Het verborgen leven van bomen

Volgens Frank Deboosere voorspellen verschillende weermodellen dat we op donderdag 24 juli 2019 de warmste dag ooit zullen beleven sinds het begin van de metingen in Ukkel in 1833 (DS, 22/07/2019). In het debat hoe we deze hitte kunnen trotseren, of temperen komt de verkoelende functie van bomen steeds vaker op de voorgrond te staan. Maar bomen hebben naast hun verkoelend effect nog tal van andere functies. Myriam Dumortier bespreekt in Oikos-tijdschrift 83 het inspirerende boek van Peter Wohlleben over het verborgen leven van bomen. Ontdek hier hoe bomen koelte kunnen bieden tijdens periodes van extreme hitte. Wil je graag meer lezen vraag dan hier een gratis proefnummer aan of kom hier meer te weten over een abonnement op het Oikos-tijdschrift

Peter Wohlleben, Het verborgen leven van bomen, Amsterdam, A.W. Bruna Uitgevers B.V., 2016, 222 p.

Bomen dienen tot zoveel veel meer dan om gekapt te worden, bossen zijn zo oneindig veel meer dan een verzameling bomen. Wie dit boek leest zal daar nooit meer aan twijfelen. Peter Wohlleben brengt wetenschappelijke inzichten en jarenlange nauwgezette observatie samen in een indringend boek, waar hij op heel toegankelijke, vrolijk antropomorfische wijze over het leven van bomen verhaalt.

Het valt niet op, maar in het bos is er altijd een geroezemoes van jewelste. De inwoners van het bos communiceren met elkaar, niet alleen via geluid, maar ook via geur, optisch, en zelfs elektrisch dankzij een soort zenuwcellen aan de wortelpunten. Wanneer een insect zich aan de wortels van een boom vergrijpt, herkent de boom het insect aan het speeksel en sturen zijn bladeren geurstoffen uit, die uitroepen welk insect aanvalt. De dierenwereld registreert deze geuren, en meteen snellen de juiste predatoren te hulp, verlekkerd op het aanvallende insect. Wanneer een ander insect de bladeren van de eik probeert, pompt deze prompt giftige looistoffen naar zijn bladeren, daar gaat de maaltijd… Bomen communiceren ook via hun wortels met elkaar, rechtstreeks of via schimmeldraden, het ‘wood-wide-web’, een theelepel bosaarde bevat gemakkelijk een kilometer van die schimmeldraden. Zo waarschuwen eiken elkaar voor het aanvallende insect, en meteen pompen alle eiken uit de omgeving looistoffen naar hun bladeren en zit er voor de aanvallers niets anders op dan afdruipen.

Over wat en hoeveel wordt uitgewisseld, is nog maar heel weinig geweten. Aan de wortelpunten van bomen werden neuronale structuren en moleculen aangetroffen, die als soortgelijke vorm ook bij dieren bestaan. Deze inzichten brengen de opdeling tussen planten en dieren aan het wankelen. Maar deze opdeling is hoe dan ook des mensen, de natuur laat zich niet zomaar in vakjes ordenen. Wat alvast duidelijk is, is dat cultuurplanten het vermogen om met elkaar te communiceren kwijtgespeeld zijn, een van de vele redenen waarom ze zo gemakkelijk ten prooi vallen aan allerlei plagen. Misschien moeten veredelaars weer wat meer spraakzaamheid inkruisen in graan en aardappelen, stelt Wohlleben. Alleen, hoe begin je daar aan?

Telkens opnieuw zet dit boek ons als mensheid op onze plaats, en moeten we toegeven hoe weinig we maar van de natuur begrijpen.

Bomen dragen veel zorg voor elkaar, vooral beuken zijn zeer sociaal. Met behulp van zonlicht produceren hun bladeren grote hoeveelheden suikers, maar soms is er een boom bij wie het allemaal niet zo goed meer lukt. Dan stoppen de sterkere bomen uit de omgeving hem suikers toe via de wortels. Want het welzijn van de bomen hangt af van hun gemeenschap. Veel bomen samen matigen extreme warmte en kou en zorgen voor voldoende luchtvochtigheid. Ook de dikke vochtige humuslaag zorgt voor koelte in het bos. En met hun takken stutten de bomen elkaar. Alleen in een dergelijke beschutte omgeving kunnen bomen zeer oud worden. Want in het bos heerst de traagheid.

