en

Winkelwagen leeg

Denktank voor Sociaal-Ecologische Verandering

'Nog snel even door het oranje rijden is helemaal niet cool, ook al is het dan wel koel in je auto', schrijft Jan Mertens, lid van de denktank Oikos in Knack op 23/07.

De voorbije dagen kregen we het in de media vaak te horen. Code oranje. De watervoorraden hebben een kritiek punt bereikt. De temperaturen zullen fors stijgen. De ozonconcentraties zullen hoog zijn. In New York roept burgemeester Bill De Blasio een hittenoodtoestand uit. De airco mag niet te laag gezet worden, anders wordt er teveel energie verbruikt. Zal men zich daaraan houden? Wordt het 'eigen koelte eerst'? De rechtvaardigheidsdilemma's van de klimaatverandering komen dichterbij. Zullen ook bij ons zij die het normaal zijn gaan vinden om elke dag minstens een keer te douchen dat gedrag aanpassen opdat er voor anderen ook nog water zou zijn?

Gezamenlijke veiligheid

In de autorijles leerden we dat een oranje verkeerslicht betekent dat je moet stoppen en een rood dat je moet stilstaan. Velen interpreteren oranje echter nog steeds als: ik kan er waarschijnlijk nog net door, gas geven! Want oranje is nog altijd geen rood, het zal nog wel meevallen, die anderen moeten zich maar aan de regels houden.

Het is interessant, hoe we denken dat we het verkeersreglement voor onszelf kunnen oprekken, in zekere zin alsof het verkeer de 'anderen' zijn.

Het zijn de anderen die voor de file zorgen, in de weg staan, de mooie parkeerplaats hebben, en dus mag ik voor mezelf opkomen.

Het neoliberale globaliseringsproject heeft tot reductie van verantwoordelijkheid en vrijheid geleid

Het interessante van het verkeer is dat we in wezen niet alleen kunnen zijn. We zijn voor onze gezamenlijke veiligheid afhankelijk van de anderen, moeten erop kunnen vertrouwen dat de anderen zich ook aan de regels houden. We hebben er zelfs belang bij dat we de wegen zo inrichten dat de meest kwetsbaren beter beschermd of zelfs de norm worden. Veilig verkeer kunnen we alleen samen zijn. Anders heerst enkel de macht van de sterkste en zullen nog meer mensen zich terugtrekken in hun gepantserde en gekoelde SUV terwijl kwetsbaren het slachtoffer worden, wat die mensen in hun hoge auto dan niet meer hoeven te zien.

Er zijn allerlei varianten van het negeren van het oranje licht. 'Ik weet wel dat het slecht is voor mijn ecologische voetafdruk, maar ik ben toch naar Madagascar gevlogen. Nu het nog kan.' Die 'nu het nog kan' is fascinerend... Sommigen die tot voor kort stelden dat er eigenlijk niets aan de hand was met het klimaat, zeggen nu dat het toch al allemaal te laat is.

'Het zal mijn tijd nog wel net duren. Dat is dan wel pech voor mijn kinderen, maar je kunt er nu toch niets meer aan veranderen, dus kan ik er evengoed nog extra van genieten.'

Wat in deze uitspraken op persoonlijk niveau weerklinkt, zegt ook iets over een structurele ontwikkeling, die onder meer door Bruno Latour in zijn schitterende essay Waar kunnen we landen? is beschreven. Een groep in onze mondiale samenleving heeft beslist (of voor zichzelf aanvaard, bij gebrek aan zin in zelfreflectie) dat er op deze planeet geen toekomst is voor iedereen en dat men zich zo snel mogelijk van alle lasten van de solidariteit wil ontdoen.

Privévliegtuig

Sommigen van hen komen met hun privévliegtuig naar het World Economic Forum om daar te luisteren naar Greta Thunberg. Ze zijn lichtjes geëmotioneerd. "Het is inderdaad heel erg, we moeten er dringend iets aan doen." Ze hebben ook voor zichzelf uitgerekend dat het voor hen nog wel mee zal vallen. Er zijn ook populistische en nationalistische politici die gemakkelijk weg lijken te komen met een merkwaardige intellectuele spreidstand.

