Ideeënstrijd centraal in ‘Dit is morgen’

Het is een oud zeer ter linkerzijde. Ergens in de laatste drie decennia hebben we het vermogen verloren om te dromen. Thomas Decreus en Christophe Callewaert bewijzen echter in ‘Dit is morgen’ dat het anders kan. De auteurs schuiven bewust geen utopie naar voor, maar willen wel de geest prikkelen met pistes voor een meer sociale en democratische samenleving. Met veel bravoure zijn ze daar ook in geslaagd. In dit vlot leesbare boek passeren zowat alle hele hangijzers de revue: eigendom, betaalde arbeid, migratie, herverdeling en politieke macht.  De invalshoeken zijn altijd gewaagd en vaak vernieuwend, al blijft de lezer ook met vragen achter. Vormen al die ideeën ook een samenhangend geheel? En wordt er niet te vlug afgestapt van de verdiensten van onze welvaartstaat? Kortom, het boek is slechts het startsein van een ontluikend debat.

Leve het commonisme!

Eén van de grootste verdiensten is het reanimeren van een aloud idee: collectief eigendom. Sinds de val van de Muur is dat in veel kringen min of meer taboe. Spreek echter niet langer over ‘nationalisering’ van de productiemiddelen, maar over ‘commonisering’. Het woord ‘commons’ is daarbij afgeleid van de gemeenschappelijke landbouwgronden die in de Middeleeuwen bestonden. In een 21e eeuwse context denken de auteurs vooral aan ‘open access’, vrije software en vernieuwende stadsinitiatieven. De productie en consumptie wordt letterlijk collectief gedeeld. Eén belangrijk element blijft echter onderbelicht: ongelijkheid. Afhankelijk van de sociale context kunnen ‘commons’ zowel uitsluitend als herverdelend werken. Om het met een boutade te zeggen: wat baat vrije software online voor iemand die geen internettoegang kan betalen?

Kortere werkweek met basisinkomen

Ook de rol van betaald werk moet volgens de auteurs volledig worden herdacht. Onze sociale zekerheid is nu volledig gebaseerd op formele arbeid: het ontleent je sociale rechten en bij afwezigheid ervan krijgt je een uitkering. De auteurs gooien het over een andere boeg. Echte vrijheid implicieet immers minder arbeid ‘omdat het moet’. Vandaar een pleidooi voor een kortere werkweek met basisinkomen. De combinatie is enigszins verrassend, aangezien ze vaak worden voorgesteld als alternatieve strategieën om hetzelfde doel te bereiken. De kortere werkweek eerder vanuit de collectivistische traditie en het basisinkomen vanuit de liberale invalshoek. Hoe die twee moeten samengaan, verduidelijken de auteurs niet. 

Open grenzen

Het meest gewaagde pleidooi vinden we echter in het hoofdstuk ‘grenzen’. Zonder verpinken pleiten de auteurs voor open arbeidsmigratie. Eén na één worden hardnekkige clichés ontkracht. Open grenzen leiden niet tot minder beschikbare jobs en vrije migratie is misschien wel de meest effectieve vorm van ontwikkelingssamenwerking. Toch overtuigt dit hoofdstuk mij het minst. De auteurs erkennen dat de voordelen van open grenzen en vrije migratie niet gelijk zijn voor alle sociale groepen, maar lijken daar niet echt rekening mee te houden. Moet arbeidsklasse niet beschermd worden tegen de goedkope arbeidskrachten die naar ons land komen? Kortom, moeten de voordelen van die open grenzen niet beter worden verdeeld? 

Boycot de belastingparadijzen

De auteurs sluiten af met een vrij klassiek pleidooi voor herverdeling. Meer gelijkheid is immers broodnodig en uiteindelijk goed voor iedereen in onze samenleving. De auteurs hameren daarom op meer progressieve belastingen, een maximuminkomen en het opvoeren van de strijd tegen de belastingparadijzen. Succesvol doorprikken ze de mythe van de machteloze staat. Aldus deze mantra zou kapitaal in globaliseerde tijden te ‘vluchtig’ zijn. Indien nodig kunnen we ‘simpelweg’ de geldstromen naar de belastingsparadijzen droogleggen. Al deze landen – ook Zwitserland en Luxemburg – zijn immers sterk afhankelijk van buitenlands kapitaal en handel en kunnen – mits de nodige politieke wil – op de knieën worden gedwongen.  

Du passé faisons table rase

‘Dit is morgen’ leidt ongetwijfeld tot verhitte discussies met vrienden en familie. Voor zowat alle maatschappelijke thema’s worden vernieuwende en prikkelende ideeën naar voor geschoven. Dat is echter ook de achilleshiel van het boek. Soms wordt er iets te vlug afgestapt van de ‘oude vormen en gedachten’. Al te gemakkelijk wordt er gepleit voor een ‘post-welvaartstaat’ en daardoor blijf je met vragen achter. Waarom geen sterkere sociale zekerheid in plaats van een basisinkomen? En wanneer en hoe zijn de ‘commons’ beter dan publiek eigendom?  Kortom, zoals Decreus en Callewaert het zelf verwoorden: dit boek is slechts het startpunt van een broodnodig debat en duidelijk geen eindpunt. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

 

Olivier Pintelon is politicoloog en expert sociaal beleid. Sinds 2010 is hij actief bij sociaal-progressieve denktank Poliargus.

 

 

×
×

Winkelmand