Graeber. Het originele artikel van de antropoloog was oorspronkelijk bedoeld om de discussie over economie en de rol van werk aan te wakkeren, maar ondertussen wordt de term alsmaar vaker aangewend en door empirie ondersteund. Zo verwees de Nederlandse filosoof Rutger Bregman naar een Amerikaanse studie bij 12.000 respondenten waarbij ongeveer de helft aangeeft geen zingeving aan zijn of haar werk te ontlenen . Het is in lijn met wat Karl Marx vervreemdende arbeid noemde.

Wanverhouding

Graebers prikkelende stelling stemt alvast tot reflectie. Het creëren van jobs, jobs, jobs ten koste van sociale zekerheid, verbondenheid en betekenisvol werk, valt verdacht goed te rijmen met de fixatie op economische groei, cijfers en woekerwinsten die al decennialang de norm lijkt. Maatregelen en beslissingen moeten financieel opbrengen en economisch rendabel zijn, terwijl er met een maatschappelijke waarde van grondstoffen, klimaat of zelfs individuen veel minder rekening gehouden wordt. Het begrip ‘waarde’ heeft een onmiskenbaar en haast uitsluitend financiële connotatie gekregen. We vinden het bovendien normaal om grote bedrijven driejaarlijks te sponsoren, wanneer ‘geplande veroudering’ ons andermaal dwingt in de rij te staan voor een nieuwere versie van een product dat we eigenlijk al hadden. Ondertussen groeit de afvalberg en slinken de grondstoffen.

Het toont aan waar de prioriteiten liggen, ook in België anno 2016. De zorgvuldig gerecycleerde “jobs, jobs, jobs”-slogan en het fiscale gunstregime voor grote bedrijven onderstrepen de focus van de regering-Michel op jobcreatie. Uiteraard is het positief dat er ingezet wordt op werkgelegenheid, maar er moet ook aandacht zijn voor de intrinsieke eigenschappen van dat werk. Want een stevig economisch skelet is van primordiaal belang voor onze samenleving, maar een gezond milieu – en een gezond sociaal milieu – zijn dat ook. En het is precies de verhouding tussen die aspecten die vaak zoek lijkt. Hoe valt er anders te verklaren dat een minister van Financiën meer dan 700 miljoen euro illegale staatssteun weigert terug te vorderen, terwijl ongeveer terzelfdertijd de partijvoorzitter van de N-VA te kennen geeft dat er enkel in de sociale zekerheid nog te besparen valt? Deze feiten mogen dan wel helemaal losstaan van elkaar, ze illustreren wel eenzelfde problematiek: een groeifixatie gericht op kwantiteit, in wanverhouding met levenskwaliteit. 

 

Auteur(s)

×
×

Winkelmand