Ook zij weten dat de welvaart die we 'hier', 'bij ons' hebben er alleen maar kan zijn omdat die steunt op een geglobaliseerde onrechtvaardige economische keten (de grondstoffen komen van 'daar', het afval sturen we naar 'daar', de klimaatverandering is vooral 'daar').

Maar tegelijk zeggen ze aan hun kiezers dat we 'hier' volledig autonoom en soeverein kunnen zijn, en liefst met mensen 'zoals wijzelf'. Het is heel logisch dat de machthebbers in zo'n politiek project er alles aan zullen doen om de klimaatverandering actief te ontkennen. Dat vervelende klimaat maakt immers te duidelijk dat we op één planeet leven, dat we samen het klimaat zijn, zoals we samen het verkeer zijn.

Die 'nu het nog kan' blijft merkwaardig. Het neoliberale globaliseringsproject heeft tot een eigenaardige reductie van begrippen als verantwoordelijkheid en vrijheid geleid, alsof die twee begrippen niets met elkaar te maken hebben. 'Je kunt de mensen toch niet veranderen', klinkt het dan. In volle verantwoordelijkheid, in de jaren die we nog hebben om rechtvaardige keuzes te maken, er zelf voor kiezen om onze maatschappij grondig te transformeren, dat getuigt toch van een veel grotere vrijheid dan impliciet te aanvaarden dat het fout gaat of dat er wel een of andere verlichte dictator zal komen?

Misschien rust werkelijke vrijheid - die niet kan bestaan zonder rechtvaardigheid - wel in het aanvaarden van een aantal grenzen.

Soms is het alsof we beseffen dat we samen in een bus zitten die op de snelweg keihard de verkeerde richting uit rijdt, maar dat we ons gewoon niet durven inbeelden dat we niet in die bus zouden zitten. Misschien durven we de vrijheid niet aan van het denken van het duurzame en rechtvaardige alternatief en rijden we dus maar door het oranje.

Het besef van de dreigende klimaatchaos maakt ons ook duidelijk dat de aarde zelf een soort actor geworden is. Het was heel modern te doen alsof er een scheiding zou zijn tussen ons als mens en de rest. De aarde was als een soort willoos vat, een decor van de menselijke vooruitgang. We konden de aarde gebruiken als louter een productiefactor. We vonden het vanzelfsprekend dat dat decor - aangezien het uit louter materie of 'ondergeschikte' soorten bestond - zich wel zou schikken naar onze menselijke missie die alle grenzen zou overschrijden. (To boldly go where no man has gone before!)

We wilden ons zo graag 'bevrijden' van de natuur, alsof wij niet zelf natuur zouden zijn. En nu lijkt de aarde via klimaatverandering, luchtvervuiling, grondstoffenconflicten, ... terug te slaan.

Die bevrijding door scheiding maakt ons nu vooral minder vrij en vergroot op acute wijze de rechtvaardigheidsuitdaging. Misschien rust werkelijke vrijheid - die niet kan bestaan zonder rechtvaardigheid - wel in het aanvaarden van een aantal grenzen, in het besef dat we in zekere zin samen met de andere aardebewoners zelf de aarde zijn.

Return to sender

Keuzes dringen zich op. Geloven dat we eindeloos kunnen blijven groeien en dat we die toenemende productie en consumptie volledig, op grote schaal, en langdurig zullen kunnen loskoppelen van de impact op de planeet is als in volle bewustzijn door het oranje rijden. Er zijn immers onvoldoende bewijzen dat zo'n absolute ontkoppeling mogelijk is. Zeggen dat we in onze 'schone diensteneconomie' ontkoppeling hebben is je ogen sluiten voor het feit dat we het 'gekoppelde of herkoppelde' deel van onze economie hebben verbannen naar de andere kant van de wereld. Eerst was het naar China, en nu stuurt China de hinder ook al door naar andere landen waar ze hopelijk weinig zullen protesteren. Al zijn die landen nu ook begonnen met het terugsturen van afval naar afzender.