Beuken worden geslachtsrijp wanneer ze 80 tot 150 jaar oud zijn, vanaf dan werpen ze om de vijf jaar zo’n 30.000 beukennootjes af, een frequentie die toeneemt door klimaatverandering. Indien ze 400 jaar oud worden produceren ze dus zo’n 1,8 miljoen beukennootjes. Statistisch gezien kan maar één beukennootje de oude moederboom opvolgen, een bijzondere gedachte, zo had ik het nog nooit bekeken. Wanneer bosbomen vruchten afwerpen volgt er feest bij reeën en everzwijnen, die het bos afschuimen tot het laatste vruchtje is verorberd. Dat is echter niet de bedoeling. Door onderling af te stemmen en maar om de paar jaar vruchten af te werpen, zorgen de bomen ervoor dat de wildpopulatie zich niet kan aanpassen aan hun vruchtproductie, en dat er tijdens ‘mastjaren’ toch meer vruchten zijn dan de dieren kunnen oppeuzelen. Zo kunnen ze kiemen.

Onder de reusachtige kroon beschermt de moederboom de jonge boompjes. Via de wortels neemt ze contact met hen op om hen met suikers en andere voedingsstoffen te bevoorraden. Doordat maar 3 procent van het zonlicht de bodem bereikt, groeien kleine beuken zeer langzaam, waardoor hun houtcellen klein blijven en hun stammen sterk worden, weerbaar tegen de stormen en aantastingen die de komende eeuwen op hen af komen. Zo wachten de boompjes vele tientallen jaren geduldig af tot een grote boom omver valt en ze de kans krijgen om door te groeien naar het zonlicht. De omgevallen boom heeft gedurende eeuwen voedingsstoffen uit de bodem gezogen en in hout en bast opgeslagen.

Na zijn dood ontstaat een culinaire estafette van ontelbaar veel schimmel- en insectensoorten, allemaal gespecialiseerd in een bepaald stadium van ontbinding.

Een vijfde van alle plant- en diersoorten zijn aangewezen op dood hout. Het vliegend hert brengt tot acht jaar door als larve in verkruimelde loofhoutwortels, om vervolgens slechts een paar weken als volwassen insect te leven en te paren. Het leven in rottend hout is heel bijzonder.

Een boom kan tot 20 ton CO2 vastleggen. Ook al gaat er bij de vertering van het hout weer een deel naar de atmosfeer, het grootste deel blijft in het ecosysteem. In een handje bosaarde zitten meer levende organismen dan er mensen zijn op aarde. Centimeter per centimeter werken zij de koolstof dieper in de grond, naar koudere lagen, waar het leven vertraagt en ten slotte stilvalt en de koolstof langzaam verwordt tot bruinkool en later steenkool, zoals de huidige vindplaatsen van fossiele brandstoffen 300 miljoen jaren geleden ook uit bomen ontstaan zijn. Vandaag jagen we al die CO2 in ijl tempo de lucht weer in.

De geneugten van het bos reiken veel verder dan het bos zelf. Eén vierkante kilometer bos bevat 27 vierkante kilometer bladoppervlakte. Deze vangt regen op, die er blijft hangen, weer verdampt en wolken vormt.

Terwijl de boven zee gevormde wolken slechts enkele honderden kilometer landinwaarts raken, gaat de regen dankzij de bossen veel verder landinwaarts. Wanneer bossen verdwijnen ontstaan landinwaarts woestijnen.

