‘De mens is en blijft een nietig wezen. Het coronavirus noopt ons tot een les in nederigheid’

‘Het coronavirus woedt in volle hevigheid. Sommigen zien het als een straf van Moeder Natuur. Payback-time. Dat klopt maar ten dele’, poneert Hendrik Schoukens. ‘De natuur maakt immers géén gebruik van morele denkkaders. Géén schuld en boete. Het coronavirus herinnert ons vooral aan het feit dat de mens slechts een onderdeel is van diezelfde natuur. En er niet buiten of boven staat.’

Hendrik Schoukens

Dit opiniestuk verscheen oorspronkelijk in Knack.

Plagen zijn een zaak van iedereen, maar het is moeilijk om in plagen te geloven op het moment dat ze je overvallen’, zo verzucht de verteller op de beginpagina’s van La Peste (1947), Albert Camus’ verrassend actuele meesterwerk. Een Algerijns stadje wordt midscheeps getroffen door een pestepidemie. Onzekerheid en verbazing maken zich meester van eenieder. Het leven van elke dag gaat aanvankelijk gewoon verder. ‘Stompzinnigheid is een stugge volhouder. Op dat punt vormden onze stadsgenoten geen uitzondering; ze waren humanisten; ze vergaten bescheiden te zijn, ze gingen ervan uit dat plagen onmogelijk waren en dat alle wegen dus nog voor hen openstonden’. ‘Humanisme’ stond voor Camus hier vreemd genoeg synoniem voor ‘menselijke overmoed’.

De mens als maat van alle dingen.

De Franse schrijver raakt hier een diepere snaar. Het vastgeroeste geloof in de menselijke superioriteit heeft ons in slaap gewiegd. We geloofden rotsvast dat we onkwetsbaar waren. Dat we de natuur konden domineren. Dat we de natuur straffeloos mochten exploiteren. Maar vergaten dat we door duizenden planten- en dierensoorten te laten uitsterven ook ons eigen voortbestaan in gevaar brachten.

Schubdieren

Hoe is het zover kunnen komen? Een eerste schuldige dient zich al snel aan: onze schijnbaar eindeloze appetijt naar bedreigde diersoorten in alle vormen en kleuren.

Het leidde tot een illegale handel waar miljarden euro’s in omgaan.

Het is nochtans algemeen geweten dat er coronavirussen circuleren onder heel wat zoogdieren en vogels die worden verhandeld. Enkele wetenschappers opperden recent dat het coronavirus hoogstwaarschijnlijk afkomstig is van schubdieren of pangolins die massaal gestroopt worden. Het virus dook namelijk voor het eerst op in de Chinese stad Wuhan, waar pangolins in het zwart werden verkocht aan de hoogste bieder. Er valt namelijk veel geld mee te verdienen bij bijgelovige Chinezen. De schubben worden vermalen tot traditionele medicijnen. Maar ook het vlees is een gewilde delicatesse in menig Chinees restaurant.

Anderen menen dan weer dat dat het virus is overgesprongen van vleermuizen op schubdieren. Peu importe.

Het coronavirus vormt helaas géén uitzondering. Eerder onderzoek wees al uit dat het SARS-virus, dat in 2003 stevig huishield in China, via de civetkat tot bij de mens kwam. Ook het beruchte HIV-virus heeft dierlijke roots. Het dook begin vorige eeuw op in een chimpansee-kolonie in het zuiden van Kameroen. De herkenbare hypothese luidt dat jagers in contact zijn geweest met het bloed van chimpansees en zo het virus hebben opgelopen.

De wetenschap schat dat meer dan zes op tien van de gekende infectieziektes bij mensen door dieren kunnen worden verspreid. Het is in de gegeven omstandigheden dan ook licht ironisch te noemen dat pas nadat de impact van het coronavirus ten volle duidelijk werd, de Chinese autoriteiten alsnog bereid werden gevonden de consumptie in wilde dieren per direct te verbieden.

Too little, too late.

Ontbossing

Maar de handel in bedreigde soorten vormt slechts het topje van de spreekwoordelijke ijsberg. Dit is niet louter het probleem van bijgelovige Chinezen. Ook is het te gemakkelijk om te wijzen naar de wereldwijde handel, die virussen toestaat zich sneller te verspreiden. We moeten dieper durven graven. Het is namelijk onze als maar groter wordende honger naar meer land, ten koste van de natuur, die ons duur te staan komt. Want net door meer regenwoud te kappen, stijgen de kansen op overdracht van besmettelijke ziekten tussen dier en mens. We kennen ondertussen allemaal de onrustwekkende grafieken van het verdwijnende regenwoud.

Een deel ervan verdwijnt ook om voedsel te produceren voor onze industriële veeteelt. Voor onze welvaart. Uitdijende steden vestigen zich aan de rand van wilde natuur.