De koppeling wordt doorgeschoven naar de armsten, zodat de rijksten ontkoppeld kunnen leven (waarmee ze zich ook mentaal en ethisch hebben ontkoppeld van die ene wereld waar ze in de feiten niet toe willen behoren).

We hebben dus keuzes te maken. Gaan we ons in de Europese, federale en Vlaamse programma's voor circulaire economie vooral laten leiden door een verlangen naar meer groei en competitiviteit of gaan we echt proberen kringlopen te sluiten, de voetafdruk te verkleinen en rechtvaardigheid te verbeteren?

Dat is ook beter voor het klimaat. Gaan we het Europese Stabiliteits- en Groeipact vervangen door een project dat stabiliteit zoekt voorbij de klassieke groei? Gaan we onder ogen willen zien dat er voor onze zogenaamd 'efficiënte' groene economie door mensen aan de andere kant van de wereld een te grote prijs wordt betaald of gaan we even nadenken voor we ook de zeebodem gaan ontginnen? Een beleid van sufficiëntie, een economie van het genoeg dus, getuigt misschien wel van veel meer vrijheid in verantwoordelijkheid, van het besef dat we alleen samen veilig kunnen zijn in het verkeer, dan te denken dat we ongestoord door het oranje kunnen blijven rijden.

Dit artikel verscheen op 23/07 in de doordenkers van Knack.

Published in Politiek
maandag, 22 juli 2019 14:47

Het verborgen leven van bomen

Volgens Frank Deboosere voorspellen verschillende weermodellen dat we op donderdag 24 juli 2019 de warmste dag ooit zullen beleven sinds het begin van de metingen in Ukkel in 1833 (DS, 22/07/2019). In het debat hoe we deze hitte kunnen trotseren, of temperen komt de verkoelende functie van bomen steeds vaker op de voorgrond te staan. Maar bomen hebben naast hun verkoelend effect nog tal van andere functies. Myriam Dumortier bespreekt in Oikos-tijdschrift 83 het inspirerende boek van Peter Wohlleben over het verborgen leven van bomen. Ontdek hier hoe bomen koelte kunnen bieden tijdens periodes van extreme hitte. Wil je graag meer lezen vraag dan hier een gratis proefnummer aan of kom hier meer te weten over een abonnement op het Oikos-tijdschrift

Peter Wohlleben, Het verborgen leven van bomen, Amsterdam, A.W. Bruna Uitgevers B.V., 2016, 222 p.

Bomen dienen tot zoveel veel meer dan om gekapt te worden, bossen zijn zo oneindig veel meer dan een verzameling bomen. Wie dit boek leest zal daar nooit meer aan twijfelen. Peter Wohlleben brengt wetenschappelijke inzichten en jarenlange nauwgezette observatie samen in een indringend boek, waar hij op heel toegankelijke, vrolijk antropomorfische wijze over het leven van bomen verhaalt.

Het valt niet op, maar in het bos is er altijd een geroezemoes van jewelste. De inwoners van het bos communiceren met elkaar, niet alleen via geluid, maar ook via geur, optisch, en zelfs elektrisch dankzij een soort zenuwcellen aan de wortelpunten. Wanneer een insect zich aan de wortels van een boom vergrijpt, herkent de boom het insect aan het speeksel en sturen zijn bladeren geurstoffen uit, die uitroepen welk insect aanvalt. De dierenwereld registreert deze geuren, en meteen snellen de juiste predatoren te hulp, verlekkerd op het aanvallende insect. Wanneer een ander insect de bladeren van de eik probeert, pompt deze prompt giftige looistoffen naar zijn bladeren, daar gaat de maaltijd... Bomen communiceren ook via hun wortels met elkaar, rechtstreeks of via schimmeldraden, het ‘wood-wide-web’, een theelepel bosaarde bevat gemakkelijk een kilometer van die schimmeldraden. Zo waarschuwen eiken elkaar voor het aanvallende insect, en meteen pompen alle eiken uit de omgeving looistoffen naar hun bladeren en zit er voor de aanvallers niets anders op dan afdruipen.

