Wat als een gezin een bank was?

Het zijn urgente tijden. De meervoudige crisis waarin het ­land zich bevindt overstijgt de gewone bandbreedte aan politieke ideeën en beleids­maatregelen, schrijft Dirk Holemans.

Herinnert u zich nog de bankencrisis? Door frauduleuze speculatie en de creatie van toxische financiële producten had de financiële sector zich omgevormd tot een wankel kaartenhuis. Toen dat begon om te vallen, was de politieke reactie helder: we gaan echt alles uit de kast halen om de banken te redden. Er kwamen ongeziene maatregelen, forse stijgingen van de staatsschuld waren plotseling geen probleem meer. En even merkwaardig was het aanduiden van Griekenland als zondebok waarop het land verplicht werd haar sociale voorzieningen af te bouwen. Internationale instanties gaven achteraf zelf toe dat ze te ver waren gegaan in het neoliberale marktdenken – zouden we bijvoorbeeld vandaag nog de geopolitiek belangrijke haven van Pireaus verkopen aan de Chinezen? Durven we nu destructieve marktwerking aan banden te leggen?

Vanuit de bril van de financiële ­wereld zou je kunnen zeggen dat de bankencrisis adequaat is aangepakt. Quasi geen enkele frauderende bankier is veroordeeld, met belastinggeld en dus fiks verhoogde staatsschuld zijn de banken gered en de sector floreert als nooit tevoren. Of het nu met beleggingen in fossiele brandstofbedrijven is of door speculatie met voedsel op de wereldmarkt.

Einde van de overvloed

De vraag die me wakker houdt is waarom vandaag de politieke wil tot handelen kleiner is dan tijdens de bankencrisis. Toen gierde de paniek door de politieke wandelgangen. Blijkbaar zijn klimaatontwrichting en gezinnen die financieel omvallen omdat ze hun energierekening niet meer kunnen betalen minder urgent. Nochtans zou hier gewoon politiek zelfbehoud kunnen spelen. Gezinnen die het moeilijk hebben om zich overeind te houden, hebben logischerwijs geen groot vertrouwen in het functioneren van de politiek. In extreem moeilijke tijden zal de sirene van extreme partijen alleen maar harder klinken.

Hoe meer gezinnen we uit de armoede kunnen houden of halen, hoe groter het aantal bedrijven dat we overeind kunnen houden

De financiële crisis werd met alle middelen bedwongen omdat het ­gevaar dreigde dat de economie zou omvervallen. Vandaag dreigen natuur en gezinnen te kapseizen. Het is goed dat, terwijl Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) verstoppertje speelt, de federale premier Alexander De Croo (Open VLD) waarschuwt voor de moeilijke winters die komen. Ook in Frankrijk waarschuwde president Macron de Fransen dat het ‘einde van de overvloed’ is aangebroken en het tijd is om in leveren. Wat deze twee ­liberalen er niet bij vertellen, is welke bevolkingsgroepen zullen moeten ­inleveren, en of die overvloed dan voor iedereen te einde is. Want al zitten we met zijn allen in dezelfde storm, niet iedereen zit in dezelfde boot. Niet bij ons, en al zeker niet de miljard mensen die de voorbije maanden door klimaatontwrichting in India en Pakistan gebukt gingen onder een extreme hittegolf met temperaturen ver boven de 40 graden.

Want de mate waarin de energiecrisis en de klimaatontwrichting – met op de achtergrond een wooncrisis – de ongelijkheid in de samenleving doen toenemen, is ongezien. De kloof tussen hogere inkomens met bedrijfs­wagens, warmtepompen en zonnepanelen tegenover lagere inkomens in slecht geïsoleerde huurhuizen met verouderde verwarmingsinstallaties wordt een ravijn. En dan zwijgen we nog over de stilzwijgende 1 procent topvermogenden, die de voorbije jaren ongelooflijk gouden tijden beleefden in ons aandeelhouderskapitalisme, terwijl ze wereldwijd goed zijn voor ­15 procent van de uitstoot van de broeikasgassen.

