Het is genoeg geweest

 

 

Het nieuwste, alweer dramatische klimaatrapport vestigt de aandacht op wat we (misschien graag) dreigen te vergeten: het ligt ook bij ons. Als de mens sneller zegt dat hij genoeg heeft, schrijft Dirk Holemans, kan dat een wezenlijk verschil maken.

 

Het eerste klimaatverdrag van Kyoto is intussen een jonge dertiger. Alle ­beloftes ten spijt is sindsdien de jaarlijkse CO2-uitstoot met maar liefst 60 procent gestegen. Bent u al ongerust?

Maandag verscheen het nieuwste rapport van het klimaatpanel IPCC, toegespitst op deze ene vraag: hoe kunnen we de uitstoot van broeikasgassen snel en drastisch terugdringen, om een onherbergzame klimaattoekomst te vermijden? Die opdracht is niet evident. De mondiale uitstoot van broeikasgassen was in het afgelopen decennium groter dan ooit. Die uitstoot is ongeveer even groot als het koolstofbudget dat overblijft om de opwarming tot anderhalve graad ­Celsius te beperken. Dus als we dit ­decennium nog eens evenveel uit­stoten, is ons koolstofbudget op.

Wat dat betekent na 26 klimaat­toppen, vatte VN-secretaris António ­Guterres gevat samen bij de lancering van het rapport: ‘Het is een tekst vol schaamte, die de lege beloftes catalogeert die ons fors op weg zetten naar een onleefbare aarde.’

Van Somalië tot Pepinster

Het rapport onderstreept nog eens hoe urgent de situatie is. Als we ons niet heel snel massaal inzetten om ­onze samen­leving klimaatneutraal te maken, missen we de steeds kleiner wordende window of opportunity om … en meestal volgt hier dan de zins­nede: een leefbare ­wereld achter te ­laten. Maar dat zou een neokoloniale redenering zijn. Alleen al in Somalië heeft het door de klimaatverandering op veel plaatsen al vier jaar niet geregend. Zeker een half miljoen ­bewoners zijn ontheemd. De klimaat­ellende ís er al, dat weten ze ook in Pepinster en omstreken.

Het probleem is ook alomvattend. Het gaat niet over specifieke reducties aan broeikasgassen in bepaalde sectoren. We komen er alleen als we een snelle én forse daling realiseren in alle sectoren van de globale economie. En dat is de verantwoordelijkheid van ­alle beleidsniveaus: elke gemeente, elke ­regio, elk land moet alles op alles zetten, willen we nog een kans maken om de wereldwijde opwarming te ­beperken tot anderhalve of 2 graden Celsius. Dat betekent meer dan ‘een tandje bijsteken’. Als de landen ­gewoon hun klimaatbeloften voor 2030 uitvoeren – en zelfs dat is lang niet zeker – is het gewoon onmogelijk om de opwarming te beperken tot ­anderhalve graad.

Vlees eten, snel rijden

Het rapport benadrukt ook dat ongelijkheid er wezenlijk toe doet. Zogenoemde ‘ontwikkelde’ landen ­hebben een veel hogere uitstoot per inwoner, terwijl de ‘minst ontwikkelde’ landen een verwaarloosbaar deel van de historische uitstoot hebben ­geproduceerd. Maar ook in de landen zelf zijn de inkomensverschillen relevant. De rijkste 10 procent is er verantwoordelijk voor 34 tot 45 procent van de consumptiegebaseerde uitstoot van huishoudens. Ongelijkheid bestrijden maakt het dus makkelijker om de klimaattransitie te realiseren. Expliciete aandacht voor rechtvaardigheid komt volgens het rapport ­zowel de maatschappelijke aanvaarding als een fair en effectief klimaatbeleid ten goede.

Voor de eerste keer besteedt een IPCC-rapport ook aandacht aan sufficiëntie, zeg maar: een economie van het genoeg. Dat betekent dat we ­moeten ‘de vraag vermijden naar energie, materialen, land en water, om zo ­menselijk welzijn voor iedereen binnen planetaire grenzen te realiseren’. Het rapport besteedt vanuit deze ­focus een hoofdstuk aan hoe je via het ­gedrag van mensen en de ­keuzes die hun worden aangeboden, emissies kan terugdringen.