Over wat en hoeveel wordt uitgewisseld, is nog maar heel weinig geweten. Aan de wortelpunten van bomen werden neuronale structuren en moleculen aangetroffen, die als soortgelijke vorm ook bij dieren bestaan. Deze inzichten brengen de opdeling tussen planten en dieren aan het wankelen. Maar deze opdeling is hoe dan ook des mensen, de natuur laat zich niet zomaar in vakjes ordenen. Wat alvast duidelijk is, is dat cultuurplanten het vermogen om met elkaar te communiceren kwijtgespeeld zijn, een van de vele redenen waarom ze zo gemakkelijk ten prooi vallen aan allerlei plagen. Misschien moeten veredelaars weer wat meer spraakzaamheid inkruisen in graan en aardappelen, stelt Wohlleben. Alleen, hoe begin je daar aan?

Telkens opnieuw zet dit boek ons als mensheid op onze plaats, en moeten we toegeven hoe weinig we maar van de natuur begrijpen.

Bomen dragen veel zorg voor elkaar, vooral beuken zijn zeer sociaal. Met behulp van zonlicht produceren hun bladeren grote hoeveelheden suikers, maar soms is er een boom bij wie het allemaal niet zo goed meer lukt. Dan stoppen de sterkere bomen uit de omgeving hem suikers toe via de wortels. Want het welzijn van de bomen hangt af van hun gemeenschap. Veel bomen samen matigen extreme warmte en kou en zorgen voor voldoende luchtvochtigheid. Ook de dikke vochtige humuslaag zorgt voor koelte in het bos. En met hun takken stutten de bomen elkaar. Alleen in een dergelijke beschutte omgeving kunnen bomen zeer oud worden. Want in het bos heerst de traagheid.

Beuken worden geslachtsrijp wanneer ze 80 tot 150 jaar oud zijn, vanaf dan werpen ze om de vijf jaar zo’n 30.000 beukennootjes af, een frequentie die toeneemt door klimaatverandering. Indien ze 400 jaar oud worden produceren ze dus zo’n 1,8 miljoen beukennootjes. Statistisch gezien kan maar één beukennootje de oude moederboom opvolgen, een bijzondere gedachte, zo had ik het nog nooit bekeken. Wanneer bosbomen vruchten afwerpen volgt er feest bij reeën en everzwijnen, die het bos afschuimen tot het laatste vruchtje is verorberd. Dat is echter niet de bedoeling. Door onderling af te stemmen en maar om de paar jaar vruchten af te werpen, zorgen de bomen ervoor dat de wildpopulatie zich niet kan aanpassen aan hun vruchtproductie, en dat er tijdens ‘mastjaren’ toch meer vruchten zijn dan de dieren kunnen oppeuzelen. Zo kunnen ze kiemen.

Onder de reusachtige kroon beschermt de moederboom de jonge boompjes. Via de wortels neemt ze contact met hen op om hen met suikers en andere voedingsstoffen te bevoorraden. Doordat maar 3 procent van het zonlicht de bodem bereikt, groeien kleine beuken zeer langzaam, waardoor hun houtcellen klein blijven en hun stammen sterk worden, weerbaar tegen de stormen en aantastingen die de komende eeuwen op hen af komen. Zo wachten de boompjes vele tientallen jaren geduldig af tot een grote boom omver valt en ze de kans krijgen om door te groeien naar het zonlicht. De omgevallen boom heeft gedurende eeuwen voedingsstoffen uit de bodem gezogen en in hout en bast opgeslagen.

Na zijn dood ontstaat een culinaire estafette van ontelbaar veel schimmel- en insectensoorten, allemaal gespecialiseerd in een bepaald stadium van ontbinding.