Toekomstplan

Als mentaal signaal stel ik voor dat we de democratische noodtoestand uitroepen. Jawel, een noodtoestand, want elk van de crisissen op zich – energie, klimaat en wonen – vraagt al om maatregelen die de gewone bandbreedte aan politieke ideeën en beleidsmaatregelen overstijgt. En crisissen die elke dag tonen dat het dominante marktdenken voor geen meter werkt, integendeel de samenleving en mensen beschadigt. En democratisch, want ook die staat op het spel en mogen we dus niet inperken met volmachten of dergelijke. We hebben juist meer dan ooit nieuwe democratische impulsen nodig qua publiek debat en participatie. En het parlement dat wetten stemt die een duurzame visie op lange termijn implementeert.

Om het even cru als de huidige ­situatie te stellen: politici die nu niet willen samenwerken met andere niveaus zijn crimineel. Hoe sneller we een Toekomstplan voor het hele land opstellen, hoe meer gezinnen we uit de armoede kunnen houden of halen, hoe groter het aantal bedrijven dat we overeind kunnen houden.

Is het nu echt zo moeilijk om te zien wat de samenhang is in de huidige meervoudige crisis (die de oorlog in Oekraïne uiteraard helemaal op scherp heeft gezet)? Een samenleving waarin zowat elke sector draait op fossiele brandstoffen, draagt bij tot klimaatontwrichting – en dus extreme hitte, droogte en overstromingen – en mist elke veerkracht bij een irrationale energiemarkt die de prijzen doet ontploffen. Positief gezegd: elke eenheid energie, elke kilowatt die we kunnen besparen, bevrijdt ons van geopolitieke en economische afhankelijkheid, beveiligt inkomens van gezinnen en dus levenskansen van mensen.

Ik werp hier opzettelijk geen enkele pijl of pluim naar bepaalde politici of partijen. Maar wie in 2024 de kiezer recht in de ogen wil kijken, zal nu moeten aantonen dat ze alles maar dan ook alles op alles hebben gezet om de rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale samenleving te realiseren. En ja, misschien hebben we daar wel een Veiligheidsraad voor nodig, maar dan eentje dat veiligheid opvat als het duo vrijheid en zekerheid, want dat is de essentie van onze democratische welvaartsstaat. Die biedt mensen voldoende (eco)sociale zekerheid die elk van ons toelaat om zich in alle vrijheid te ontplooien. En een Veiligheidsraad waarin alle niveaus aanwezig zijn om hun volle verantwoordelijkheid op te nemen, in plaats van bijvoorbeeld als een Calimero de schuld bij een ander niveau te leggen. Ook narcistische politici die op Twitter met plezier alle out of the box-voorstellen afknallen, kijken best eens in de spiegel.

Is het nu echt onmogelijk om samen te werken, om niet alleen de bevolking te zeggen dat ‘het moeilijke tijden worden’, maar samen een toekomstplan uit te stippelen én onmiddellijk uit te voeren? Dat is iets anders dan een Overlegcomité bijeen te roepen om ‘te kijken wat de verschillende initiatieven van de regeringen zijn’. Een toekomstplan zet targets, zoals bijvoorbeeld elk jaar duizend energiepositieve wijken realiseren (die meer energie produceren dan ze nodig hebben) waarbij we geen enkel huis links laten liggen. Als in Duitsland bedrijven met 20 procent minder gas kunnen werken, waarom dan hier niet? Zo financieren we bij elke actie de oorlogsmachine van Rusland minder, en zo spekken we de oorlogskas van fossiele brandstofbedrijven minder waarmee ze doortastend klimaat­beleid tegenhouden.

Dit is uiteraard geen naïeve roep om ideologische verschillen weg te denken. Democratie is net het georganiseerde meningsverschil. Maar in het licht van urgente tijden is het de taak van politici om te kijken naar wat hen bindt en hoe ze common ground kunnen vinden. En laat de media maar staalhard blootleggen wie liever voor zichzelf blijft gaan en zo de samenleving de gracht inrijdt.

 
Verschenen in De Standaard op 29 augustus 2022. 

Auteur(s)

×
×

Winkelmand