Wie de discussie over vlees eten of snel rijden een non-debat vindt, moet het rapport daar misschien eens openslaan. Gedrags- en culturele wijzigingen vertegenwoordigen een ­‘wezenlijk vergeten strategie’ die in heel wat scenario’s is weggelaten in het verleden. Nochtans bevatten ­dergelijke wijzigingen het potentieel tot ‘gigantische CO2-reductie’, zegt het IPCC. Tegen 2050 kunnen strategieën die de vraag beperken, globale broeikasgassen met 40 tot 70 procent doen dalen. Dus ja, wat we eten, hoe we ons verplaatsen en wat we doen met onze huizen, het doet er absoluut wel toe.

Dat betekent niet dat we de klimaatverantwoordelijkheid moeten individualiseren. ­Integendeel, de uitdaging voor de ­beleids­verant­woordelijkheden is net de keuze voor duurzame levenswijzen actief ondersteunen en mogelijk ­maken. Vaker de fiets en het openbaar vervoer gebruiken? Dan hebben we veilige fietsinfrastructuur en een goed openbaar vervoer nodig. De steden dragen een verantwoordelijkheid, stelt het rapport, en een goede ruimtelijke ordening is cruciaal.

Als samenleving het debat voeren over bijvoorbeeld vlees eten, zoals ­deze krant ook doet in de reeks ‘Vlees of vegan’, is dus geen luxe, maar heeft alles te maken met een doortastend klimaatbeleid. Wie weet komt er ooit betaalbaar en energiezuinig kweekvlees, maar dat zal niet voor de eerste tien jaar zijn. Daarom moeten we het hebben over wat we eten. De klimaaturgentie keert namelijk om wie elitair is: dat zijn niet degenen die oproepen tot een duur­zame ­levensstijl, wel zij die zich daartegen verzetten en hun persoonlijke vrijheid denken aan­getast te zien en blind zijn voor de veroorzaakte ellende.

Mijn vrijheid, jouw vrijheid

Dit is de kernvraag die het nieuwe ­klimaatrapport stelt: hoe vullen we in het rijke Westen ons vrijheidsbegrip in? Dominant in onze samenleving is de liberale invulling ervan: mijn ­vrijheid stopt waar die van jou begint. Laten we die eens echt toepassen. Als we vrijheid van (over)leven in streken die nu al hard lijden onder klimaatverandering ter harte nemen, is onze consumptievrijheid inderdaad begrensd. Maar is dat niet een te een­zijdige kijk? Dirk Kurbjuweit haalde het al aan in de krant (DS 1 april): de focus op consumptievrijheid heeft ons de poli­tieke vrijheid en haar aandacht voor veiligheid en zekerheid doen vergeten. Maar hij ziet een afruil tussen vrijheid en zekerheid: we moeten nu het eerste inperken voor het tweede. Zoals ik uiteenzette in mijn boek Vrijheid & zekerheid, is de echte uitdaging beide te combineren. Dat vergt een rijkere invulling van vrijheid, namelijk die om niet ten koste te leven van anderen.

Wat we daartoe nodig hebben, is een systeemverandering, zodat ook mensen met weinig koopkracht zich de meest duurzame opties kunnen veroorloven. En die optie moet ­natuurlijk ook bestaan – denk aan Europese snelle treinverbindingen die vliegreizen vervangen.

Dus ja, we zullen in de toekomst anders eten, reizen, ­wonen en energie opwekken. Dat kan alleen door gecoördineerd overheidsbeleid dat bestaat uit robuuste ‘beleidspakketten’ en overheidsinvesteringen. En uiteraard speelt techno­logische innovatie een heel ­belangrijke rol. Maar daar had ik het even niet over – dat doen de duizenden lobbyisten in Brussel al elke dag. Dat de prijs van hernieuwbare energie onwaarschijnlijk is gedaald, biedt alvast een no-brainer voor wie in actie wil schieten.

 

 

Verschenen in De Standaard op woensdag 6 april 2022.
 
×
×

Winkelmand