Een vijfde van alle plant- en diersoorten zijn aangewezen op dood hout. Het vliegend hert brengt tot acht jaar door als larve in verkruimelde loofhoutwortels, om vervolgens slechts een paar weken als volwassen insect te leven en te paren. Het leven in rottend hout is heel bijzonder.

Een boom kan tot 20 ton CO2 vastleggen. Ook al gaat er bij de vertering van het hout weer een deel naar de atmosfeer, het grootste deel blijft in het ecosysteem. In een handje bosaarde zitten meer levende organismen dan er mensen zijn op aarde. Centimeter per centimeter werken zij de koolstof dieper in de grond, naar koudere lagen, waar het leven vertraagt en ten slotte stilvalt en de koolstof langzaam verwordt tot bruinkool en later steenkool, zoals de huidige vindplaatsen van fossiele brandstoffen 300 miljoen jaren geleden ook uit bomen ontstaan zijn. Vandaag jagen we al die CO2 in ijl tempo de lucht weer in.

De geneugten van het bos reiken veel verder dan het bos zelf. Eén vierkante kilometer bos bevat 27 vierkante kilometer bladoppervlakte. Deze vangt regen op, die er blijft hangen, weer verdampt en wolken vormt.

Terwijl de boven zee gevormde wolken slechts enkele honderden kilometer landinwaarts raken, gaat de regen dankzij de bossen veel verder landinwaarts. Wanneer bossen verdwijnen ontstaan landinwaarts woestijnen.

De bladoppervlakte zorgt ook voor luchtzuivering, tot 7.000 (!) ton zwevende deeltjes per vierkante kilometer per jaar, en voor zuurstofproductie, tot 3.500 ton per vierkante kilometer per jaar. Met hun immense wortelstelsels houden bomen ook de bodem vast. Terwijl via verwering 100 ton bodem per vierkante kilometer per jaar wordt gevormd, eroderen ontgonnen bodems gemakkelijk met 10.000 ton per vierkante kilometer per jaar, terwijl dat in bossen maar 0,4 tot 5 ton per vierkante kilometer per jaar is. Alleen in bossen groeit de bodem dus aan.

Een beuk pompt per dag zo’n 500 liter water naar zijn bladeren. We verklaren dit met capillaire werking, transpiratie en osmose. Maar zelfs in de dunste houtvaten krijgen capillaire krachten het water met moeite één meter hoog. De sapstroom is net het sterkste in het voorjaar, wanneer de boom nog geen bladeren heeft en er dus geen transpiratie mogelijk is. En osmose speelt dan weer alleen in bladeren en wortels en niet in de lange houtvaten van de stam. Hoe gebeurt het dan wel? Daar hebben we alweer het raden naar!

In de laatste hoofdstukken verlaat Wohlleben het bos en beschrijft hij de penibele situatie waarin straatbomen zich bevinden, en hoe lang het duurt om in nieuwe bossen de kringlopen van ontstaan en vergaan weer goed te laten functioneren. Want hoe raakt een snuitkever die zich maar tien meter per jaar kan verplaatsen in een nieuw bos? Heel wat soorten kunnen alleen overleven, en hun rol vervullen, in bossen met een lange ononderbroken bosgeschiedenis.

Naaldbomen worden dikwijls aangeplant op plaatsen waar ze eigenlijk niet thuishoren. Dit maakt de bomen zeer gevoelig voor aantastingen, waardoor hectische geurboodschappen door de kronen flakkeren. Dat voelen we wanneer we in het bos wandelen. Terwijl de bloeddruk van bosbezoekers in eikenbossen daalt, stijgt die in naaldbossen. Wohlleben is ervan overtuigd dat we instinctief de gezondheid van bossen kunnen registreren.

