Eentje meer kan geen kwaad? Dat gaat niet meer op

De stikstofcrisis stond in de sterren geschreven, zegt Dirk Holemans. Collectieve problemen pak je beter niet geval per geval aan, maar dat is precies wat Vlaanderen gedaan heeft met de megastallen.

De Duitse socioloog Ulrich Beck schreef in 1989 zijn baanbrekende werk De risicomaatschappij. Daarin toonde hij hoe de naoorlogse welvaartsstaat zich had bekwaamd in de verdeling van de ‘goods’, en niet in het beheer van de ‘bads’. Ja, de industriële samenleving produceerde veel welvaart, maar tegelijk ongeziene milieuvervuiling. Zijn analyse past naadloos bij de tot nu toe hopeloze aanpak van de stikstofcrisis: zolang we collectieve problemen geval per geval aanpakken, zullen we die nooit oplossen.

In het ethische denken omschrijven ze die kwestie als het probleem van de vele handen. Stel, een groep van vijf stampt iemand in elkaar, en die is daardoor gewond geraakt. Voor de rechter is het een heikele kwestie om de verantwoordelijkheid per persoon vast te stellen. Beck geeft het voorbeeld van de impact van luchtvervuiling door bedrijven. Als er naast een dorp één bedrijf ligt dat vergif de lucht in pompt, waardoor kinderen in het dorp ziek worden, lukt het in de meeste gevallen om een oorzakelijk verband te leggen en het bedrijf aansprakelijk te stellen. Maar als er naast dat dorp een industrieterrein ligt met tien bedrijven die allemaal giftige stoffen uitstoten, valt er met die aanpak nauwelijks iets te doen aan de veel zwaardere impact op de gezondheid.

Alles hangt samen

Voor Beck was dat een voorbeeld van de georganiseerde onverantwoordelijkheid die onze samenleving kenmerkt. Gelukkig hebben we op sommige vlakken lessen getrokken, en hebben we bijvoorbeeld algemene milieukwaliteitsnormen ingevoerd. Op een aantal vlakken vervuilen we ons leefmilieu in de 21ste eeuw minder. Ook het klimaatbeleid vertrekt van het totaal aan broeikasgassen per land, om van daaruit te discussiëren over de bijdrage van ‘elke hand’, zeg maar elke sector.

Dat het Vlaamse stikstofbeleid zou falen, stond in de sterren geschreven. In plaats van het probleem collectief aan te pakken, werd het geval per geval bekeken. Elke nieuwe megastal mocht er komen, zolang die niet te veel extra stikstof uitstootte. Die extra ‘bads’ zouden geen kwaad kunnen, ze blijven nodig om onze welvaart als overkoepelend ‘good’ te versterken. Wat ontbreekt, is systeemdenken. Nochtans is die holistische benadering onontbeerlijk voor een adequate aanpak van collectieve problemen.

Systeemdenken is de wetenschap die vertrekt van het basisgegeven dat alles samenhangt en op elkaar inspeelt. Een van de grondleggers ervan is de Amerikaanse Donella Meadows, de coauteur van het befaamde rapport Grenzen aan de groei aan de Club van Rome. Dat rapport was de eerste poging om vanuit systeemdenken grote wereldfenomenen in hun onderlinge samenhang te analyseren, zoals de groei van de wereldbevolking, industrialisering en de uitputting van natuurlijke grondstoffen.

Volgelopen stikstofbad

Meadows wijst in haar postuum verschenen boek Thinking in systems op het belang van stromen van bepaalde stoffen of goederen, of het nu stikstof of water is, naast de voorraad ervan. Dat illustreerde Hendrik Schoukens, ­expert milieurecht, in zijn stuk (DS 3 maart) met het beeld van de badkuip: ‘Onze natuur is de voorbije eeuw met stikstof overladen door landbouw en industrie, zoals een badkuip die met water wordt gevuld.’ Als het bad vol zit, moet je kijken naar de afvoer- en afvoerstroom. De stikstof in het bad kan alleen dalen door de kraan dicht te draaien en de afvoer te verbeteren.

De analogie met de waterproblematiek, waar Pano zich deze week over boog, ligt voor de hand. Is bij stikstof het bad vol, dan is het in het geval van water leeg in de zomer. De belangrijkste toevoerkraan, regen, hebben we niet in de hand. En doordat we steeds meer verharden, raakt het water moeilijker in het bad. Zoals we bij stikstof denken dat die extra stal erbij mag, denken we bij water dat die extra boorput geen kwaad kan. Maar wie het systemisch opvat, ziet een bad met steeds meer afvoerleidingen dat steeds sneller leegloopt. Als we daar niets aan doen, blijft het dweilen met de afvoerkraan open.

Van systeemdenken valt nog meer te leren. Meadows komt, in een essay waarin ze terugkijkt op wat ze zelf geleerd heeft, tot een verrassend inzicht. Als we systeemverandering willen bereiken, in ons geval de transitie naar een sociaalecologische samen­leving, kijken we jammer genoeg meestal naar zaken met het kleinste hefboomeffect. Mensen met subsidies stimuleren om voor elektrische auto’s te kiezen, draagt maar beperkt bij tot systeemverandering. Je zit nog altijd met hetzelfde systeem. Redesign – zeg maar make better things, don’t make things better – heeft al veel meer impact. Denk in de stikstofkwestie aan andere landbouwmodellen. Maar de allergrootste hefboom heb je als je de mindset van mensen, het heersende paradigma in de samenleving kan veranderen. Daarover doen we volgens Meadows veel te weinig onderzoek.

Daar wringt het schoentje bij de stikstofcrisis. Kranten staan vol met artikels over hoe die een bedreiging vormt voor de aanleg van de Oosterweel-verbinding (nog meer auto’s en vrachtwagens), extra megastallen (nog meer industriële kweek van dieren) of Ineos-fabrieken (nog meer olie- en gasindustrie). De realiteit, vanuit systeemdenken, is net het omgekeerde. De uitbreiding van wegen, olie- en gasindustrie en industriële landbouw bedreigt op structurele wijze de natuur en onze gezondheid. We zagen de tak af waarop we zitten.

Praat over wat je ziet

Je kunt onze biosfeer niet blijven beschadigen zonder dat die finaal de functies verliest die essentieel zijn voor ons voortbestaan. De kuip met stikstof loopt over, die met water in de zomer leeg, maar het bad van de natuur is stilaan aan het barsten.

Meadows heeft deze fundamentele kwestie goed omschreven: ‘We praten eigenlijk niet over wat we zien, we zien maar datgene waarover we kunnen praten.’ Laten we vaker het gesprek voeren over hoe belangrijk we volksgezondheid en biodiversiteit vinden, over de noodzaak en weldaad van een gezonde natuur, ook voor onze gezondheid. En over landbouwmodellen zoals agro-ecologie, die daarin passen. Dat betekent een politiek die het lef heeft om de oorzaken van de ‘bads’ radicaal aan te pakken zodat we opnieuw kunnen focussen op de versterking en verdeling van de ‘goods’. Je kunt het ook omschrijven als op geor­ganiseerde wijze je verantwoordelijkheid nemen.

 

Dit opiniestuk verscheen oorspronkelijk in De Standaard.

×
×

Winkelmand