De bladoppervlakte zorgt ook voor luchtzuivering, tot 7.000 (!) ton zwevende deeltjes per vierkante kilometer per jaar, en voor zuurstofproductie, tot 3.500 ton per vierkante kilometer per jaar. Met hun immense wortelstelsels houden bomen ook de bodem vast. Terwijl via verwering 100 ton bodem per vierkante kilometer per jaar wordt gevormd, eroderen ontgonnen bodems gemakkelijk met 10.000 ton per vierkante kilometer per jaar, terwijl dat in bossen maar 0,4 tot 5 ton per vierkante kilometer per jaar is. Alleen in bossen groeit de bodem dus aan.

Een beuk pompt per dag zo’n 500 liter water naar zijn bladeren. We verklaren dit met capillaire werking, transpiratie en osmose. Maar zelfs in de dunste houtvaten krijgen capillaire krachten het water met moeite één meter hoog. De sapstroom is net het sterkste in het voorjaar, wanneer de boom nog geen bladeren heeft en er dus geen transpiratie mogelijk is. En osmose speelt dan weer alleen in bladeren en wortels en niet in de lange houtvaten van de stam. Hoe gebeurt het dan wel? Daar hebben we alweer het raden naar!

In de laatste hoofdstukken verlaat Wohlleben het bos en beschrijft hij de penibele situatie waarin straatbomen zich bevinden, en hoe lang het duurt om in nieuwe bossen de kringlopen van ontstaan en vergaan weer goed te laten functioneren. Want hoe raakt een snuitkever die zich maar tien meter per jaar kan verplaatsen in een nieuw bos? Heel wat soorten kunnen alleen overleven, en hun rol vervullen, in bossen met een lange ononderbroken bosgeschiedenis.

Naaldbomen worden dikwijls aangeplant op plaatsen waar ze eigenlijk niet thuishoren. Dit maakt de bomen zeer gevoelig voor aantastingen, waardoor hectische geurboodschappen door de kronen flakkeren. Dat voelen we wanneer we in het bos wandelen. Terwijl de bloeddruk van bosbezoekers in eikenbossen daalt, stijgt die in naaldbossen. Wohlleben is ervan overtuigd dat we instinctief de gezondheid van bossen kunnen registreren.

Hij staat ook stil bij de impact van invasieve soorten en klimaatverandering en heeft in dit verband verbazend veel vertrouwen in de veerkracht van natuurlijke bossen, op voorwaarde dat we hun sociale structuur niet storen en ze hun microklimaat zelf kunnen blijven regelen. Hij stelt zelfs dat dankzij globalisering de soorten die invasieve soorten aantasten hier ook terecht zullen komen en het systeem zich vanzelf zal stabiliseren. Misschien wel, maar niet zonder catastrofaal biodiversiteitsverlies. Een van de voorbeelden die hij geeft, is de Aziatische schimmel die momenteel al onze essen verwoest, nochtans eveneens in de meest natuurlijke bossen… Wellicht is Wohlleben zijn liefde voor bossen zodanig groot dat hij de ernst van deze bedreigingen niet onder ogen durft te zien. Tegen wat we momenteel uithalen met de planeet is geen veerkracht bestand. Pleit Wohlleben ervoor om geen bomen meer te kappen? Neen, hier en daar een stam oogsten moet kunnen, voorzichtig, niet te veel, en met paarden uitslepen. Dit is hoe we in al onze handelingen met de natuur zouden moeten omgaan. Wie dit boek leest, zal oude constructies uit hout van oude traag gegroeide loofbomen koesteren (en de bloeddruk voelen stijgen in de buurt van zelfbouwpakketten uit snel gegroeid naaldhout).

Maar dit boek gaat over veel meer dan bomen, het gaat over de wonderbaar lijke complexiteit van het leven op aarde, zo innig verweven, onderling afhankelijk en kwetsbaar. Het zet aan tot verwondering, tot nederigheid, respect. Hopelijk vormt het voor velen een stimulans om zich dieper in de bossen te wagen, en hun bedwelmende traagheid en rust in zich op te nemen, als tegenpool voor het doldraaiende consumentisme om ons heen.

 Wil je graag meer lezen vraag dan hier een gratis proefnummer aan of kom hier meer te weten over een abonnement op het Oikos-tijdschrift.

×
×

Winkelmand