Hij staat ook stil bij de impact van invasieve soorten en klimaatverandering en heeft in dit verband verbazend veel vertrouwen in de veerkracht van natuurlijke bossen, op voorwaarde dat we hun sociale structuur niet storen en ze hun microklimaat zelf kunnen blijven regelen. Hij stelt zelfs dat dankzij globalisering de soorten die invasieve soorten aantasten hier ook terecht zullen komen en het systeem zich vanzelf zal stabiliseren. Misschien wel, maar niet zonder catastrofaal biodiversiteitsverlies. Een van de voorbeelden die hij geeft, is de Aziatische schimmel die momenteel al onze essen verwoest, nochtans eveneens in de meest natuurlijke bossen… Wellicht is Wohlleben zijn liefde voor bossen zodanig groot dat hij de ernst van deze bedreigingen niet onder ogen durft te zien. Tegen wat we momenteel uithalen met de planeet is geen veerkracht bestand. Pleit Wohlleben ervoor om geen bomen meer te kappen? Neen, hier en daar een stam oogsten moet kunnen, voorzichtig, niet te veel, en met paarden uitslepen. Dit is hoe we in al onze handelingen met de natuur zouden moeten omgaan. Wie dit boek leest, zal oude constructies uit hout van oude traag gegroeide loofbomen koesteren (en de bloeddruk voelen stijgen in de buurt van zelfbouwpakketten uit snel gegroeid naaldhout).

Maar dit boek gaat over veel meer dan bomen, het gaat over de wonderbaar lijke complexiteit van het leven op aarde, zo innig verweven, onderling afhankelijk en kwetsbaar. Het zet aan tot verwondering, tot nederigheid, respect. Hopelijk vormt het voor velen een stimulans om zich dieper in de bossen te wagen, en hun bedwelmende traagheid en rust in zich op te nemen, als tegenpool voor het doldraaiende consumentisme om ons heen.

 Wil je graag meer lezen vraag dan hier een gratis proefnummer aan of kom hier meer te weten over een abonnement op het Oikos-tijdschrift.

Published in Milieu en Natuur
donderdag, 04 juli 2019 11:00

Minder vliegen is heel sociaal

'In de klimaatdiscussie wordt het sociale argument soms nogal ruim gebruikt. Niet om te pleiten voor meer gelijkheid, maar wel om een ecologisch gulzige levensstijl te verdedigen die zelf leidt tot meer ongelijkheid', schrijft Jan Mertens van Oikos voor De Doordenkers van Knack.be.

Terwijl buiten de recente hittegolf aangeeft wat de volgende jaren het nieuwe normaal zal worden, wurmen deze dagen duizenden mensen zich in de vertrekhal van de luchthaven. Ze willen weg uit de sleur, naar 'ergens'. Ze rekenen er waarschijnlijk wel op dat er daar een goede airco zal zijn. Ze hopen ook dat ze vooral geen last zullen hebben van morrende arbeiders die in de onderwereld van de luchthaven in moeilijke omstandigheden de bagage moeten verwerken en prikacties hebben aangekondigd. Aan die sociale kwestie willen we liever alleen een beetje aandacht geven op een rustig moment in het jaar, als er niemand het vliegtuig neemt. Velen voelen het tegelijk misschien als een soort sociaal recht, het vliegtuig nemen tegen een zo laag mogelijke prijs.

In een interview in het radionieuws zei een van de vertrekkers op de vraag waarom hij naar Praag ging: 'Het vliegtuig is goedkoop en het bier is goed daar.' Misschien zijn sommigen ook wel een beetje bang. Dat het zo warm wordt in Spanje en Frankrijk, dat was nu ook weer niet de bedoeling. Ze hadden bij de recente verkiezingen het klimaat toch weggestemd? Kan de overheid, of kunnen de 'anderen' er niet voor zorgen dat die 'hype' van het klimaat ophoudt en dat we gewoon op vakantie kunnen vertrekken?