Maar we durven de grafieken van het stijgend aantal ziekten die van dier op mens worden overdragen niet onder ogen te zien.

Het is géén toeval dat een uiterst dodelijke ziekte als Ebola vooral zwaar uithaalt in tijden van massale ontbossing en wegenbouw in het krimpende West-Afrikaanse regenwoud.

 Men spreekt onder wetenschappers tegenwoordig over een ecology of disease. Een toename van de ontbossing met 4 percent in het Amazone-gebied resulteerde in een toename van malaria met 50%. Maar ook dichter bij huis ziet men eenzelfde patroon: het verlies van roofdieren ten gevolge van urbanisatie en jacht maakt dat de ziekte van Lyme de voorbije decennia aan een heuse opmars bezig is in onze streken. Herkenbaar patroon, niet?
 
Gezonde ecosystemen … en mensen

Wat moeten we hieruit leren? Naast de no-brainer – een radicaal verbod op handel in bedreigde diersoorten – moeten we ook opnieuw durven inzetten op het massale herstel van robuuste en gezonde ecosystemen. Niet enkel om enkele geitenwollensokken-activisten ter wille te zijn. Maar tevens ter bescherming van onze eigen menselijke gezondheid.

In de eerste plaats in de tropen, waar Amerikaanse instituten al onderzoek verrichten naar de impact van urbanisatie op de verspreiding van infectieziekten, maar ook dichter bij huis.

Of vinden we het normaal dat we vorig weekend met zijn allen de auto in duiken om in grote troepen – als kuddes – te gaan wandelen in mooi omheinde bossen terwijl we recht zouden moeten hebben op uitgestrekte natuur op wandelafstand van ons huis?

Waarom vechten we niet voor het behoud van wilde natuur in onze eigen achtertuin in plaats van ons tevreden te stellen met lintbebouwing, saaie tuinen en akkers ontdaan van wilde bloemen?


Nederigheid

Maar het coronavirus noopt tevens tot een ruimere les in nederigheid. De mens is en blijft een nietig wezen. Ondanks onze wetenschappelijke evoluties, kunnen we de natuur niet helemaal domineren.

Daarom is het erg betekenisvol dat net in deze lockdown-tijden de natuur terug herleeft: er zwemt terug vis in de kanalen van Venetië, er zwerven kuddes everzwijnen doorheen Italiaanse bergdorpjes en men kan dolfijnen spotten vanop de kade in Triëste. Ook dichter bij huis valt het op hoe de natuur zijn zelfvertrouwen herwint. Was dat echt een ransuil die we gisteren hoorden voor het slapengaan?

Een les die we eerder ook al konden observeren in en rondom Tsjernobyl, waar wolven en beren nu de plak zwaaien.

Het lijkt wel alsof de natuur ons een belangrijke les wil herinneren. Alsof de natuur ons een tweede kans wil geven. 

Zo komen we weer bij die onvermijdelijke Camus uit.

Nadat de pestuitbraak in Oran overwonnen was, heerste er een uitgelaten feeststemming. Enkel dokter Rieux, die als een absurde held de pest had proberen in te dijken, deelde het enthousiasme niet.

Hij vreesde dat de mensen hun les niet hebben geleerd: ‘De pestbacil kan tientallen jaren achtereen blijven sluimeren in de meubels en het linnengoed, hij wacht geduldig, in kamers, kelders, koffers, zakdoeken en paperassen‘. Tot er een dag komt waarop, tot schade en lering van de mensheid, ‘de pest zijn ratten wekt om ze te laten sterven in een gelukkige stad‘. De pest zal vroeg of laat terugkomen, zo oppert Camus.

Vrij vertaald naar corona-tijden. Ja, de menselijke vindingrijkheid en wetenschap zal ook dit virus weer te baas kunnen. En op die manier ‘de natuur’ – ook virussen zijn daar namelijk een onderdeel van – weer in het gelid dwingen. Maar het betreft uiteindelijk slechts een Pyrrus-overwinning.

Begrijp me niet verkeerd. Dit is echter géén pleidooi om het coronavirus maar zijn gang te laten gaan. Dit is géén pleidooi om mensen te laten sterven. Als morele wezen zijn we verplicht dit menselijke lijden te vermijden.

De tegenstelling mens-natuur is echter slechts schijn. Net doordat we de natuur verder blijven vernielen, creëren we meer kansen op nieuwe dodelijke virussen. Op lange termijn ligt de èchte oplossing elders. In méér evenwicht tussen de natuur en mens. In de erkenning van de interdependentie tussen mens en natuur.

Als we Camus’ onheilstijding willen voorkomen, zullen we niet alleen moeten investeren in meer wetenschappelijk onderzoek naar vaccins maar ook onze positie ten overstaan van de natuur moeten heroverwegen.

Anders wordt het gewoon bang wachten op een volgende pandemie. Het is nu of nooit.

 

 

×
×

Winkelmand