Minder vliegen is heel sociaal

Je moet al erg veel moeite doen om niet te merken dat er wel erg veel berichten in het nieuws komen over extreme weersomstandigheden. In India waren er de voorbije weken temperaturen van boven de 50°C. Laten we zeggen dat er ondertussen meer dan voldoende bewijzen zijn dat de klimaatverandering volop bezig is, ook bij ons, en dat alles erop wijst dat meer extreem weer frequenter zal voorkomen. Het is merkwaardig hoezeer we blijkbaar nog steeds een vervelende werkelijkheid uit beeld kunnen houden. Gewoon een airco meer zetten, denken velen. Dat is iets als: bomen kappen om het bos te redden. Men verwacht dat tegen 2050 de mondiale energievraag voor koeling maal drie zal gaan. Waarmee we - zonder drastisch ander beleid - de klimaatverandering alleen maar zullen versnellen. En zo ook de ongelijkheid die er het gevolg van is.

De werkelijkheid heeft ook rechten. Binnen de korte tijd die we nog hebben om de klimaatomslag te maken ook nog eens het vliegverkeer fors laten groeien, dat kan eigenlijk helemaal niet. Een recent rapport van het Europees Milieuagentschap en de luchtvaartsector zelf maakt het voldoende duidelijk voor wat de EU betreft. Het aantal vluchten zal nog met zeker 42% toenemen tussen 2017 en 2040. Tegen 2040 zullen emissies van CO2 met 21% en van NOx met 16% toenemen. Uit het rapport blijkt duidelijk dat de groei het probleem is. Technologische verbeteringen volstaan niet om die te compenseren. En terwijl de luchthaven van Zaventem geweldig veel moeite doet om zichzelf als 'groen' te profileren, blijkt uit een onderzoek van de VUB en de UAntwerpen dat de luchthaven slechts 0,23% van zijn reële CO2-uitstoot rapporteert.

Zonder forse koerswijziging zal alleen al het toeristisch luchtverkeer de hele klimaatruimte van het akkoord van Parijs innemen. Tegelijk weten we ook dat de klimaatverandering vandaag al de ongelijkheid tussen rijk en arm doet toenemen, ook in Europa. In de steden kun je bijna perfect voorspellen waar de impact door hittestress het grootst zal zijn. Kwetsbare bevolkingsgroepen wonen vaak in huizen van lagere kwaliteit, hebben vaak een meer kwetsbare gezondheid, kunnen niet genieten van heel wat fiscale woon- en energiemaatregelen die vooral op de betere middenklasse zijn gericht en hebben ook niet de middelen om even naar de andere kant van Europa te vliegen. Klimaatverandering is zelf een sociale kwestie. Wereldwijd is het zo dat zij die het minst verantwoordelijk zijn voor de klimaatverandering er de zwaarste prijs voor betalen.

Een verworven levensstijl is op zich niet sociaal, als de voetafdruk daarvan bijdraagt aan ongelijkheid, en dus op minder kansen op een waardig leven voor anderen.

Het valt op hoe in dat hele debat sociale argumenten nogal eens erg selectief of bewust misleidend worden gebruikt. Dat kwam al zeer goed aan bod in een recent artikel van Tine Hens in Mo. Zo lang we discussiëren in termen van rijk of arm is het debat vaak nogal 'veilig', want de rijken, dat zijn toch altijd de anderen... We moeten het debat voeren over de ecologische voetafdruk. In een begrensde wereld is een te grote voetafdruk asociaal. Er kan niet iets bestaan als een individueel 'sociaal recht' op zoveel mogelijk, zo goedkoop mogelijk en zo ver mogelijk vliegen, ook al zijn velen dat zo gaan beschouwen en ook al voelen velen het idee van minder vliegen aan als een inperking van een verworven levensstijl. Het is zinvol om de woorden nauwkeurig te gebruiken. Een verworven levensstijl is op zich niet sociaal, als de voetafdruk daarvan bijdraagt aan ongelijkheid, en dus op minder kansen op een waardig leven voor anderen.

Wereldwijd heeft slechts een minderheid van de mensen ooit in een vliegtuig gezeten. Het is dus helemaal niet zo dat 'iedereen' vliegt, het is in de feiten een privilege. Een privilege dat sociaal niet neutraal is. Als de klimaatverandering ontspoort, en in de richting van + 4°C gaat, zullen grote delen van de wereld quasi onbewoonbaar worden. Waar zullen die mensen naartoe gaan? Zullen alleen rijke mensen in hun door privéfirma's bewaakte gebouwen met airco recht hebben op een waardig leven? Het doel om de klimaatverandering de volgende jaren door ambitieus beleid richting + 1,5°C te brengen is dus op zich al een sociaal doel, laten we dat vooral niet vergeten.

Het is zorgwekkend als zelfs sommige groene politici de indruk lijken te wekken dat je zou moeten kiezen tussen klimaatbeleid en een sociaal-progressief beleid.

Het is zorgwekkend als zelfs sommige groene politici de indruk lijken te wekken dat je zou moeten kiezen tussen klimaatbeleid en een sociaal-progressief beleid. Het tegendeel is waar, of zou waar moeten zijn. We moeten wel de vraag goed stellen. Is de sociale kwestie dat de arme mensen nog niet genoeg vliegen? Of is de sociale kwestie dat de ecologisch gulzigen te veel vliegen? Sociaal beleid gaat volgens mij over het garanderen van de grondrechten van alle burgers nu en in de toekomst, niet over het verdedigen van een ecologisch te gulzige levensstijl van sommigen.

Stel dat we ervan uitgaan dat we enerzijds vliegen als potentieel aangenaam en verrijkend beschouwen en dat we anderzijds de ecologische voetafdruk van onze manier van leven drastisch moeten verkleinen. Dan kun je de contouren zien van wat we sociaal zouden kunnen noemen. Als vliegen ten eerste zo geweldig is, dan zijn er geen argumenten waarom onze kinderen en kleinkinderen het niet meer zouden mogen. Minder vliegen nu zodat anderen later het ook nog kunnen is dus sociaal. Ten tweede zou het goed zijn dat onze sociale bekommernis toch ook meer gaat naar de mensen die het slachtoffer zijn van het lagekostenmodel dat we normaal zijn gaan vinden. Minder vliegen en er meer voor betalen, zodat ook wie onze koffer moet verslepen een eerlijk loon krijgt, dat is sociaal. En mensen in het Zuiden die alleen via toerisme een inkomen kunnen verwerven kunnen we ook helpen door aan hen eerlijke internationale handelsrelaties te bieden en hun grondstoffen niet te plunderen. Een chaotische klimaatverandering zal trouwens ook die toeristische bestemmingen onleefbaar maken.

Met betere technologie (efficiëntere motoren, andere brandstoffen of mogelijk ooit elektrisch vliegen), fiscale verschuivingen en efficiënter beheer van de luchthavens kunnen we stappen vooruit zetten, maar die zullen niet volstaan om de forse groei van het luchtverkeer en zo de stijgende negatieve milieu-impact - die zich dus in sterke mate sociaal uit - op te vangen. Hoe we het ook draaien of keren, met welke communicatietechnieken we het ook verpakken, we zullen moeten praten over een vorm van 'minder'. Met een moedig sociaal beleid kunnen we ervoor zorgen dat het in de eerste plaats de ecologisch gulzigen zijn die hun voetafdruk gaan verkleinen, en zo ecologische ruimte creëren waardoor ook anderen uitzicht krijgen op een waardig leven. Ook heel wat mensen die zichzelf geweldig progressief en milieubewust vinden zouden eens eerlijk in de spiegel moeten kijken.

Als we door een omvattend en ambitieus beleid ervoor kunnen zorgen dat we de voorziene groei van het luchtverkeer kunnen inperken - en dat kan alleen als minstens sommigen minder gaan vliegen - dan hebben we daarmee iets gedaan dat heel sociaal is. 

Jan Mertens lid van de Denktank Oikos schreef dit artikel voor de doordenkers van Knack op 03/07/2019.

Published in Sociaal
Don't have an account yet? Register Now!

Sign in to your account